CHRISTUS BLIJFT ZIJN VOLK TROUW

Matth. 26:24
De mensenzoon gaat wel heen gelijk geschreven staat...

De verkondiging op Goede Vrijdag 2002

Afgelopen maandag heeft dit tekstwoord geklonken in het avondgebed. Ik heb een korte meditatie gehouden waarin vrijwel alle aandacht ging naar de mens die zijn Bevrijder verraadt.
Daarentegen vandaag moet de meeste aandacht gaan naar de Bevrijder zelf, Christus, heiland der wereld.

De Zoon de mensen gaat heen, gelijk geschreven staat...Het klinkt nogal fatalistisch, alsof het een onvermijdelijk lot is. Het doet ons opnieuw denken aan de oude vraag: heeft God de kruisigingsdood van Jezus gewild?
In ons kerkgenootschap is er vrijwel niemand die zo spreekt over Gods wil. Maar je blijft tegen de kanseltekst van hedenavond aankijken... En wordt er louter vanuit deze tekst geredeneerd (dus zeer eenzijdig) – is het begrijpelijk dat in het verleden uitleggers kwamen tot de stelling: God heeft de kruisiging gewild.
Zulke uitleggers gaan voorbij aan het totaalverband van deze woorden. Het totaalverband is veel meer dan het zinsverband. Ik bedoel met totaalverband het tijdsbeeld, de geestelijke omgeving, de geesteshouding van het volk Israël in de laatste twee eeuwen vóór Christus.
In het Israël tijdens de profeten en ook in de tijd daarna, de laatste eeuwen voor Christus, waren er altijd mensen die een scherpe en zuivere kijk hadden op de roeping die het volk van God in deze wereld heeft. Zo waren daar de profeten die hun stem verhieven. Het liep met hen nogal eens slecht af.
Soms was het de koning van Israël die een profeet gevangenzette of zonder pardon het land uitgooide. Maar meestal werden ze door hun volksgenoten genegeerd of onheus bejegend.

Waarom u dit moet weten? Omdat het één van de luisterregels is waardoor u tot beter verstaan van het lijden van Christus komt.

In dit land krijgen we vaak te maken met de klassieke dogmatiek, de leer over het verzoenende lijden van Christus. Alle kaarten worden daarop gezet; niets anders kan nog meedoen. Terwijl dat verzoenende van het lijden één kant van het werk van Christus is.
Laten wij vanavond een goed en zuiver zicht krijgen op Christus en zijn lijden. Het mag niet worden losgemaakt uit de tijd en de geestelijke omgeving waar het thuishoort. Doen we dat niet, dan wordt het ook voor ons van grotere waarde. Niet zozeer een waarde om naar onszelf toe te halen. Het zal een zuiverder verstaan zijn van de bedoeling van de Heere-God, waaróm profeten en belijders, martelaren zijn geweest.

Laten we beginnen met Jezus te laten blijven in zijn volk, m.a.w., hij moet een ‘zoon van Israël’ blijven. Luther heeft daarvan de waarde ingezien. Aan het begin van zijn arbeid als hoogleraar in de Schriftuitleg schreef hij zijn boekje 'Daß Jesus Christus ein geborener Jude sei.'

Wij zingen in deze week 'Leer ons uw lijden recht betrachten.' Beginnen we dan met Jezus Jézus te laten zijn. Hij is allereerst een Zoon van Israël, dus, een lid én vertegenwoordiger van het bijbelse Israël. Het gaat dus om het Israël dat beschreven staat in de gewijde geschriften, dus de boeken van Mozes, de profeten en de psalmen. Wat daarin over het lijden wordt gezegd, dáár gaat het om. En dan zeg ik u meteen, dat het muffe schuldgevoel, onderdeel van zoveel godsdienstigheid hier te lande , dat zulk schuldgevoel hier niet aan de orde is.
Schuld en schuldgevoel, ze zijn onder godsdienstig-vrome mensen een eigen leven gaan leiden. Mensen die toch al op zichzelf gericht zijn, laten zich een gevoel van tekortkoming aanpraten. Maar wat is tekortkoming? Liggen hierlangs de meetlat van de wet en de standaard van de moraal? Hebben dáárvoor profeten en belijders hun leven over gehad,
voor een - tijdgebonden - overtuiging inzake goed en kwaad? Daar is toch warempel wel méér aan de hand...!

Ja Gemeente, willen wij het lijden van onze Heere Christus recht betrachten, dan zal dat een plaats moeten hebben binnen het Israël der Schriften, het Israël zoals dat eeuwen geleden is geroepen en uitverkoren door de Heere-God.
Deze roeping en uitverkiezing zijn geen privilegiën, zoals vaak wordt gedacht. Israël kan ze niet bezitten, want het zijn daden van de Heer aan zijn volk. Zo stelt Hij het in zijn dienst, ter ontplooiing van zijn koningschap over de aarde.
Hier gaat het om een taak, om verantwoordelijkheid, en dát is de achtergrond van veel spanning, onbegrip, onttrekking, ja zelfs vlucht. Gods liefde en bevrijding bekendmaken en daar ook uit leven, wat is dát moeilijk geweest, dat blijkt keer op keer uit de geschiedenis van Israël.
Het begint namelijk met vrij zijn... maar wat is dat moeilijk voor veel mensen. Mensen zijn bang voor vrijheid, want dan moeten ze zelf kiezen, zelf verantwoordelijkheid dragen, zelf creatief zijn, zelf nieuwe wegen durven inslaan.
Uw begrijpt wel, dat vrijheid geen losse mentaliteit is, van doen en laten wat je wilt, maar in wezen een vrijheid om te dienen. Het is de ruimte die je tot je beschikking gekregen hebt van Godswege. Een vrijheid die wij niet krampachtig hoeven te verdedigen, want ze blijft altijd een gave van de Heere-God.

