DE MORGENSTER BEMOEDIGT

 

De verkondiging op Zondag Gaudete

Tekst: Openbaring 22:16bb*)

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 16 december 2007


Gemeente, Advent is een tijd van verwachting. Wij gedenken en vieren het komen van de Heer.
Elk van ons zal wel eens een moment gehad hebben waarop hij/zij zich afvraagt: wat doe ik eigenlijk wanneer ik in de Kerk Advent vier? En wat heeft dat alles dat te maken met mijn dagelijkse leven?
Laten we eerlijk zijn, er is zondermeer een groot onderscheid tussen ons gewone bestaan, en het reusachtige nieuws dat Advent inhoudt.
Kijk naar Johannes de Doper in de gevangenis; die heeft ook te lijden onder dat verschil.
Eerst een hooggestemde boodschap waardoor de horders zouden kunnen ervaren dat de Heere-God als het ware al halverwege is ...
Maar dan de ruwe werkelijkheid van alledag, dat je ineens in de gevangenis zit.
Johannes kan het amper verwerken.
Zo kan het ook voor ons moeilijk worden.
Wat hebben wij dan nodig om ons vertrouwen opnieuw te laten groeien?
Er is als het ware geestelijk voedsel nodig. Dat voedsel wordt ons aangereikt in onze Liturgie.
We kunnen denken aan de Sacramenten, maar vandaag stel ik u iets voor, dat min of meer vooráf gaat aan de Sacramenten.
Bijzondere woorden en dingen uit de wereld om ons heen die we gebruiken om ons een voorstelling te maken van dat allesovertreffende heil van God.
Deze bijzondere woorden en dingen zijn symbolen en metaforen; de symbolen en de metaforen die in onze heilige Schriften staan, maar ook in het geestelijk leven her en der in de wereld gevonden worden.
Wat is een metafoor?
U weet dat ik zelden vreemde woorden gebruik in de preek. Soms is er wel één nodig, zoals dat woord metafoor. Het wil zeggen, dat ik iets wat ik geloof, overdraag naar iets dat ik ken en zien kan.
Onze hele Liturgie zit er vol van, van beelden, symbolen en metaforen waarmee wij ons geloof als het ware kunnen uitbeelden.
Op zondag Gaudete, III Advent, is belangrijk: de metafoor van de ster. Daarover gaat het nu.
Stralende ster

Wanneer u 's avonds laat of 's nachts bij heldere hemel buiten loopt, kijkt u dan ook omhoog? Ziet u de sterrenhemel? Vindt u daar dan ook iets van? Krijgt u er een gevoel bij, bijvoorbeeld van kleinheid, of van verwondering, of van nieuwsgierigheid?
Alles wel, denk ik, maar niet wat een oud-oosters mens, in de tijd van profeten en apostelen, er nog bij had in zijn overtuiging.
Ja, overtuiging, niet schoolkennis die wij opgedaan hebben. Onze schoolkennis is minder, vergeleken met de rijke verbeeldingskracht van de oude oosterling. Deze mensen zagen in elke ster een godheid.
U weet wel dat Israëls profeten dit als bijgeloof veroordeelden, maar nooit hebben zij de verbeeldingskracht zelf definitief opgeruimd.

Laat me u een voorbeeld geven uit de lutherse kerkhervorming, om te u te laten horen dat die verbeeldingskracht er nog was.
Omgang met zon, maan en sterren op een manier die je bij Luther en Melanchton niet zou verwachten.

De Augsburgse confessie, onze Geloofsbelijdenis, werd voor het eerst uitgesproken op 25 juni 1530 om drie uur 's nachts. Een merkwaardig tijdstip voor het uitbrengen van een officiële geloofsbelijdenis. De reden lag in de stand van de planeten.
De schrijver van de Geloofsbelijdenis, Luthers vriend en collega Philippus Melanchton, had daarom dit tijdstip gekozen.
Melanchton doceerde astrologie aan de universiteit. Hij zag de stand van de planeten tussen de sterren als een afspiegeling van de wil van God. God regelde de stand van de planeten en de planeten beïnvloedden op hun beurt de lotgevallen van de mensen op aarde. Voor Melanchton was de astrologie een volwaardige wetenschap op wiskundige basis en een gave van God, die de mens niet mocht verwaarlozen.
Luther stond tweeslachtig tegenover astrologie. Enerzijds vond hij dat men zijn tijd beter kon besteden dan aan sterrenwichelarij, anderzijds vond hij het wel boeiend. Hij werkte met een uitgever aan een veel gebruikt astrologisch werk uit dat stamde uit een voorgaande eeuw.
Geleidelijk verdween de astrologie uit de lutherse kerk.

Vermoedelijk zal niemand hier Melanchton willen volgen in de beoefening van de sterrenwichelarij.
Veroordelen doen we hem ook niet. Daarvoor was hij toch te zeer een bijbelse theoloog. Hij beaamde de scherpe woorden van Israëls profeten. Hij moest, mét hen, niets hebben van godheden in de vorm van sterren.

