Uitvaart van Hester van Driel

 

ter gedachtenis van Hester van Driel - van der Plas

Tekst: Psalm 68:21b, Joh. 11:25b

Essenhof, Dordrecht, op 22 november 2007


Wanneer wij woorden van gedachtenis spreken na het overlijden, dan klinken nadrukkelijk de doopnaam en de familienamen. ‘Hester van Driel-van der Plas.'
Laten we de waarde erkennen van dat oude gebruik, dat een getrouwde vrouw twee familienamen draagt.
Zij mag haar eigen familie erkennen door het dragen van de laatste achternaam, maar daarvóór komt de naam van haar echtgenoot te staan.
Gemakshalve noemden wij haar: Hester van Driel. We denken dan onmiddellijk aan haar man Jaap. ‘Hester en Jaap' – ze waren een echtpaar en ze werden in één adem genoemd.
Samen hebben ze veel betekend voor de kerk van Mookhoek, de Hervormde Kerk aldaar. Later, in Dordrecht, voor de Lutherse Kerk. Er is zoveel te vertellen, waar moeten we beginnen... We gaan op een bepaald moment beginnen en we eindigen ook een wélgekozen moment, zodat het leven van Hester van Driel recht gedaan wordt.

Op deze plaats waar veel gesproken wordt over de dood, noem ik u het eerste moment: toen de dood voor het eerst toesloeg in het leven van Hester en Jaap. Pieta, hun dochter van nog geen elf jaar, trof een dodelijk ongeluk, vlak bij huis.
Dit heeft een diepe wond geslagen bij Jaap en Hester. Een wond die nooit helemaal genezen is.
Voor een moeder is zoiets bijna niet te dragen. Een stuk van haarzelf is afgescheurd. Ook geestelijk is dit zó zwaar. Zij was immers opgevoed met een geloof in een liefhebbende Vader in de hemel. Maar wat kon zij op dat moment met zo'n geloof? Wat had ze er aan, kon ze er troost uit putten? Dan komt de twijfel: hoe kan een liefhebbende God zoiets toelaten? Haar Catechismus (dat is het kerkelijk leerboek) ging nog een stap verder: honger, ziekte en ongeval komen tot ons uit Gods vaderlijke hand...
Geloofde zij dat? Nee misschien? Ja, maar, als ze dan niets anders had om te geloven...? Zo was het vroeger toch vaak...?

Het leven ging door. Ja, we weten het, een vervelende uitdrukking, maar wel waar. Neem dit maar positief op. Jaap ijverig werkend in het landbouwbedrijf, in de vakbond en in de kerk – de volgordes wijzigden zich nog wel eens. Hester druk met het gezin en ‘s avonds enthousiast zingend in het koor. Ja het koor!
Zij had een prachtige zangstem, je kon het al horen zelfs als ze sprak. Een zangerige stem, met trillende onder- en boventonen. Later, in Dordrecht zong zij in een gregoriaans koor... nou nou, wie had dat van een hervormde dame uit de Mookhoek gedacht...
Hester kon het zelf precies uitleggen: in dit koor kan ik mijn stem zo heerlijk gebruiken, het is het pure zingen waar het hier om gaat.
Ja, hierop sluit aan wat de kerkvader Augustinus heeft gezegd: ‘Wie zingt, bidt dubbel!'

Zo-even heeft voor het eerst de plaatsnaam Dordrecht geklonken. Daar kwamen Hester en Jaap terecht, eind jaren zeventig. Het was opnieuw door een koor dat zij contact kregen met de Lutherse Kerk. Daar ging een wereld voor hen open. Hester heeft nog nooit zoveel kerkliederen meegezongen als in de Lutherse Kerk. Haar man Jaap viel van de ene verbazing in de andere. Wat hem en later ook Hester verraste, was de verscheidenheid in prediking. Ouderwetse preken, moderne preken; grappige preken, ernstige preken; neutrale preken, preken die partij kozen... Predikanten van allerlei richting zijn welkom en worden aandachtig gehoord. Bijbel en Liturgie blijven de ankers waaraan dit kerkscheepje heen en weer slingert.

Hester van Driel – door het patroon van haar leven de grauwe draad van het verdriet geslagen – Hester van Driel ontging het niet, dat andere gedachten mogelijk waren. Andere gedachten over het smartelijke gemis in haar leven. In de lutherse prediking worden accenten gelegd die rechtstreeks tot op Luther zelf te herleiden zijn. Geen nadruk op de ondoorgrondelijke, verborgen wil van God; dus geen tobberijen, of God nu wel of niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de ontijdige dood van een jong meisje.
Toch wel nadruk op de liefhebbende Vader, die metafoor die zuster Hester zo dierbaar was. Nadruk op de liefhebbende Vader, maar dan wel méér dan zoals zij het als kind heeft geleerd.
Wat doet een vader voor zijn kind, tenminste als hij een hoge taakopvatting heeft – ? Een vader voedt een kind op met het oog op het leven. Hij leert zijn kind dat het leven niet rechtvaardig is, niet doortrokken van rozengeur, niet baadt in de manenschijn.
Zo ook de goddelijke Vader in de hemel. Hij maakt zijn geestelijke kinderen vrij van schuld en last, Hij maakt hen vrij midden in hun benauwdheid.
Schuld en last en benauwdheid worden niet ontkend maar de Heere-God maakt daarvan vrij.
Op die manier maakt Hij hen sterk, sterk om weerstand te bieden tegen het kwade, het boze bederf.

Een vader legt niet álles uit. Waar het vandaan komt, zo'n vreselijk ongeluk, de dood van een dochter, zo ontijdig, zo onrechtvaardig... Nee, het leven is niet rechtvaardig, lang niet alle dingen komen op tijd, zoals het ons blieft. Vader geeft geen uitleg, geen verantwoording, want zou ons dat écht helpen?
Toen haar man Jaap zo vreselijke pijn had, toen hij riep: ‘Ik wil maar liever dood', wat voor zin heeft een uitleg? Wat heb je aan een verantwoording?
Het is het leven, met zijn vreugde en smart, waarin mensen de wind mee hebben, en mensen tegenslag hebben. Probeer niet, het allemaal te begrijpen...
Vertrouw op de goddelijke Vader die u heeft geleerd dat u een vrij mens mag zijn.
Wie weet, soms krijgt u een steuntje in de rug.
Hester van Driel kreeg ze vaak, en steeds meer.
Vooral de afgelopen twee jaar, toen haar geheugen steeds zwakker werd. Dan was haar iets ontschoten, het dreigde mis te gaan, maar er kwam altijd weer een oplossing. Een steuntje in de rug, en dan zei Hester: ‘Heere-God, dank u wel...!'
Dit gebeurde tamelijk vaak, en dat wist zij heel goed.
‘Ik mag dikwijls zeggen: ‘Dank U wel, Heer,' vertelde ze me.
Hierover heb ik de afgelopen maanden regelmatig gemediteerd. Ik denk dat dit de kern is van wat de klassieke Kerkvaders noemen: de alomtegenwoordigheid Gods. Eenvoudig gezegd: God is overal.
Dit is geen abstracte theologie, zo is het nooit bedoeld. ‘God is overal' – dat wil zeggen: wij mogen overal op Hem rekenen. Hij is daar waar Hij nodig is. Probeer dit nooit als een algemeenheid aan te wijzen, want dat levert alleen maar teleurstelling op. Het is persoonlijk, het zijn gelovige mensen die het belijden. Hester van Driel was zo iemand. Zij, die heel persoonlijk met haar hemelse Vader omging, zij beleed dat, zij oefende dit geloof. ‘Dank U wel, Heer, dat U er was voor mij.'

U mag er van denken wat u wilt, maar waar het op dit moment om gaat, is het respect voor haar leven. Ik zou zeggen: laten we dankbaar zijn dat zij zo sterk in dit geloof heeft gestaan. Dankbaar voor haar beleving van de band met de Heere-God.

Wanneer de tijd van sterven gekomen is, dan is het niet voorbij. De dood is niet sterker dan God.

De band met God wordt daardoor niet verbroken. Gods aanwezigheid wordt niet door de dood onmogelijk gemaakt. Hij blijft, zij blijft, daar is een onverbrekelijke verbondenheid.
Hier kun je alleen maar in beelden over spreken. Voor Hester van Driel was het de hemel, die metafoor van de onbegrijpelijke gemeenschap met God. Ook haar dochtertje Pieta en haar man Jaap waren daarin opgenomen. Zij kon verwachten, zonder enige twijfel, dat zij haar dierbaren terug zou zien.
Denken wij hier aan die wonderlijke slotzin van dat lutherse lied, gezongen in deze Dienst:
‘Gij redt ons van het sterven' –
Het is geen ontlopen van het sterven, nee, God heeft voor Hester van Driel geen uitzondering gemaakt. Dat wordt niet bedoeld.
Wel, dat zij van Godswege mocht leven vanuit de hoop, – leven vanuit de vrijheid der kinderen Gods. Dat is redding, dat zijn, zoals de psalmdichter zegt:
‘uitkomsten tegen de dood.' ‘Bij U, Heer, zijn uitkomsten tegen de dood.'
Zo heeft ze het volgehouden; ook toen behalve de vier muren om haar heen, nog meer beperkingen kwamen: de ouderdomsvergeetachtigheid, een lichaam dat haar geleidelijk in de steek liet.
Toch was Hester van Driel een rijk mens in het geestelijke.
Zoals zij heeft geleefd: in liefde, in zorgzaamheid, toegewijd aan gezin en kerk, zo is zij ook gestorven: in dankbaarheid voor de liefde van God en haar dierbaren, dankbaar voor elk blijk van zorg. Tot het laatste toe, en dat vervult ook ons met dank en respect.
Hiervoor krijgt God alle eer –