Jezus heeft zichzelf dienstbaar kunnen stellen, en dat met overgave en ontspanning. Het heeft de ergernis van zijn volksgenoten opgeroepen. Misschien zonder het te kunnen beredeneren hebben zij aangevoeld dat deze man de roeping en verkiezing van Israël waarmaakte.
De oprechte dienstbaarheid van Jezus heeft hemzelf haat en lijden opgeleverd. Maar hier hield de solidariteit van hem niet op – anders gezegd: Jezus trok zich niet terug, met gekwetste gevoelens, teleurgesteld. Hier is het geheimenis van de plaatsvervanging en de verzoening van kracht geworden.

Jezus is een goede hoorder van de gewijde geschriften, bijvoorbeeld van een hoofdstuk in het tweede Torah-boek Exodus. Daar heeft Mozes veel te stellen met de murmurerende Israëlieten. Hun uittocht uit het slavenhuis Egypte valt hun uiteindelijk tegen. Zij weigeren de vrijheid, en daarmee ook roeping en verkiezing om een nieuw leven te beginnen.
Hoor nu wat Mozes in zijn gebed tot de Heer zegt: “Als Gij de zonden van uw volk niet zoudt vergeven, delg mij dan uit uw levensboek...”
Wat hier gebeurt is opmerkelijk, ontroerend... Want hier wil iemand plaatsvervanger zijn, schuld overnemen, terwijl dat voor hem zelf in 't geheel niet terzake was... Hier is plaatsvervanging zoals het hoort te zijn: menselijk en concreet, levend. Niet geformaliseerd-algemeen geledend.

Laat eerst één ding duidelijk zijn: de leer van het plaatsvervangende lijden en sterven mag niet afgeleid worden uit algemene gedachten, zoals die van een wrekende, naijverige God die het niet nakomen van algemeen geldende zedenwetten met de dood straft.
Ook de gedachte dat er door een plaatsvervanger een soort schadeloosstelling aan een eisende God moet worden betaald, mag niet als de enige uitleg van het lijden van Christus worden aangenomen. Want dat is veel te eenzijdig. Die schadeloosstelling is ook maar een beeld.

Laten wij nog beter luisteren naar de gewijde geschriften van Israël, om daaruit te horen hoe concreet de plaatsvervanger optreedt. Niks leer, dit kun je niet in een schema vastleggen.
Plaatsvervanger zijn, dan kán zomaar ineens nodig zijn. Het is een mogelijke taak van de voorganger, de profeet in Israël, degene die het Woord van God hoort en bewaart. De taak om niet weg te lopen wanneer zijn boodschap afketst. De profeet mag ook niet zich beroemen in het eigen gelijk. Niet zeggen: 'Het is maar goed dat God straft, ze hadden het kunnen weten, ik heb het altijd al gezegd.'
Dit is de stijl niet van een dienaar van de Heer. Eerder nog zal de dienaar verdriet hebben over de neergang van het volk, en dán, dan zal hij blijven in zijn volk. Hij zal solidair zijn. Hij zal bereid zijn om de eerste klappen op te vangen. Hij zal, zoals Mozes, zeggen dat hij niet méér recht heeft op het leven dan al zijn volksgenoten.
Heeft Christus ooit gezegd: 'Ja hoor eens even, ik heb mijn best gedaan, ik heb het Woord Gods verkondigd, maar, ze wilden niet luisteren, dus zoeken ze het zelf maar uit...!'
Nee, nooit. Hij heeft tot het laatste toe in zijn volk willen blijven. Daar heeft hij mee geleden aan de teleurstelling, het onbegrip, de mislukking en de schade waaronder zijn volk gebukt ging gedurende de romeinse bezetting.
Uiteindelijk was er een zondebok nodig, en de Christus gaf zich prijs. Zo liet hij zien dat hij de uiterste consequentie van een leven zonder God op zich wilde nemen. Hoewel hij, wat hemzelf aanging, dit niet hád hoeven te doen.

Aan zijn kruisigingsdood kunnen wij zien, hoe naar het besef van die tijd, een mens zonder God aan z'n einde kon komen. 'God heeft hem zeker verlaten,' zo sneerden de zelfingenomen volksgenoten bij Jezus' kruis. Maar zij zagen niet dat hij de gevolgen van hun gedrag doorstond. Hun gedrag, hun woorden, hun houding, gespeend van Gods vrijheid, liefde en vrede.

Zó was Christus solidair, zo heeft hij plaatsvervangend geleden. Dat lijden strekt tot vergeving van zonden, dat was zelfs de overtuiging van het toenmalig jodendom omtrent het lijden van de martelaar.
Christus lijden strekt tot vergeving van zonden, want, die omstanders kregen een nieuwe kans, een kans om weer opnieuw te beginnen. Zo concreet was dat, en dan kan het ook van kracht zijn voor u en mij.
Want waar God roept mensen tot gehoorzaamheid, krijgt Hij te maken met ongehoorzamen. Hij doet dan een stap verder: Hij schenkt vergeving, sticht verzoening. Zó zet Hij zijn koningschap door.

Dat is alles omwille van de Christus Jezus, wiens kruishout wij bezingen, gezang 195.

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE