'EEN MENS TE ZIJN OP AARDE'

 

De verkondiging op zondag Invocavit

Matth 4:1-11

 


preek in de Evagelisch-Lutherse Gemeente Dordrecht
op 9 maart 2002

Gemeente, het verhaal van de drie verzoekingen is u allen overbekend, er wordt in de lutherse liturgie jaarlijks uit gepreekt. Tijd om eens een stap verder te gaan en dit verhaal te brengen op het niveau waarop u en ik ook staan.
Doen we dat niet, dan blijft dit een relaas van een hoog mythisch gehalte. Een strijd tussen Jezus de godszoon en de duivel als het kwade in persoon.
Dat is de klassieke uitleg, maar die staat erg ver van ons vandaan. Hoe kun je dat veranderen?

Wat in de prediking veel gebeurt, is het moraliseren. Al die verzoekingen slaan dan op het moreel bestraffenswaardige. Alle stoute foute dingen die u en ik doen, zijn wel te herleiden op één van de drie verzoekingen. Zo wordt dit verhaal eigenlijk ontkracht, want het wordt ingekapseld in een prediking waarin zonde en vergeving de belangrijkste thema's zijn.
De achtergrond van deze zondeverzoenings-prediking is een moralistisch vloertje geworden. Alsof het zo makkelijk is om het kwaad aan te wijzen.
Want dat is mijn bezwaar tegen deze uitleg: het ligt allemaal zo voor de hand, je kunt alles uitleggen wat er fout is. Handige geestelijken, opvoeders en onderwijsgevenden kunnen daarmee hun morele gelijk halen.

O
ok overheidsmensen gaan op die toer. Daar is de president van de Verenigde Staten van Amerika. Deze man kan precies aanwijzen waar het kwaad zit in de wereld. Hij is een gelovige christen, en spreekt mythische taal: hij heeft het bijvoorbeeld over de 'as van het kwaad.' Dat is knap, wanneer je dat kunt aanwijzen: een soort geheimzinnige verbindingslijn die over heel de wereld de boze krachten aan elkaar koppelt, 'de as van het kwaad.'
President Bush weet het, en hij kijkt met een mengeling van onbegrip en ongeduld neer op het oude Europa: 'Maar zien jullie dat kwaad dan niet...?!'

N
ee, wij hier zien dat kwaad niet zomaar eventjes. Wás het maar zo makkelijk te zien, dat zou goed uitkomen... Maar zo werkt dat niet. Lees de apostelbrieven. In de ene staat: 'De duivel gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou kunnen verslinden.' Nou, dan hoor je hem toch van een kilometer afstand aankomen, is het niet? Of zou dat wel eens nét wat anders zitten?
Een andere apostelbrief waarschuwt de eerste christengemeenten als volgt: de satan zelf verandert zich in een engel des lichts.

De briesende leeuw is geluidloos... Hij heeft ook een aantrekkelijk uiterlijk. Hij bedoelt het ook zo goed, hij verspreidt licht! Op die manier is voor ons het kwaad heel geraffineerd: het is niet zo simpel aan te wijzen buiten onszelf of in onszelf. Het grootste probleem is, dat het vaak met de beste bedoelingen geschiedt. Zo zou ik die woorden ‘de satan zelf verandert zich in een engel des lichts' willen verstaan. Want met de beste bedoelingen wordt menigmaal veel schade aangericht.
'Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja dodelijk is het, wie zal het kennen...., – woorden van de profeet Jeremia.

Symbool van
Invocavit:
de Gekruisigde verslaat
de draak satan

Wat moeten wij dan met dat verhaal van de verzoekingen van Jezus?
Laten we allereerst vaststellen dat het evangelie is, en geen moralistisch vloertje van een zondevergevingsprediking.
Het is een boodschap van troost en bemoediging, voor een Gemeente die zichzelf onderzocht heeft en belijdt: wij zijn al te ontvankelijk, al te kwetsbaar voor het kwade. Wij hebben te weinig zelfkennis en zelfkritiek. Heel het chaotische wereldgewoel, met al zijn misbruik, verspilling, bedrog en geweld wordt indirect ook door ons in stand gehouden.

Het is gemakzuchtig en het getuigt van vluchtgedrag als ik meteen al zeggen zou, zonder enige zelfkritiek: zeggen zou: 'Ik sta machteloos jegens het kwade, maar gelukkig heeft de Zoon van God gestreden en overwonnen!'
Op die manier zetten wij onszelf buiten spel met een letterlijke uitleg die helemaal van mythische proporties is. Ik denk dat dit niet de bedoeling van het evangelie van deze zondag is.
Wat betreft de 'Zoon van God' ... godenzonen waren er volop in de oude godsdiensten van het Midden-Oosten, daar wilde het oerchristendom er echt niet nóg één aan toevoegen.

Laten we toch beseffen waar het de oerchristenen om begonnen was: zij verkondigden dat de Allerhoogste een mens geworden is. In Jezus hebben zij God-zelf ontmoet. Daarop is heel veel kritiek gekomen, toen direct al onder de joden, en later onder de grieks- en latijnsprekende volkeren, maar, je kunt deze belijdenis niet wegpoetsen uit het oerchristendom.
Het is toch uniek, die overtuiging van de oerchristenen, dat de Allerhoogste temidden van mensen is geweest, dat is de prediking van Kerstmis. Nu staan wij aan het begin van de Paasvoorbereidingstijd. Die wordt ook wel de lijdenstijd genoemd. Christus die pijn en verlatenheid en doodsnood moet doorstaan, hij is God in ons midden. Dat was – en is nog steeds toch een schokkende prediking van de oerchristelijke Kerk. Mensen met een verfijnd spiritueel bewustzijn willen dit niet horen. Het brengt immers het mysterie dat zij het goddelijke noemen, helemaal in de aardse materie.
Toch is die boodschap de basis van het vroege christendom, en blijft het hart van de kerkelijke prediking.
Nu kan ik nog duidelijker uitleggen, waarom we bij het evangelie van Jezus' verzoekingen niet mogen blijven hangen op het mythische vlak.
Hier is geen titanenstrijd, geen gevecht van een goddelijke mens tegen het kwaad in persoon.
De Heere-God daalt als het ware van dat niveau neer tot ons, om op mensen-niveau de overwinning te behalen in zijn strijd tegen het boze.
In Jezus is Hij mens geworden in ons midden.
De Kerk getuigt van de Christus als van de overwinnaar, de levende Heer die mens temidden van de mensen heeft willen zijn in Jezus Christus.
Ten behoeve van ons, en voor ons uit is hij opnieuw de confrontatie aangegaan. De strijd met de onleefbaarheid en de chaos heeft hij geleverd. Hier stonden het dagelijks brood, de macht en de veiligheid op het spel.
Voor ons én voor ons uit is hij deze weg gegaan. Hij heeft aan den lijve ervaren wat het is, zonder God te zijn.
Hij, onze voorloper, die voor ons uit en voor ons, ten behoeve van ons, de confrontatie met de boze is aangegaan. Wij doen dat hem niet na, dat niet, maar wij komen wel achter hem aan. Het is op menselijke maat, niet in een mythische titanenstrijd, geen engelengevecht, geen dierlijke monstervertoning, maar als mensen op aarde. Delend in Christus' overwinning –
Van het mens-zijn op aarde zingen wij gezang 172

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE