De HEER is God

 

De verkondiging op Zondag Cantate

Tekst: Psalm 98:1

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 24 april 2004


Op deze zondag Cantate wordt in de lutherse wereldkerk extra aandacht besteed aan liturgie en kerkmuziek.
Wij hebben een eredienst wier wortels liggen in de Rooms-katholieke Kerk. Sommigen van u zullen vast wel veel herkend hebben in de uitvaartliturgie van Paus Johannes Paulus 2.
Er zijn ook mensen die zonder blikken of blozen als commentaar ten beste gaven: ‘Dit was een hoop gedoe dat volstrekt niet van deze tijd is.' Dan denk ik: je moet maar durven, dit is juist een vorm van kerkelijke eredienst waarmee honderden miljoenen christenen over heek de wereld vertrouwd zijn.
Weer een andere benadering hoorde ik van de Utrechtse hoogleraar Herman Philipse, op de radio. Hij is bekend van geschriften over het atheïsme.
Hij zei dit: ‘Al die miljoenen aanhangers van de paus geloven in God, en ik vind dat verouderd. Mensen van deze tijd zouden mijns inziens niet in een God moeten geloven. Toch heb ik gefascineerd deze pauselijke uitvaart gevolgd.'
De interviewer toonde zich verbaasd en vroeg:
‘Hoe kunt u als atheïst dit Rooms-katholieke ritueel waarderen?' Toen kwam Philipse met een antwoord waarvan ik dacht: dit is belangrijk.
‘Mensen hebben behoefte aan ritueel, dat is van alle tijden. Je moet je indenken hoe de meeste mensen hun leven zien en hoe ze hun leven invullen. Zij hebben het gevoel: ik heb niet om het leven gevraagd. Ik ben als het ware in het diepe gesmeten. Wat is de dagelijkse praktijk? Allemaal kleine dingetjes doen, eigenlijk niks om je aan op te trekken. Het bestaan is plat. Wat is het dan een heerlijk gevoel wanneer een ritueel hebt waarmee je kunt uitstijgen boven dat platte bestaan.'
Het is een aantrekkelijke verklaring. Het is ook voor ons verleidelijk om hier de basis te vinden van onze Liturgie. Wij zouden dan in de kerk komen omdat we op zoek zijn naar verheffing, naar zingeving, naar verdieping ook.
Nee, zult u zeggen, wij geloven in God en daarom komen we hier. Maar is dat wezenlijk anders dan wat de modern-ongelovige mens zoekt in zijn/haar ritueel? De één noemt het ‘god,' de ander ‘de zin van mijn leven,' nog een ander heeft het over ‘de innerlijke rust,' of iemand richt zich juist naar buiten en zoekt inspiratie voor rechtvaardig gedrag in de samenleving.
Weet u wat op dit alles aan te merken is? Het is zo algemeen, het zijn waarden die van alle tijden zijn.
Mij steekt vooral dat plaatsen van ‘god' op één lijn met zingeving en zoeken naar rust of gerechtigheid.
Zijn die waarden uitwisselbaar? Kunnen we echt het ene vervangen door het andere en dan toch hetzelfde ritueel blijven onderhouden?
Laat me voorop stellen, dat ik het ritueel waardeer, met welke specifieke geestelijke vulling ook het aan mij verschijnt. In de Rooms-katholieke Kerk weten de geestelijken, dat de katholieke liturgie haar wortels heeft in het hofritueel van de Romeinse keizer.
De enige Nederlandse paus, Adrianus VI, zei eens dat het hem toescheen dat hij in Rome eerder de opvolger van Caesar dan van Petrus was.
Maar toch... Blijkbaar heeft de vroeg-christelijke Kerk geen probleem gehad met de her-invulling van het keizerlijke hofritueel.
Inderdaad kunnen we de bouwstenen van onze Eredienst terugvinden in de wereldgodsdiensten.
Iets heel anders is die inwisselbaarheid, dat wil zeggen, dat we op één lijn zouden kunnen zetten: god en spiritualiteit en rust en inspiratie en ga zo maar door. Dan zou de Liturgie der Kerk een voorbeeld van ritueel zijn. Het zou er dus niet meer toe doen, bij welke geloofs- of levensovertuiging wij betrokken zijn. Hier kan ik het eens zijn met de pasgekozen paus Benedictus XVI. Hij heeft vlak voor zijn verkiezing gewaarschuwd tegen het relativisme. Dat is de levensinstelling dat elk geloof en elke overtuiging even veel waard is en dat eigenlijk alle soorten godsdiensten op hetzelfde neer komen.
In deze Eredienst van zondag Cantate worden wij direct aan het begin bij de les gehouden. De antifoon luidt: ‘Zingt voor de Heer een nieuw lied!'
Let op het woordje ‘nieuw.' Vroeger heb ik u uitgelegd, dat met ‘nieuw' niet bedoeld wordt: iets dat helemaal onbekend was en we nu voor het eerst zingen. ‘Nieuw' verstaan wij vanuit de Heere-God zelf. ‘Gods goedertierenheden zijn elke morgen nieuw,' zegt de profeet Jeremia. Het zijn dezelfde barmhartigheden, en toch: elke morgen nieuw.
Daarom worden wij opgeroepen in de Liturgie: ‘Zingt voor de HeeR een nieuw gezang...!'
Ja, en dan staat de Heere-God niet op één lijn met onze inspiratie, onze zingeving, ons gevoel voor gerechtigheid.
Laat het zo zijn dat alle elementen en bouwstenen waarmee de christelijke godsdienst is opgebouwd, dat alles afkomstig is uit veel oudere godsdiensten – dan nog staat één geloofsgedachte daarboven: de belijdenis namelijk dat de Heer onze God is.

