Zieken, doden, armen !

 

De verkondiging op Zondag Gaudete

armen wordt het evangelie verkondigd.

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 12 december 2004


Matth. 11:2-10
We hebben in de vier Evangeliën enkele verhalen over twijfelaars. Thomas, één van Jezus discipelen, is het bekendst. Vandaag horen we over de twijfel van een voorloper van de Christus: Johannes de Doper.
Vroeger al heb ik u uitgelegd, dat dit verhaal ons niet gegeven is om ook eens de minpunten van Johannes de Doper naar voren te halen. Het verhaal is eigenlijk óns verhaal, over de twijfel en aanvechting van de Gemeente van Christus.
Wordt dan nu aan ons ook gezegd: Blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie – ? En dat terwijl er onder ons nogal wat zieken zijn, en dan zijn er ook leden van onze Gemeente gestorven...

Er blijft helemaal niets over van dit evangelieverhaal, als we het gebruiken als een toetssteen voor ons evangelisch gehalte. We kunnen wel inpakken, om zo te spreken. Moeten we het dan zoeken bij genezingen? Lid worden van jonge evangelikale groepen waar genezingen plaats vinden? Hier, in onze gemeente, gebeuren geen wonderen en tekenen... Dus wat doen wij hier dan eigenlijk...

Wat wij hier doen? Wij horen het Evangelie van Christus; daarmee moet kerkelijk leven altijd beginnen. Eerst goed luisteren, en het zou wel eens héél anders kunnen zijn dan we aanvankelijk dachten.
Johannes de Doper doet dat ook, ondanks zijn twijfel. Hij kan niks zien – net als wij, wij zien toch ook niks.
Maar, zegt de evangelist Mattheus, ‘Johannes hoorde in de gevangenis de werken van de Christus.'
Twijfelt hij dan nog, wat moet hij dan doen? Dat komt bij Christus zelf vandaan, in diens antwoord: hij moet opnieuw luisteren naar de discipelen; en de woorden die Johannes te horen krijgt, komen uit het profetenboek Jesaja, uit maar liefst zeven hoofdstukken, een samenstelling.
‘Blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie.'
We horen deze woorden met oren als van Johannes.

Die zieken, en ook de doden en de armen, die horen bij elkaar als woorden uit de bijbel van Johannes.
We halen ze niet uit elkaar. Let ook op de volgorde, die is een sleutel voor het verstaan. Maar hoe dan?
Blinden, lammen, melaatsen, doven, en dan daarná, dat lijkt een heel nieuwe soort: de doden, om dan te sluiten met weer heel anderen: de armen.
Die volgorde lijkt onlogisch, maar is het niet. Het is een bijbelse volgorde.

Het beste is, te beginnen bij de láátste soort: bij de armen. Doet u dat niet, dan slaat die volgorde helemaal nergens op. Hoort u maar: van diverse zieken gaat het naar de doden, een flinke stap verder, zogezegd; maar als daarna de armen komen, dan zou dat een terugval zijn... naar ons gevoel dan.
Naar ons gevoel een terugval...? Dit komt omdat we het woord ‘armen' nemen in de modern-westerse zin.
Mensen met schulden, een lage uitkering, of mensen in ontwikkelingslanden levend op een bestaansminimum. Natuurlijk zijn zij arm, maar, armen in de Joodse Bijbel, wat wij Oude Testament noemen, hebben er een dimensie bij.

De armen in het bijbelse Israël zijn de hulpelozen, zij die altijd het slachtoffer zijn. Slachtoffer, want ze kunnen zichzelf niet bevrijden. Zij zitten klem en begrijpen het niet. Zij hebben in geen enkel opzicht de middelen om er boven op te komen. Geen middelen van bestaan, maar ook een slechte gezondheid en een gemankeerde ontwikkeling. Geen netwerk van vriendjes om daar voordeel uit te slepen. Slecht ter tale, niet bij machte de pen te voeren.
In de bijbeltaal heten zij tezamen ‘de schare.'
Zij zijn de armen aan wie het evangelie van Gods komende koningsregering wordt verkondigd. Die is voor hen in het bijzonder.
Zulke mensen heten in de h. Schriften herhaaldelijk ‘de doden.' Mensen die in de dood liggen, of, om een Adventsuitdrukking te gebruiken: gezeten zijn in schaduw des doods. Het zijn de slaven, de ballingen, de weduwen, de wezen. Dat zijn allemaal mensen die in de dood liggen, de doden, zij die in de invloedssfeer van de dood zijn.
De profeet Jesaja doet beloften aan dezulken: de Advent, de naderkomst van de knecht van de Heer.
De knecht van de Heer zal het geknakte riet oprichten en de walmende vlaspit helder doen schijnen. Hij zal blinde ogen openen en gevangenen uit de kerker leiden, zij die gezeten zijn in de schaduw des doods zal Hij doen herleven; de Profeet Jesaja staat er vol van. Jezus zegt: de doden worden opgewekt en de armen ontvangen het Evangelie. Dat komt op hetzelfde neer, de volgorde is veelzeggend.

Ziekten zijn eigenlijk een kwalijk gevolg, een boze vrucht van deze bedorven eeuw. Zo wordt zichtbaar en voelbaar dat deze wereld in het boze ligt.
Christus zegt: ‘Ik heb de wereld overwonnen.' Ten teken daarvan worden zieken genezen, doden opgewekt en aan armen het evangelie verkondigd.
Het zijn tekenen van een nieuwe, een andere werkelijkheid, de wereldeeuw die komt.

Maar wij twijfelen. Dat sluit aan bij de oude evangelielezing vandaag, de Kerk van het Westen kent al eeuwen lang déze evangelielezing op deze zondag, Gaudete.
Johannes de Doper is ook in de gevangenis degene die hij voor het volk Gods was: een verkondiger, een voorganger, iemand die het volk wees op een andere werkelijkheid, de werkelijkheid van de Heere-God die kómt in onze werkelijkheid.
Ook zó is Johannes een model van het volk Gods in de verdrukking en in zijn twijfels.
Hij is nu zelf een van die armen, hij is een als een dode die gezeten is in schaduw des doods. Zijn gezondheid zal hij verliezen wanneer hij al te lang in die kerker zitten moet. Hij krijgt te horen: ‘Blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie!' Dat gebeurt allemaal door de gaven en krachten die de Christus ontvangen heeft. Tekenen die naar de komst van het Rijk Gods verwijzen. Hij hoeft niet te twijfelen aan de Christus.
Maar hééft Johannes wat aan dit antwoord?

Had hij in deze tijd geleefd, dan had hij misschien in zijn cel voor de televisie gezeten; op de buis had hij gezien, in hoevele landen zoveel mensen een gewelddadige of onverhoedse dood sterven, hoeveel besmettelijke ziekte en natuurrampen er nog zijn. En dan had hij vast gezegd: ‘Maar die paar genezingen door Jezus verricht, wat is dat nou, vergeleken bij al die ellende?'
Hier zit als het ware een model van het volk Gods in de kerker. Die twijfel, dat vragen, het zijn onze twijfels, onze vragen...

Welk antwoord krijgt Johannes? Hij moet luisteren naar de tekenen van genezing die Jezus verricht. Nee, nee, Johannes, niet zeggen dat die genezingen maar een druppel op een gloeiende plaat zijn. Dat doet het werk van Jezus tekort. Neem geen aanstoot aan Hem die ze verricht.
Natuurlijk heffen die genezingen van Jezus maar een fractie op van al het leed dat in zijn tijd op de mensen drukte. Jezus heeft niet alle zieken in zijn tijd genezen. Wat Hij wel gedaan heeft, waren tekens. Een teken wijst naar iets anders, en om dat andere gaat het! Een toekomst waarop Johannes en Jezus samen hoopten!
Stel u die kerker voor waarin Johannes opgesloten zit. Hoe konden de boodschappers van Jezus met hem praten? Waarschijnlijk door de spijlen van een klein kerkerraam dat uitzag op de buitenwereld.
De wonderen en tekens van Jezus komen als het ware als lichtstraaltjes binnen in de duisternis van de kerker. Lichtpuntjes, afkomstig van die reusachtige, onvoorstelbaar grote bron van licht... .
Zo is Advent, zusters en broeders. Wij zien uit naar de komende Christus als naar een stralend licht – maar zien nog maar een lichtpuntje. Zoals de drie wijzen uit het Oosten die door een ster werden geleid.
Wat zijn uw lichtpuntjes? Sommigen van u dragen verdriet en tegenslag. Maar het bestaat niet dat er in uw leven geen goede gebeurtenissen zijn, mooie dingen waarvan u zeggen kunt: die helpen mij er weer boven op, die maken voor mij het leven de moeite waard om verder te gaan.
Zo moesten de tekenen en wonderen van Jezus functioneren voor Johannes in de gevangenis. Zo zijn er ook voor u de kleine wonderen, kleine tekens als vingerwijzingen naar de toekomst van Christus. Toekomst, bijzonder woord is dat: daarin zit toekomen, naderbij komen – Advent!

De goede en mooie dingen in uw leven mogen de lichtpuntjes zijn die verwijzen naar de grote bron van Licht, het Licht dat de Heere-God zelf is.
Zie het eens zó, zusters en broeders, dat uw leven een onderdeel mag zijn van Gods voorbereidingen tot de komst van zijn koningsregering.
Wat zou het verrijkend en vertroostend zijn, als u uw leven verbindt met Gods regering over de machten van deze wereldeeuw. Zo heeft Johannes in de gevangenis het moeten leren uit de boodschap die hij van Jezus kreeg. Gezang 26

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE