'HEER ONTFERM U' BIDDEN

 

De verkondiging op Quinquagesima of zondag Esto Mihi

Lukas 18:38b,39b

 


preek in de Evagelisch-Lutherse Gemeente Dordrecht
op 10 februari 2002

Vandaag krijg ik een bepaald woord in de nbg-vertaling van het zondagsevangelie volgens Lukas niet over mijn lippen. Vooral ook omdat ik vind dat het niet aansluit bij de kerkelijke Liturgie. Immers, de heilige Schriften zijn in eerste instantie bedoeld om voor te lezen in de Liturgie.
Vandaag heb ik, net als in vorige jaren op deze zondag Esto Mihi, het gebed van de blinde Bartimeüs anders voorgelezen dan zoals het er staat in de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.
Daar op papier staat: Jezus, heb medelijden met mij. Een vertaling die niet fout is, maar in liturgisch opzicht tekortschiet.
In het Griekse origineel staat een uitdrukking die u allemaal kent. Eleèson staat daar, en dat kent u in Kyrië Eleison. Laten we dat niet lezen als 'Heer, heb medelijden met mij,' want die woorden zijn een te zwakke weergave van wat hier aan de orde is.

Medelijden hebben is een emotie die ons niet genoeg dichtbij brengt bij de lijdende, de rouwdragende of welke hulpeloze ook. Het blijft vaak bij dat gevoel, hoe eerlijk het ook is. Dan houdt medelijden ons wat de dáád betreft, te vaak op een afstand.
H
et woord 'medelijden' past daarom niet in de Liturgie, omdat we in de Liturgie gedenken en vieren dat de Heere-God in ontfermende liefde tot ons komt.
Hier hoort u al de betere vertaling, een die u wekelijks in de zondagse Eredienst in de mond mag nemen: Heere-God ontferm U.

Het is niet zomaar een woordenstrijd, of een woordenspel. Hier is aan de orde een wezenlijk onderdeel van de Liturgie - en dan bedoel ik zowel de Liturgie in het kerkgebouw als ook de Liturgie in de wereld, dat is de Dienst aan de mensen.

Vorige week hoorden wij Jezus een gelijkenis afsluiten, als volgt: 'Wie oren heeft om te horen, die hore.'
Laten we er op letten, hoe Jezus zélf ze toepast op zijn eigen leven. Hij heet niet voor niets 'leraar' en de twaalven heten 'discipelen,' leerlingen. Hier ligt de maatstaf: zetten we daarom Jezus in het middelpunt wanneer we willen weten hoe die woorden moeten worden toegepast. De woorden: 'Wie oren heeft om te horen die hore...'
Het Evangelie van deze zondag geeft duidelijk aan, wáárnaar Jezus hoort: hij hoort de noodkreet 'ontferm u over mij !'

 

Het is frappant dat dit gebeurt: ondanks die drukke mensenmassa rondom hem, hoort hij toch het roepen van de blinde Bartimeüs. Ja, dát is oren hebben. Natuurlijk bedoel ik niet dat Jezus uitzonderlijk scherpe oren had. Ook niet dat hij een allesweter was, op basis van een goddelijke natuur zoals oude dogmatiek wil verklaren.
Het luisteren van Jezus is een manier waarop de Heere-God zich openbaart.

De Christus Jezus hoort het kyrië eleison. Zo is hij de gestalte van de luisterende God van Israël. Hij is de God die zijn oor neigt tot de hulpeloze.

Daarom is het kyrië eleison een van de belangrijkste gebeden in de Liturgie. Twee woorden maar, meer is niet nodig. Denkt u vooral niet dat een gebed beter is wanneer het met omhaal van woorden wordt uitgesproken. Alsof het voor God noodzakelijk is dat u Hem uitgebreid informeert. Hoor het gebed van de blinde Bartimeüs: eleèson. Daarmee is uiteindelijk wat hem betreft alles mee gezegd. Of ons 'kyrië eleison'. Twee woorden, als gebed der Kerk. Alles wat u of ik meer zeggen, is voor ons bedoeld. Dit laatste zal ik u toelichten.
Het komt nog steeds voor dat kerkgangers in een lutherse Liturgie obligaat de ogen sluiten wanneer de voorganger met de voorbeden begint. Dit is natuurlijk niet verboden, maar het hoeft niet.
Wa
t er gebeurt er wanneer de voorbeden beginnen?
De voorganger brengt een bepaalde nood onder woorden, hij/zij noemt bijv. een bevolkingsgroep of een heel land dat geteisterd wordt door oorlog, rellen of rampen. Mij dunkt, daarbij moet u uw ogen wijd open houden. U staat midden in de wereld, en op dat moment, aan het begin van de voorbeden, wordt uw aandacht ook gericht op de nood van de wereld. Het zijn oproepen, vier of soms vijf stuks, om 'Heer ontferm U' te zeggen. Dat 'Heer ontferm U' is het eigenlijke gebed. Wat er aan voorafgaat zijn de oproepen daartoe, dat is een gebeuren tussen uw voorganger en u.
'Heer ontferm U' als gebed is zó belangrijk, want hier is aan de orde: de opdracht van de Kerk. De voorbede behoort tot de Dienst aan de wereld.

