Christus
heeft
een
tabernakel
die
niet
met
handen
is gemaakt,
dat
wil
zeggen:
niet
behorend
tot
deze
geschapen
wereld.
En niet
met
het
bloed
van
bokken
en kalveren,
maar
net
zijn
eigen
bloed
is Hij
eens
en voor
altijd
ingegaan
tot
het
heiligdom.
Zo heeft
Hij
een
eeuwige
verlossing
verkregen.
Hebr.
9 :
11,12
Het
offer
van
Christus
—
offer,
een
offer
brengen...
zegt
u vooral
niet
dat
deze
taal
uit
de tijd
is.
Zelfs
de dieren-offers
zijn
weer
helemaal
terug
in de
belangstelling,
nu Moslems
hier
hun
offerfeest
vieren.
Spreken
over
Christus'
offer
is niet
verouderd.
Nee,
we zouden
nog
het
Nieuwe
Testament
bruuskeren.
De Epistel
van
deze
Zondag
verkondigt,
dat
Christus
door
zijn
zelfoffer
een
eeuwige
verlossing
heeft
verkregen.
Dat
moet
dan
de moeite
waard
zijn;
al was
het
alleen
maar
omwille
van
die
eeuwige
verlossing.
Het
woord
‘offer'
is beslist
niet
uit
de tijd.
Helaas
niet,
in bepaalde
zin.
We horen
het
vaak,
in het
bedrijfsleven,
bij
de overheid,
in de
politiek.
‘Mensen
moeten
offers
brengen,'
heet
het.
Ontslag,
of korting
op de
A.O.W.
Waarom
zijn
het
altijd
de gewone
mensen
–
ja,
dat
woord
offer
past
wel
bij
hen.
De gewone
mensen
moeten
bloeden...
heeft
dat
te maken
de woorden
uit
de Epistel?
De Epistel
hedenochtend
zegt:
‘Door
zijn
eigen
bloed
heeft
Christus
zichzelf
opgedragen
aan
God.'
Tegenstanders
van
het
Christelijk
geloof
zeggen:
‘Die
Christelijke
God
wil
bloed
zien!'
Dat
is een
misverstaan
van
Christus'
offer.
Maar
honderden
jaren
voor
Christus
dan?
Toen
werden
er dieren
geslacht
in Israëls
tempel.
Het
staat
ver
van
ons
af,
dat
offeren.
Tenzij
u temidden
van
Moslems
woont,
of dicht
bij
een
islamitisch
slachthuis.
Onlangs
waren
buurtbewoners
geschokt
omdat
een
moslemslachter
enkele
uitgebloede
en opengesneden
schapen
aan
een
hek
had
opgehangen.
‘Ja,
maar
het
was
tijdelijk,'
verklaarde
hij.
‘De
kopers
waren
wat
laat,
ziet
u...'
Waarom
slachten
moslems
schapen?
Omdat
Allah
dat
wil.
Zo simpel
is dat.
Verder
hoeft
niemand
zich
daarvoor
te verantwoorden.
Hebben
de Israelieten
hun
brengen
van
offers
zo ook
verantwoord?
En verklaart
de Kerk
op die
manier
ook
Christus'
offer?
Het
derde
boek
van
Mozes,
Leviticus,
staat
vol
aanwijzingen
voor
het
brengen
van
offers.
Heeft
de
God
van
Israël
dan
al
die
slachtpartijen
gewild?
Al
die
dieren,
al
dat
bloed...
?
Er
is
een
andere
stem,
die
van
de
profeet
Jeremia,
en
die
luidt,
daar
recht
tegenin,
dat
de
Heere-God
die
offers
niet
gewild
heeft.
Hoe
kan
Jeremia
zeggen:
‘offers
zijn
Gods
wil
niet'
–
terwijl
het
boek
Leviticus
er
vol
van
staat?
|
|
De
sleutel
is
één
klein
woordje:
‘als.'
De
Heer
zegt
aan
het
begin
van
het
offerboek
Leviticus:
‘Als
een
mens
uit
uw
midden
een
offer
brengt
aan
de
Heer...'
Het
is
niet
nodig
om
te
offeren,
de
Heer
vraagt
het
u
niet.
Maar
als
u
dan
persé
wilt
offeren,
doe
het
dan
zo
en
zo,
heel
precies,
het
staat
beschreven!
Ik
denk
dat
het
in
de
menselijke
natuur
geworteld
is:
het
willen
offeren.
Offeren
in
de
zin
van
opofferen.
We
denken
door
een
offer
de
druk
van
de
ketel
te
halen,
een
lastige
situatie
naar
onze
hand
te
zetten.
Verwant
hieraan
is
het
aanwijzen
van
een
‘zondebok.'
Die
hebben
wij
uitgevonden
om
de
aandacht,
de
schuld
of
de
druk
van
ons
af
te
wentelen
op
een
ander.
Jezus
een
zondebok?
Zijn
godsdienstige
tegenstanders
hebben
hem
overgeleverd
aan
de
Romeinen.
Hoopten
zij,
door
deze
man
op
te
offeren,
de
bezetters
te
overtuigen
van
hun
goede
bedoelingen?
Een
zondebok.
Kinderen
kunnen
op
school
een
zondebok
kiezen:
een
ander
kind
dat
gepest
wordt
en
buiten
de
groep
geplaatst
wordt.
Zo
wordt
een
groep
sterker.
De
andere
kinderen
ontlenen
aan
de
groep
hun
eigenwaarde
en
identiteit.
We
hoorden
de
vraag:
wil
God
bloed
zien,
het
bloed
van
Jezus,
en
is
Hij
dan
pas
tevree?
Maar
wie
wil
er
eigenlijk
bloed
zien,
de
Heer
of
wij?
Wie
heeft
Jezus'
bloed
vergoten?
–
De
Heer
of
wij?
Zeg
niet
dat
het
de
Judeeërs
in
Jeruzalem
waren.
Wij
hebben
geen
enkele
reden
om
te
menen,
dat
wij
niet
zouden
hebben
mee
geroepen:
"Kruisig
hem,
kruisig
hem!"
Het
is
een
macaber
kenmerk
van
het
volk
van
God,
dat
het
zijn
profeten,
ja
zelfs
zijn
Messias
doodt.
Daar
blijft
het
niet
bij;
aan
onze
handen
kleeft
bloed,
het
bloed
van
de
volkeren.
Wat
kost
deze
welvaart
hier
de
derde
wereld?
Welke
schade
brengt
onze
wapenfabricage
en
handel
aan
de
ontwikkelingslanden?
Maar
ook
in
het
klein:
wat
doen
wij
onze
naaste
aan,
door
ondoordachte
woorden
en
door
onattent
gedrag?
Bloed
kleeft
aan
onze
handen
–
en
we
weten
het
nauwelijks,
willen
het
niet
erkennen
—
.
Dat
bloed
moet
verzoend
worden,
onze
fouten
moeten
vergeven
worden,
ja,
wijzelf
moeten
met
God
verzoend
worden.
Dit
kan
niet
anders
dan
via
een
offer.
De
Hebreeënbrief
zegt
keihard:
buiten
bloedvergieting
geschiedt
geen
vergeving.
Er
moet
offerbloed
vloeien,
want
laten
wij
niet
denken
dat
wij
kunnen
ontkennen
dat
het
door
onze
handen
vergoten
wordt.
Ook
het
oude
volk
Israël
moest
dat
bij
elk
offer
bedenken,
wanneer
het
bloed
uit
het
geofferde
dier
vloeide.
Niet
God
moet
bloed
zien,
u
moet
bloed
zien.
Bloed,
het
gekwetste
leven,
gevolg
van
onze
misstappen.
Zo
zien
wij
dat
wij
bloedvergieters
zijn.
Kijk
naar
de
Joden.
Twintig
eeuwen
al
ligt
de
tempel
verwoest.
Er
kunnen
helemaal
geen
offers
meer
worden
gebracht.
De
synagoge
is
er
nooit
aan
begonnen.
Maar
wat
gebeurt
er
wel
in
de
synagoge?
Minstens
eens
per
drie
jaar
wordt
daar
heel
het
boek
Leviticus
gelezen...
Wij,
kerk,
hebben
dit
boek
vol
offers
niet
in
hoge
achting.
We
zouden
het
moeten
lezen
met
het
schaamrood
op
de
kaken.
Leg
er
de
Hebreeënbrief
eens
naast,
een
hele
christelijke
brief,
die
zegt:
‘Door
offers
werden
telkens
weer
de
zonden
in
gedachtenis
gebracht.'
Dat
ziet
op
hoe
het
ooit
ging
in
de
tempel
van
Israël.
Wie
een
ernstige
fout
had
begaan,
bracht
een
zondoffer
of
een
schuldoffer.
De
priester
slachtte
het
en
zelf
moest
je
het
offerdier
de
handen
opleggen.
Zo
zag
je
het
bloed
van
het
dier
als
het
ware
onder
je
handen
wegvloeien.
Gedenk
dan,
wat
je
hebt
gedaan....
Gedenk
je
verkeerd
gedrag,
beleef
het
nu
weer
opnieuw
en
heb
berouw.
Van
Christus
zegt
de
Epistel
hedenochtend:
Hij
is
hogepriester
in
een
tabernakel
niet
met
handen
gemaakt,
dat
wil
zeggen:
een
tabernakel
of
tempel
niet
behorend
tot
deze
geschapen
wereld.
Misschien
een
vreemde
beschrijving,
maar:
het
zegt
precies,
dat
de
oorsprong
van
Christus'
offer
niet
hier
in
deze
wereld
te
zoeken
is.
Niet
behorend
tot
deze
geschapen
wereld
–
nee,
maar
wel
een
hele
nieuwe
schepping
van
God.
Lijden
en
sterven,
dat
overkwam
Joodse
martelaren
en
belijders
voortdurend.
Maar
het
lijden
en
sterven
van
Christus
heet
een
nieuwe
Schepping
door
God.
Zo
heeft
Jezus
zijn
lijden
aanvaard
uit
de
opdracht
die
Hij
van
zijn
hemelse
Vader
gekregen
had.
De
Christus
Jezus
wilde
bewust
op
de
plaats
van
de
slachtoffers
staan.
Dit
maakt
zijn
zelfoffer
uniek,
niet
behorend
tot
deze
geschapen
wereld.
Een
offer
dat
mensen
de
ogen
opent...
en
daar
moeten
vergeving
en
verzoening
toch
mee
beginnen?
Het
geloof
in
Christus'
offer,
daarbij
hoort
dat
mensen
stilstaan
op
hun
verkeerde
weg.
Van
dit
unieke
offer
komt
er
nog
een
unieke
vrucht:
dat
mensen
erkennen:
wij
zijn
zelfhandhavers,
en
dat
ten
koste
van
anderen.
Wij
maken
slachtoffers,
ook
op
wereldschaal
onze
handel
en
productie.
Christus'
offer
was
een
daad
van
liefde.
De
plaats
van
het
slachtoffer
innemen...
Wie
doet
dat,
dan
diegene
die
kan
liefhebben?
De
de
stem
van
dat
bloed
roept
bij
u
het
ja-woord
van
het
geloof
op.
Want
God
stelt
het
bloed
van
zijn
Zoon
tot
onze
verzoening,
en
dat
betekent,
dat
Hij
zo
de
gemeenschap
tussen
Hem
en
ons
herstelt.
Het
ja-woord
ontlokt
Hij
ons,
om
ja
te
zeggen
tegen
Hem,
die
zijn
eigen
Zoon
niet
heeft
gespaard,
maar
Hem
voor
ons
heeft
prijsgegeven.
Door
zijn
liefde;
+
Christus,
priester,
koning,
profeet,
hem
bezingen
wij
met:
Gezang
446
TERUG
NAAR DE
INHOUDSOPGAVE |