Of het in
elke lutherse Gemeente het geval is, weet ik niet, maar overal waar ik
in ons kerkgenootschap tot dusver een Avondmaalsdienst geleid heb, was
het zo:
brood en wijn stonden al voordat de Dienst begon, op het altaar.
Is dit zo om een bepaalde reden, of is het eenvoudigweg gemakkelijk 'dat
alles er al staat'...?
In de kerkenraadsvergadering hebben we ons gerealiseerd, dat we zo van
ons altaar
een buffet maken. Het is beter om de ouwels en de wijn samen met de ingezamelde
gaven op het altaar te zetten. Dit gebruik is zeer oud, het gaat terug
tot de Oud-christelijke Kerk.
In Rooms-katholieke - en andere kerkgebouwen waar de Liturgie een klassieke
vormgeving heeft, staan de ouwels en de wijn gereed op de credens (credenza,
Italiaans voor diensttafel). Dit gebruik gaat terug tot in de Middeleeuwen,
dus Luther moet het hebben gekend. Als we de idee vermijden dat de Gemeente
brood en wijn in een soort offergang aanbiedt aan de Heer,
dan kan ook in een lutherse Eredienst het aanbrengen van de gaven een
zinvolle ritus zijn. Het ingezamelde geld en het brood en de wijn blijven
zo bijelkaar: het zijn gaven van God die wij delen als gemeenteleden opdat
we met alles wat we zijn/hebben de Dienst aan God en de wereld kunnen
verrichten.
Plaats voor een credens is er niet in ons kerkgebouw. Daarom zullen het
kerkenraadslid van Dienst, de voorganger en een ander kerkenraads- of
gemeentelid voortaan met elkaar de ingezamelde gaven én de ouwels
en de wijn naar voren brengen en op het altaar plaatsen. Daarna volgt
het gebed over de gaven.
|