De heilige Naam gaat op unieke wijze vooraf aan alles en iedereen. Ook vooraf aan de wereldwijde overtuiging dat er een god is. Een overtuiging die het weer helemaal doet. In deze tijd komen honderdduizenden jongeren voor hun geloof in god uit.
Maar het kan niet zo zijn dat een god voorop gaat.
Wij belijden hier geen algemeenheden, maar de Vader van onze Heere Christus. Ook in de gewijde boeken van Israël – ons Oude Testament – staat een duidelijke belijdenis: ‘Hoor Israël, de Heer is onze God, de Heer is één !'
Voorop gaat de heilige Naam, en deze bepaalt ons geloof.
De Kerk in de eerste eeuw heeft dit voorop en dit vooraf recht gedaan. Zij verkondigde de Christus als openbaring van de Heere-God van Israël. Ook de Christus is de unieke en onvergelijkelijke mens, niet herleidbaar tot het mensdom dat uit de aarde aards is.
Het is omdat de Heere-God de ene en unieke is, dat wij worden opgeroepen: ‘Zingt voor de Heer een nieuw lied!'
Zijn barmhartigheden zijn elke morgen nieuw; dat kan omdat Hij de ene en unieke is.
In onze Liturgie bezingen wij dat, en zo is kerkmuziek dienstbaar aan de overlevering van Gods wonderdaden in het verleden en heden. De maatstaf van waarachtigheid en kracht is, of ze ons, als Gemeente van de Heer – of ze ons bij het geloof bewaren.
Het geloof in de opgestane Heer, want de opstanding is het grootste wonder, ver boven ons verstand.
In ons persoonlijke leven kunnen ook wonderen zijn, dat zijn dan gestalten van opstanding. Als we het maar willen zien, die kleine vormen, maar toch voor ons zo belangrijke gestalten van opstanding.
Daarin is de opgestane Heer met ons –
Zingen wij wederom een nieuw gezang, omdat Gods heil alle dagen nieuw is! Gezang 225

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE