Kol. 3 : 3 Want gij zijt gestorven,
en uw leven is verborgen met Christus in God.
Hierachter zit de zeer oude overtuiging, dat God achter de natuurlijke dood
en het natuurlijke leven zit, de gever van vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid
is, de grote regelaar, die het ene land een aardbeving stuurt en het
andere land een mooie suikerbietenoogst.
Op de zelfde manier kun je redeneren over leven en dood van mensen.
God zou dan aan de lopende band zitten te beslissen, wie er geboren
wordt en wie er dood gaat.
Er is een heel groot aantal gelovigen die zijn God dankbaar wanneer
er een kind in hun familie geboren wordt, maar bij het onverwachte
overlijden van een familielid zijn ze helemaal van de kaart. Eigenlijk
is dat raar: om ‘t ene wel graag te willen hebben en het andere
niet… terwijl u God voor allebei verantwoordelijk houdt.
Het blijft een merkwaardige houding jegens de Heere-God: vooral wanneer
een echtgenoot, kind of nauwe bloedverwant onverhoeds door de dood
ons ontvalt, dan kunnen we dat nauwelijks van God aanvaarden.
Máár! Zou het niet zo zijn, dat we het sterven van mensen
lós moeten zien van het werk van God? Anders gezegd: dat de
Heere-God niet verantwoordelijk
te houden is voor de dood van alle mensen? Kunnen we niet beter zeggen:
dood en leven worden geregeld door de natuur.
De dood hoort immers bij de natuur, want, als mensen aldoor bleven
leven, dan wordt het een onverantwoord overvolle aarde… ?
Luisteren wij misschien verkeerd naar bijbelteksten die zeggen dat
de Heere-God mensen
wegneemt uit dit leven?
Nu zal er iemand zeggen: ja maar wat heeft het dan voor zin om onze
overledenen te gedenken in de kerk. Is het dan alleen maar een zaak
van de natuur?
Het heeft wel degelijk zin, want wij denken op een gelovige manier
over onze doden, wij bezien hen van Gods kant uit.
Wij gedenken als Gemeente vandaag onze overledenen. De overledenen
hier samen gedenken, dat hóórt bij de Kerk.
Kerk-zijn is geen natuurlijk voortbrengsel van ons zelf. Het is de
H. Geest die Schepper van de Kerk is. Dat gaat verder en dieper dan
de gemeente zoals wij haar voor ogen hebben.
De overleden gelovigen horen er bij. De band tussen levenden en doden
wordt gelegd door Gods Geest.
Het is een uitvloeisel van de nieuwe geboorte die elke christengelovige
kent. Een geestelijke geboorte, een ander leven; dáárom
anders, omdat het niet zoals het natuurlijk leven is. Het is een leven
van verwachting, van gerichtheid op voltooiing, een arbeidzaam leven
omdat het gespitst is op de komst van de Heere-God
en de onthulling van zijn koningschap.
Bij het sterven van onze gelovigen is er al soort voltooiing. Een
voleindiging van hun sterfelijke leven, een voleindiging in God.
Van onze doden die in het geloof en in Christus gestorven zijn, mag
ik zeggen: toen zij stierven, was hun geestelijke geboorte voleindigd.
Wanneer christenen in de eerste eeuwen van onze jaartelling moesten
sterven voor hun geloof, werd hun martelaarsdood genoemd: de geboortedag.
Dus: op hun sterfdag was het nieuwe leven voldragen en werd het geboren.
Een geestelijke geboorte.
Christus heeft de dood overwonnen door de kracht van de H. Geest.
Door diezelfde kracht zijn ook onze gelovige overledenen in God voleindigd.
Opnieuw diezelfde kracht is het, die ons en onze gelovige gestorven
bijeenhoudt in een levensverband.
Voor God leven zij allen, zegt Jezus. Doden en levenden.
Dat leven, is dat hetzelfde als wanneer de wereld om u heen zegt:
‘Het leven gaat door' ?
Nee, zulk leven, dat is het niet.
De gemeente van Christus heeft iets beters te zeggen; zij kent een
ander leven. Een verborgenheid, waarvan de apostel Paulus zegt: ‘Gij
zijt gestorven, en uw leven is verborgen met Christus in God.'