Misschien zegt iemand nu: 'Ja alles goed en wel, maar kom ik naar de kerk om opdrachten te krijgen? Waar is hier het Evangelie?'
Het Evangelie is zeker aanwezig, het staat achter de oproep tot de voorbede, het gebed 'Heer ontferm U'.
Want de Heer is een ontfermende God. Zo wordt de Allerhoogste verkondigd, als een God die zich ontfermt. Het is niet het pasklare antwoord dat hebberige of ongeduldige mensen verwachten. Maar het is een God die nabij is.
Zoals de Heere-God een God van nabij wil zijn voor alle bedroefden en bedrukten, zo wilde ook Jezus zijn. Hij is, zoals een kerklied luidt, hij is 'een zoon die op zijn vader lijkt.' Hij hoorde het korte gebed van de blinde Bartimeüs: 'Ontferm U!'

Mag een gebed wel opgezonden worden, als het geen roep om ontferming is?
Waarnaar hoort Jezus? Hij luistert naar de stem van de hulpeloze. In dat luisteren betoont hij zich een zoon van zijn hemelse Vader. De God van Israël ziet niet naar de sterke maar trekt zich het lot aan van de zwakke. Voor ons, 21ste eeuwse kerkgangers, erg belangrijk. Wie de God en Vader van onze Heer Jezus Christus aanroept, moet zich eerlijk afvragen: is dit een gebed om ontferming of moet ik toegeven: nee, eigenlijk is Hij daar de God niet voor, voor wat ik nu aan het bidden ben...

Van Bonhoeffer kunnen we leren, dat wij als moderne mensen leven, alsof er geen God is. Dit is géén negatieve, afkeurenswaardige zaak. Want de Allerhoogste geeft ons verantwoordelijkheid. Dat wil(de) uw vader in deze zichtbare wereld u ook geven: we noemen dat opvoeding. Verantwoordelijkheid die wij ook kunnen dragen. Op die manier spreken wij ook over ons leven in verhouding tot God. Maar dan moeten we ook leren luisteren met de oren van Jezus. Jezus hóórde, dwars door het feestgedruis rondom hem heen, het kyrië-roepen van een hulpeloze. Van een mens die geen raad weet met de eisen die de tijd hem stelt. Die niet mee kan met de moderne tijd. Mensen in onze samenleving die een grote muil opensperren en om geld vragen, die zijn mijns inziens niet zo hulpeloos. Maar wat is zwak en wie is zwak?
Voor hulpelozen, mensen die zich in alle oprechtheid hebben leren kennen als machtelozen, voor hen wil onze Heer een God zijn.
Zo zegt de evangelist dat de Christus Jezus is gekomen om te zoeken en te vinden wat verloren is.
Verlorenheid is er in allerlei soort en hoedanigheid. Gaan wij dat bij mensen stuk voor stuk beoordelen? Onze maatstaven die wij aanleggen, op basis van onze kennis, welvaart, geluk - die vertroebelen het juiste zicht. Wij kennen onszelf toch amper; kunnen wij van oszelf beoordelen waar wij machteloos staan?
Jezus in het Evangelieverhaal legt de enige juiste maatstaf aan: is de kyrië eleison roeper iemand die werkelijk machteloos is, gezonken in de benauwdheid, iemand die alleen nog op de Heere-God zich kan beroepen...?
Dát hoort de Christus, daartoe heeft hij oren gekregen en heeft die oren gescherpt om zulk roepen te horen.
Ieder die zich oprecht beroept op de Heer, die mag vertrouwen dat hij/zij gehoord wordt. Hoe, dat weten we niet, we kunnen het van te vóren niet uitleggen. Misschien gebeurt het via andere mensen, mensen met oren van het kaliber van die van Jezus, oren die het roepen om ontferming verstaan. Dat kan, want onze God is een ontfermende God die het gebed van de machteloze opmerkt.
Gez. 403

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE