Het
blijft een vervreemdende gewaarwording, dat in de paastijd voorgelezen
wordt uit moeilijke hoofdstukken van het Johannes-evangelie. In kerkgebouwen
waar de kerkelijke Liturgie niet zo belangrijk is, kiest een voorganger
iets wat de mensen aanspreekt.
Alsof dat de maatstaf is. Is datgene wat ons aanspreekt ook dat waaraan wij echt
wat hebben...?
De liturgisten van de oudchristelijke Kerk hebben met veel fijngevoeligheid eenstemmigheid
bereikt over het voorlezen uit het Johannes-evangelie gedurende de paastijd.
Het is voor u en voor mij zó belangrijk, voor ons kerk-zijn en voor ons
geloof...
Om
meteen maar te erkennen: de evangelielezing van deze zondag Cantate
is helemaal niet zo blij.
Het is een deel van de afscheidsrede van Jezus, vlak voor zijn kruisigingsdood.
Er spreekt vertrouwen uit, maar ook weemoed en soms bedruktheid.
Hieruit mogen wij opmaken dat de vreugde van de paastijd geen verplichte stemming
in de Kerk is. De Liturgie van de Paastijd laat ruimte voor juist tégengestelde
stemmingen. Zou u met bedrukt gemoed in de Paasdienst zitten, dan wordt u dat
niet
verweten...
Wat veel belangrijker is: de mismoedigheid mag niet de overhand krijgen, hoeft
ook niet de overhand te krijgen. Het is daarom dat het Johannes-evangelie zo
belangrijk is.
Ja, dat Johannes-evangelie, daarmee wordt wat omgesold. De ene lezer gebruikt
het voor zijn dogmatiek, de ander voor zijn mystiek, de volgende haalt er allerlei
new-age gedachten uit, weer een ander haalt er een pastorale Jezus uit.
|
|
Pretendeert uw predikant nu te weten hoe het Johannes-evangelie moet worden
uitgelegd?
Nee, het gaat mij om de hoofdlijn. De aanpak om die hoofdlijn te zien lopen,
is eigenlijk niet zo moeilijk. We moeten gewoon de eerste regels in het oog
vatten. Bedenk, dat de schrijver vol was van zijn boodschap, nou, dan val je
wel met de deur in huis...
'In
den beginne was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord
was God,' zo begint het.
Het Woord is vlees geworden in de Christus Jezus.
'In het Woord was leven,' zo zegt één van die eerste teksten
ook.
Hier wordt de levende Heer verkondigd, Hij die het leven in zichzelf heeft,
ja, zelf het leven is, ook vóór zijn kruisigingsdood.
Dit betekent, dat de verkondiging van levende Heer altijd voorop gaat. Daarom
dat de vreugde der opstanding het overwicht moet hebben op onze eigen gemoedsgestalten
van verdriet of mismoedigheid.
'Vier uw vierdagen,' zo luidt de opdracht aan het oud-testamentische Israël,
en daar ging het om het vieren van de Hoogfeesten Pasen, het Wekenfeest (ons
huidige Pinksteren) en tenslotte het Loofhuttenfeest. 'Vier uw vierdagen!'
Nog steeds wordt die opdracht gericht aan u en mij, in de Kerk.
Ook als u vindt, dat u helemaal geen reden hebt om blij te zijn. Dan nog krijgt
u te maken met blijdschap en feest: dat hóórt bij het evangelie,
dat hóórt bij de Kerk!
Wordt
die blijdschap u dan opgedrongen? Zó negatief mag u het niet
zien. Die blijdschap wordt verkondigd, dáár gaat het
om, dat ze verkondigd wordt.
De Heere-God laat u het heil verkondigen. Vervolgens roept Hij meteen op om
blij te zijn en vreugde te bedrijven.
Het evangelie laat ook duidelijk horen, waaróm er reden tot blijdschap
is. Want het is verkondiging van heil dat als zekerheid buiten mij mag gelden.
Als het afhangt van hoe ú de evangelieverkondiging ervaart, dan staat
alles op losse schroeven.
Daarentegen hebben de apostelen en evangelisten ons iets te zeggen dat objectief
gepresenteerd wordt. Het is dát objectieve dat vreugdevol is, en grote
blijdschap inhoudt. Grote blijdschap! Dat zeiden de engelen al in de velden
van Bethlehem, toen zij de geboorte van Jezus Christus aankondigden: 'Zie,
ik verkondig u grote blijdschap!'
Dat
objectieve horen we ook bij Paulus in zijn brief aan de christenen te Rome:
'Wij weten, dat Christus, eenmaal opgewekt uit de doden, niet meer sterft,
de dood heerst niet meer over Hem.'
Zo wordt het ons aangezegd: niet de dood regeert, maar Christus!
Hierop is de blijdschap gefundeerd waartoe evangelisten en apostelen ons oproepen.
Betekent dit veel voor u, dan is de Liturgie de beste plaats en gelegenheid
om te blijven bij deze blijdschap. Daar is, zéker in dit kerkgebouw,
de Liturgie op gericht.
Wij doen hier weinig tot niets aan het experiment, we gebruiken vrijwel nooit
nieuwe, moderne teksten en vormen.
Jaar in jaar uit horen en gebruiken wij dezelfde psalmen, hoofdgebeden, schriftlezingen, én
de vaste woorden van de Geloofsbelijdenis.
Ze bevatten de kern waar het om gaat in het evangelie. Door die teksten te
herhalen, elk jaar opnieuw, gaat de strekking zich vasthechten in u en mij.
Door ze te zingen gaat dat nog beter. De melodieën dragen de teksten;
soms zijn er zulke sterke melodieën bij, dat ze van zichzelf al verkondiging
zijn.
We spreken niet voor niets van kerkmuziek. Het is een heel eigensoortige muziek,
met een eigen karakter, helemaal toegespitst op de verkondiging, de aanbidding,
de lofprijzing.
Zelf ben ik geen vakmusicus, maar afgaande op mijn gevoel durf ik wel enkele
uitspraken aan. Bijvoorbeeld dat de oude, 16de eeuwse psalmmelodieën tot
de beste kerkmuziek behoren die West-Europa heeft voortgebracht. Het gregoriaans
is nog ouder, en van meer zuidelijke afkomst. Ook die kerkmuziek houdt stand.
Daarom wacht ik nog af, of moderne, gospelachtige, evangelicale deunen het
zullen volhouden.
Echte
kerkmuziek staat in de lengte en de breedte van de traditie. De overlevering
van Gods wonderdaden in het verleden en heden. De maatstaf van waarachtigheid
en kracht is, of ze ons, als Gemeente van de Heer– of ze ons
bij het geloof bewaren.
Het geloof in de opgestane Heer, want de opstanding is het grootste wonder,
ver boven ons verstand.
In ons persoonlijke leven kunnen ook wonderen zijn, dat zijn dan gestalten
van opstanding. Als we het maar willen zien, die kleine vormen, maar toch voor
ons zo belangrijke gestalten van opstanding.
Daarin is de opgestane Heer met ons –
Zingen wij wederom een nieuw gezang, omdat Gods heil alle dagen nieuw is! Gezang
225