Dit is een leven dat gestorven gelovigen en wij samen hebben. Het
is een verborgenheid, want pas in de toekomst zal het openbaar komen.
God zelf zal onthullen, welke zin ons bestaan gehad heeft; welk nut
ons geloof en onze hoop en onze liefde hebben gehad.
Zou hetgeen onze overlenen gedaan hebben, en al wat zij betekend
hebben, zou dat duurzaam zijn?
Van nieuw leven, uit de Geest, en van vruchten van dat nieuwe leven,
moeten wij zeggen: het is verborgen met Christus in God. Alle geloofsdaden
en heel de geloofskracht van onze overledenen, hun hele gelovige persoonlijkheid,
die gaan niet teloor; zij blijven !
Wanneer de Heere-God uw dierbare man of vrouw wegneemt, dan is niet
de grote levensbeschikker bezig geweest, iemand die volstrekt willekeurig
hier en daar mensen het leven beneemt.
Geloven wij dat de Heer werkzaam is, zijn Koningsregering te vestigen
op aarde, dan mogen wij ook geloven dat Hij levenden en overledenen
inschakelt in dit heilswerk. Allen leven zij voor Hem. Hij is de God
van de heilsgeschiedenis, ook onze overleden gelovigen werken mee
in de totstandkoming van Gods Rijksregering.
De Heere-God is geen
natuurgod, maar een God van de geschiedenis. Hij is Bevrijder die
geschiedenis met zijn volk ( Israël én de christelijke
Kerk) maakt, en die geschiedenis bereidt de komst van de nieuwe hemel
en de nieuwe aarde voor.
Ga eens na – en dit zeg ik vooral tot hen die een huwelijkspartner
of vader of moeder aan de dood hebben moeten afstaan – ga eens
na, wat uw overleden dierbare heeft bijgedragen aan geloof, hoop en
liefde! Dat zijn allemaal heilzame daden die de Heere-God
gebruikt. Heilzame bijdragen tot de komst van Gods Koningsregering.
Dit is niet afgelopen bij de dood van uw partner, uw vader of moeder
of andere dierbare. Die bevrijdingsgeschiedenis eindigt niet bij de
dood! In die geschiedenis werken ook onze gelovige overleden mee.
Gedachtenis van de overledenen is een werkelijk tegenwoordig stellen
van alles wat zij hebben gedaan, en betekend.
Dit is niet alleen nodig voor onze persoonlijke troost. Ook voor het
heil van deze aarde is hun gedachtenis onmisbaar.
Op deze slotzondag van het kerkelijk jaar staan wij stil bij de voleinding.
Hierop is onze hoop gericht, de voleinding, de volheid van de Schepping,
de definitieve verlossing.
We weten niet precies het hoe, maar dit mogen we geloven: onze overledenen
hebben een actief aandeel in de verlossing en vernieuwing.
Ja, nu al staan zij op verborgen manier ons terzijde in onze verwachting.
Sommigen van hen hebben maar weinig geluk in hun leven gekend. Maar
zij hoopten en geloofden.
Anderen hebben een prachtig leven gehad, maar dat was, ik zeg het
met respect, toch vaak naar eigen inschatting.
In de Kerk wordt ons verkondigd: het leven dat echt telt voor God,
is een schepping van zijn Geest.
Hoe uw leven ook verloopt, als u luistert naar de h. Schriften, dan
hoort u, dat de aarde nog onverlost is. Onze onvoltooidheid en de
onverlostheid van de aarde hangen samen. Het nieuwe leven is nog een
verborgenheid; verborgen met Christus, in God.
Om ons heen is een reusachtige onzichtbare menigte van overledenen.
Zij vergezellen ons op weg naar Gods toekomst.
Het is een grote wolk van getuigen, zoals de Hebreeën-brief zegt.
Mensen die de uiteindelijke bevrijding zelf niet meegemaakt hebben.
Toch zijn zij in het geloof gestorven. Hun leven is met Christus verborgen
in God. Daarom noemen wij hen heiligen.
Deze heiligen gedenken wij. Hen, die hier alles moesten loslaten,
maar nu geborgen zijn in God met het oog op zijn toekomst...
Over die heiligen zingen wij: gezang 103