Die sterrenwichelarij was bijgeloof, dat wel, maar laat ik er ook een positieve kant van naar voren halen.
Ik denk aan de aandacht die de kerkhervormers hadden voor de symboliek, voor het spreken in beelden en metaforen. Daarvoor is verbeeldingskracht nodig en die werd in het bijzonder gevoed door de rijkdommen in de heilige Schriften.
De symbolen en metaforen waren er niet om allerhande buitenissigheden mee te presenteren. In de prediking worden zij enkel ter ere van de Heere-God van Israël aangewend.

Laten we op deze Derde zondag in de Advent vooral eens kijken naar de sterren, die symbolen ter ere van God.
Let op de veelvoorkomende eretitel van de Heer : ‘de God der machten'. ‘Heirscharen', ‘legermachten' lazen we vroeger, maar dat is eenzijdig. Het zijn de engelen in grote aantallen óf het zijn de ontelbare sterren aan de hemel. Die sterren zijn dus geen godheden, maar dienaren van de Allerhoogste.
Hetzelfde kan worden gezegd van de zon en de maan. Bij de oude oosterse volkeren: goden waartegen met ontzag, huiver en soms angst opgekeken werd.
In het Israël van de bijbel waren ook zij lichten aan het firmament die niet meer dan dienaren waren. Of wacht, méér nog wel: ter ere van de Heere-God hun taak verrichten en tot gemak van ons mensen.
In onze Nederlandse taal bestaat een oud woord om hem aan te duiden: hemellichamen. Geen goden, hemellichamen.

Nog even terug naar die wandeling waarmee ik de preek begon. We doen het anders, we gaan bij het vallen van het nachtelijk duister naar buiten – of juist heel vroeg, dat kan ook, wanneer het daglicht aanbreekt.
Soms is er geen maan, en de zon is dan helemaal niet zichtbaar. De sterren zijn bleek, sommige kunt u al nauwelijks meer zien. Toch is er één lichtpunt dat in helderheid en zichtbaarheid overal boven uit komt.
Het is dit lichtpunt dat al eeuwen lang een naam draagt: ‘de morgenster'. De morgenster is eigenlijk geen ster, maar een planeet: de planeet Venus.
Het licht daarvan wordt sterker wanneer de nacht ten einde loopt. Die planeet staat zeer dicht bij de zon, en weerkaatst de zonnestralen. Bij het opklimmen van de zon van achter de horizon, wordt de morgenster helderder.
Dit is de sfeer van deze roze Zondag. Het paars weerkaatst het witte feestlicht, en het wordt roze.
Het licht is steeds sterker aan het worden. De duisternis is wijkende. Zo beleven wij de Advent, in de zekerheid van Christus' geboorte.

Wij roepen om licht, juist op deze Zondag Gaudete; verheugt u, betekent deze term. Wij roepen om een komst die zeker is, een verwachting die is vervuld en wordt vervuld. Vandaar de oproep: ‘Verheugt u !'
Daarom wordt vandaag het sobere paars verlicht tot rose.
Al deze metaforen en symbolen zijn erg zinvol. Ze helpen ons, de toekomstverwachting in beeld te brengen.

Is het duister in uw leven, laat dan het kleinste sprankje hoop versterkt worden door de metafoor van de opgaande zon. Die verdrijft de duisternis van de wereld en zo ook uit uw leven.
Het is de oriënt, de opgaande zon.
De profeet Jesaja spreekt hier en daar over het licht dat straalt over hen die wonen in een land van diepe duisternis. Het frááiste beeld komt bij de profeet Maleachi vandaan: de Heer zegt: ‘Over u, die mijn Naam eerbiedigt, zal de zon der gerechtigheid opgaan.'

De komende Christus wordt door apostelen, en evangelisten genoemd: het licht der wereld.
Hij is het licht dat opgegaan is over de volkeren-
wereld die vertoeft in het duister. Daarom luidt de oriënt-antifoon: o Oriënt, glans van het eeuwige licht, en zon der gerechtigheid, kom, en verlicht hen die zitten in de duisternis en schaduw des doods.
Het einde zal zijn dat de zon blinkend wit opgaat. Dat is de eigenlijke komst van de Messias.

Zo kan nu de Christus Jezus zon der gerechtigheid worden genoemd, het licht der wereld. Voor ons, in de volkerenwereld, geldt de verkondiging, dat hij het duister van de wereldnacht aan het verdrijven is. Hij is onze Oriënt, en vandaar: onze oriëntatie.
De zon is nog aan het opkomen, en de stille, vaste ster, de morgenster, is daarvan de zekerheid – Zingen wij hiervan gez. 483

*)  vgl. II Petrus 1:19

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE