We
hebben
in de
vier
Evangeliën
enkele
verhalen
over
twijfelaars.
Thomas,
één
van
Jezus
discipelen,
is het
bekendst.
Vandaag
horen
we over
de twijfel
van
een
voorloper
van
de Christus:
Johannes
de Doper.
Vroeger
al heb
ik u
uitgelegd,
dat
dit
verhaal
ons
niet
gegeven
is om
ook
eens
de minpunten
van
Johannes
de Doper
naar
voren
te halen.
Het
verhaal
is eigenlijk
óns
verhaal,
over
de twijfel
en aanvechting
van
de Gemeente
van
Christus.
Wordt
dan
nu aan
ons
ook
gezegd:
Blinden
worden
ziende
en lammen
wandelen,
melaatsen
worden
gereinigd
en doven
horen
en doden
worden
opgewekt
en armen
ontvangen
het
evangelie
–
? En
dat
terwijl
er onder
ons
nogal
wat
zieken
zijn,
en dan
zijn
er ook
leden
van
onze
Gemeente
gestorven...
Er
blijft
helemaal
niets
over
van
dit
evangelieverhaal,
als
we
het
gebruiken
als
een
toetssteen
voor
ons
evangelisch
gehalte.
We
kunnen
wel
inpakken,
om
zo
te
spreken.
Moeten
we
het
dan
zoeken
bij
genezingen?
Lid
worden
van
jonge
evangelikale
groepen
waar
genezingen
plaats
vinden?
Hier,
in
onze
gemeente,
gebeuren
geen
wonderen
en
tekenen...
Dus
wat
doen
wij
hier
dan
eigenlijk...
Wat
wij
hier
doen?
Wij
horen
het
Evangelie
van
Christus;
daarmee
moet
kerkelijk
leven
altijd
beginnen.
Eerst
goed
luisteren,
en
het
zou
wel
eens
héél
anders
kunnen
zijn
dan
we
aanvankelijk
dachten.
Johannes
de
Doper
doet
dat
ook,
ondanks
zijn
twijfel.
Hij
kan
niks
zien
–
net
als
wij,
wij
zien
toch
ook
niks.
Maar,
zegt
de
evangelist
Mattheus,
‘Johannes
hoorde
in
de
gevangenis
de
werken
van
de
Christus.'
Twijfelt
hij
dan
nog,
wat
moet
hij
dan
doen?
Dat
komt
bij
Christus
zelf
vandaan,
in
diens
antwoord:
hij
moet
opnieuw
luisteren
naar
de
discipelen;
en
de
woorden
die
Johannes
te
horen
krijgt,
komen
uit
het
profetenboek
Jesaja,
uit
maar
liefst
zeven
hoofdstukken,
een
samenstelling.
‘Blinden
worden
ziende
en
lammen
wandelen,
melaatsen
worden
gereinigd
en
doven
horen
en
doden
worden
opgewekt
en
armen
ontvangen
het
evangelie.'
We
horen
deze
woorden
met
oren
als
van
Johannes.
Die
zieken,
en
ook
de
doden
en
de
armen,
die
horen
bij
elkaar
als
woorden
uit
de
bijbel
van
Johannes.
We
halen
ze
niet
uit
elkaar.
Let
ook
op
de
volgorde,
die
is
een
sleutel
voor
het
verstaan.
Maar
hoe
dan?
Blinden,
lammen,
melaatsen,
doven,
en
dan
daarná,
dat
lijkt
een
heel
nieuwe
soort:
de
doden,
om
dan
te
sluiten
met
weer
heel
anderen:
de
armen.
Die
volgorde
lijkt
onlogisch,
maar
is
het
niet.
Het
is
een
bijbelse
volgorde.
Het
beste
is,
te
beginnen
bij
de
láátste
soort:
bij
de
armen.
Doet
u
dat
niet,
dan
slaat
die
volgorde
helemaal
nergens
op.
Hoort
u
maar:
van
diverse
zieken
gaat
het
naar
de
doden,
een
flinke
stap
verder,
zogezegd;
maar
als
daarna
de
armen
komen,
dan
zou
dat
een
terugval
zijn...
naar
ons
gevoel
dan.
Naar
ons
gevoel
een
terugval...?
Dit
komt
omdat
we
het
woord
‘armen'
nemen
in
de
modern-westerse
zin.
Mensen
met
schulden,
een
lage
uitkering,
of
mensen
in
ontwikkelingslanden
levend
op
een
bestaansminimum.
Natuurlijk
zijn
zij
arm,
maar,
armen
in
de
Joodse
Bijbel,
wat
wij
Oude
Testament
noemen,
hebben
er
een
dimensie
bij.
De
armen
in
het
bijbelse
Israël
zijn
de
hulpelozen,
zij
die
altijd
het
slachtoffer
zijn.
Slachtoffer,
want
ze
kunnen
zichzelf
niet
bevrijden.
Zij
zitten
klem
en
begrijpen
het
niet.
Zij
hebben
in
geen
enkel
opzicht
de
middelen
om
er
boven
op
te
komen.
Geen
middelen
van
bestaan,
maar
ook
een
slechte
gezondheid
en
een
gemankeerde
ontwikkeling.
Geen
netwerk
van
vriendjes
om
daar
voordeel
uit
te
slepen.
Slecht
ter
tale,
niet
bij
machte
de
pen
te
voeren.
In
de
bijbeltaal
heten
zij
tezamen
‘de
schare.'
Zij
zijn
de
armen
aan
wie
het
evangelie
van
Gods
komende
koningsregering
wordt
verkondigd.
Die
is
voor
hen
in
het
bijzonder.
Zulke
mensen
heten
in
de
h.
Schriften
herhaaldelijk
‘de
doden.'
Mensen
die
in
de
dood
liggen,
of,
om
een
Adventsuitdrukking
te
gebruiken:
gezeten
zijn
in
schaduw
des
doods.
Het
zijn
de
slaven,
de
ballingen,
de
weduwen,
de
wezen.
Dat
zijn
allemaal
mensen
die
in
de
dood
liggen,
de
doden,
zij
die
in
de
invloedssfeer
van
de
dood
zijn.
De
profeet
Jesaja
doet
beloften
aan
dezulken:
de
Advent,
de
naderkomst
van
de
knecht
van
de
Heer.
De
knecht
van
de
Heer
zal
het
geknakte
riet
oprichten
en
de
walmende
vlaspit
helder
doen
schijnen.
Hij
zal
blinde
ogen
openen
en
gevangenen
uit
de
kerker
leiden,
zij
die
gezeten
zijn
in
de
schaduw
des
doods
zal
Hij
doen
herleven;
de
Profeet
Jesaja
staat
er
vol
van.
Jezus
zegt:
de
doden
worden
opgewekt
en
de
armen
ontvangen
het
Evangelie.
Dat
komt
op
hetzelfde
neer,
de
volgorde
is
veelzeggend.
Ziekten
zijn
eigenlijk
een
kwalijk
gevolg,
een
boze
vrucht
van
deze
bedorven
eeuw.
Zo
wordt
zichtbaar
en
voelbaar
dat
deze
wereld
in
het
boze
ligt.
Christus
zegt:
‘Ik
heb
de
wereld
overwonnen.'
Ten
teken
daarvan
worden
zieken
genezen,
doden
opgewekt
en
aan
armen
het
evangelie
verkondigd.
Het
zijn
tekenen
van
een
nieuwe,
een
andere
werkelijkheid,
de
wereldeeuw
die
komt.
Maar
wij
twijfelen.
Dat
sluit
aan
bij
de
oude
evangelielezing
vandaag,
de
Kerk
van
het
Westen
kent
al
eeuwen
lang
déze
evangelielezing
op
deze
zondag,
Gaudete.
Johannes
de
Doper
is
ook
in
de
gevangenis
degene
die
hij
voor
het
volk
Gods
was:
een
verkondiger,
een
voorganger,
iemand
die
het
volk
wees
op
een
andere
werkelijkheid,
de
werkelijkheid
van
de
Heere-God
die
kómt
in
onze
werkelijkheid.
Ook
zó
is
Johannes
een
model
van
het
volk
Gods
in
de
verdrukking
en
in
zijn
twijfels.
Hij
is
nu
zelf
een
van
die
armen,
hij
is
een
als
een
dode
die
gezeten
is
in
schaduw
des
doods.
Zijn
gezondheid
zal
hij
verliezen
wanneer
hij
al
te
lang
in
die
kerker
zitten
moet.
Hij
krijgt
te
horen:
‘Blinden
worden
ziende
en
lammen
wandelen,
melaatsen
worden
gereinigd
en
doven
horen,
doden
worden
opgewekt
en
armen
ontvangen
het
evangelie!'
Dat
gebeurt
allemaal
door
de
gaven
en
krachten
die
de
Christus
ontvangen
heeft.
Tekenen
die
naar
de
komst
van
het
Rijk
Gods
verwijzen.
Hij
hoeft
niet
te
twijfelen
aan
de
Christus.
Maar
hééft
Johannes
wat
aan
dit
antwoord?
Had
hij
in
deze
tijd
geleefd,
dan
had
hij
misschien
in
zijn
cel
voor
de
televisie
gezeten;
op
de
buis
had
hij
gezien,
in
hoevele
landen
zoveel
mensen
een
gewelddadige
of
onverhoedse
dood
sterven,
hoeveel
besmettelijke
ziekte
en
natuurrampen
er
nog
zijn.
En
dan
had
hij
vast
gezegd:
‘Maar
die
paar
genezingen
door
Jezus
verricht,
wat
is
dat
nou,
vergeleken
bij
al
die
ellende?'
Hier
zit
als
het
ware
een
model
van
het
volk
Gods
in
de
kerker.
Die
twijfel,
dat
vragen,
het
zijn
onze
twijfels,
onze
vragen...
Welk
antwoord
krijgt
Johannes?
Hij
moet
luisteren
naar
de
tekenen
van
genezing
die
Jezus
verricht.
Nee,
nee,
Johannes,
niet
zeggen
dat
die
genezingen
maar
een
druppel
op
een
gloeiende
plaat
zijn.
Dat
doet
het
werk
van
Jezus
tekort.
Neem
geen
aanstoot
aan
Hem
die
ze
verricht.
Natuurlijk
heffen
die
genezingen
van
Jezus
maar
een
fractie
op
van
al
het
leed
dat
in
zijn
tijd
op
de
mensen
drukte.
Jezus
heeft
niet
alle
zieken
in
zijn
tijd
genezen.
Wat
Hij
wel
gedaan
heeft,
waren
tekens.
Een
teken
wijst
naar
iets
anders,
en
om
dat
andere
gaat
het!
Een
toekomst
waarop
Johannes
en
Jezus
samen
hoopten!
Stel
u
die
kerker
voor
waarin
Johannes
opgesloten
zit.
Hoe
konden
de
boodschappers
van
Jezus
met
hem
praten?
Waarschijnlijk
door
de
spijlen
van
een
klein
kerkerraam
dat
uitzag
op
de
buitenwereld.
De
wonderen
en
tekens
van
Jezus
komen
als
het
ware
als
lichtstraaltjes
binnen
in
de
duisternis
van
de
kerker.
Lichtpuntjes,
afkomstig
van
die
reusachtige,
onvoorstelbaar
grote
bron
van
licht...
.
Zo
is
Advent,
zusters
en
broeders.
Wij
zien
uit
naar
de
komende
Christus
als
naar
een
stralend
licht
–
maar
zien
nog
maar
een
lichtpuntje.
Zoals
de
drie
wijzen
uit
het
Oosten
die
door
een
ster
werden
geleid.
Wat
zijn
uw
lichtpuntjes?
Sommigen
van
u
dragen
verdriet
en
tegenslag.
Maar
het
bestaat
niet
dat
er
in
uw
leven
geen
goede
gebeurtenissen
zijn,
mooie
dingen
waarvan
u
zeggen
kunt:
die
helpen
mij
er
weer
boven
op,
die
maken
voor
mij
het
leven
de
moeite
waard
om
verder
te
gaan.
Zo
moesten
de
tekenen
en
wonderen
van
Jezus
functioneren
voor
Johannes
in
de
gevangenis.
Zo
zijn
er
ook
voor
u
de
kleine
wonderen,
kleine
tekens
als
vingerwijzingen
naar
de
toekomst
van
Christus.
Toekomst,
bijzonder
woord
is
dat:
daarin
zit
toekomen,
naderbij
komen
–
Advent!
De
goede
en
mooie
dingen
in
uw
leven
mogen
de
lichtpuntjes
zijn
die
verwijzen
naar
de
grote
bron
van
Licht,
het
Licht
dat
de
Heere-God
zelf
is.
Zie
het
eens
zó,
zusters
en
broeders,
dat
uw
leven
een
onderdeel
mag
zijn
van
Gods
voorbereidingen
tot
de
komst
van
zijn
koningsregering.
Wat
zou
het
verrijkend
en
vertroostend
zijn,
als
u
uw
leven
verbindt
met
Gods
regering
over
de
machten
van
deze
wereldeeuw.
Zo
heeft
Johannes
in
de
gevangenis
het
moeten
leren
uit
de
boodschap
die
hij
van
Jezus
kreeg.
Gezang
26