CHRISTUS' ZELFOFFER

 

De verkondiging op Zondag Judica

Tekst Hebr. 9 : 11,12

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 13 maart 2005


Christus heeft een tabernakel
die niet met handen is gemaakt,
dat wil zeggen:
niet behorend tot deze geschapen wereld.
En niet met het bloed van bokken en kalveren,
maar net zijn eigen bloed
is Hij eens en voor altijd ingegaan tot het heiligdom.
Zo heeft Hij een eeuwige verlossing verkregen.   Hebr. 9 : 11,12

Het offer van Christus — offer, een offer brengen... zegt u vooral niet dat deze taal uit de tijd is.
Zelfs de dieren-offers zijn weer helemaal terug in de belangstelling, nu Moslems hier hun offerfeest vieren.
Spreken over Christus' offer is niet verouderd. Nee, we zouden nog het Nieuwe Testament bruuskeren.
De Epistel van deze Zondag verkondigt, dat Christus door zijn zelfoffer een eeuwige verlossing heeft verkregen. Dat moet dan de moeite waard zijn; al was het alleen maar omwille van die eeuwige verlossing.

Het woord ‘offer' is beslist niet uit de tijd. Helaas niet, in bepaalde zin.
We horen het vaak, in het bedrijfsleven, bij de overheid, in de politiek.
‘Mensen moeten offers brengen,' heet het. Ontslag, of korting op de A.O.W.
Waarom zijn het altijd de gewone mensen – ja, dat woord offer past wel bij hen.
De gewone mensen moeten bloeden... heeft dat te maken de woorden uit de Epistel?
De Epistel hedenochtend zegt: ‘Door zijn eigen bloed heeft Christus zichzelf opgedragen aan God.'

Tegenstanders van het Christelijk geloof zeggen:
‘Die Christelijke God wil bloed zien!'
Dat is een misverstaan van Christus' offer.
Maar honderden jaren voor Christus dan? Toen werden er dieren geslacht in Israëls tempel.
Het staat ver van ons af, dat offeren. Tenzij u temidden van Moslems woont, of dicht bij een islamitisch slachthuis. Onlangs waren buurtbewoners geschokt omdat een moslemslachter enkele uitgebloede en opengesneden schapen aan een hek had opgehangen.
‘Ja, maar het was tijdelijk,' verklaarde hij. ‘De kopers waren wat laat, ziet u...'
Waarom slachten moslems schapen? Omdat Allah dat wil. Zo simpel is dat. Verder hoeft niemand zich daarvoor te verantwoorden.
Hebben de Israelieten hun brengen van offers zo ook verantwoord? En verklaart de Kerk op die manier ook Christus' offer?
Het derde boek van Mozes, Leviticus, staat vol aanwijzingen voor het brengen van offers.
Heeft de God van Israël dan al die slachtpartijen gewild? Al die dieren, al dat bloed... ?
Er is een andere stem, die van de profeet Jeremia, en die luidt, daar recht tegenin, dat de Heere-God die offers niet gewild heeft.
Hoe kan Jeremia zeggen: ‘offers zijn Gods wil niet' – terwijl het boek Leviticus er vol van staat?

De sleutel is één klein woordje: ‘als.' De Heer zegt aan het begin van het offerboek Leviticus: ‘Als een mens uit uw midden een offer brengt aan de Heer...'
Het is niet nodig om te offeren, de Heer vraagt het u niet. Maar als u dan persé wilt offeren, doe het dan zo en zo, heel precies, het staat beschreven!

Ik denk dat het in de menselijke natuur geworteld is: het willen offeren. Offeren in de zin van opofferen. We denken door een offer de druk van de ketel te halen, een lastige situatie naar onze hand te zetten. Verwant hieraan is het aanwijzen van een ‘zondebok.' Die hebben wij uitgevonden om de aandacht, de schuld of de druk van ons af te wentelen op een ander.
Jezus een zondebok? Zijn godsdienstige tegenstanders hebben hem overgeleverd aan de Romeinen. Hoopten zij, door deze man op te offeren, de bezetters te overtuigen van hun goede bedoelingen?
Een zondebok. Kinderen kunnen op school een zondebok kiezen: een ander kind dat gepest wordt en buiten de groep geplaatst wordt. Zo wordt een groep sterker. De andere kinderen ontlenen aan de groep hun eigenwaarde en identiteit.

We hoorden de vraag: wil God bloed zien, het bloed van Jezus, en is Hij dan pas tevree? Maar wie wil er eigenlijk bloed zien, de Heer of wij? Wie heeft Jezus' bloed vergoten? – De Heer of wij? Zeg niet dat het de Judeeërs in Jeruzalem waren. Wij hebben geen enkele reden om te menen, dat wij niet zouden hebben mee geroepen: "Kruisig hem, kruisig hem!"

Het is een macaber kenmerk van het volk van God, dat het zijn profeten, ja zelfs zijn Messias doodt. Daar blijft het niet bij; aan onze handen kleeft bloed, het bloed van de volkeren. Wat kost deze welvaart hier de derde wereld? Welke schade brengt onze wapenfabricage en handel aan de ontwikkelingslanden? Maar ook in het klein: wat doen wij onze naaste aan, door ondoordachte woorden en door onattent gedrag?
Bloed kleeft aan onze handen – en we weten het nauwelijks, willen het niet erkennen — . Dat bloed moet verzoend worden, onze fouten moeten vergeven worden, ja, wijzelf moeten met God verzoend worden. Dit kan niet anders dan via een offer. De Hebreeënbrief zegt keihard: buiten bloedvergieting geschiedt geen vergeving. Er moet offerbloed vloeien, want laten wij niet denken dat wij kunnen ontkennen dat het door onze handen vergoten wordt.
Ook het oude volk Israël moest dat bij elk offer bedenken, wanneer het bloed uit het geofferde dier vloeide.
Niet God moet bloed zien, u moet bloed zien. Bloed, het gekwetste leven, gevolg van onze misstappen. Zo zien wij dat wij bloedvergieters zijn.
Kijk naar de Joden. Twintig eeuwen al ligt de tempel verwoest. Er kunnen helemaal geen offers meer worden gebracht. De synagoge is er nooit aan begonnen. Maar wat gebeurt er wel in de synagoge? Minstens eens per drie jaar wordt daar heel het boek Leviticus gelezen... Wij, kerk, hebben dit boek vol offers niet in hoge achting. We zouden het moeten lezen met het schaamrood op de kaken. Leg er de Hebreeënbrief eens naast, een hele christelijke brief, die zegt: ‘Door offers werden telkens weer de zonden in gedachtenis gebracht.' Dat ziet op hoe het ooit ging in de tempel van Israël.
Wie een ernstige fout had begaan, bracht een zondoffer of een schuldoffer. De priester slachtte het en zelf moest je het offerdier de handen opleggen. Zo zag je het bloed van het dier als het ware onder je handen wegvloeien. Gedenk dan, wat je hebt gedaan.... Gedenk je verkeerd gedrag, beleef het nu weer opnieuw en heb berouw.

Van Christus zegt de Epistel hedenochtend: Hij is hogepriester in een tabernakel niet met handen gemaakt, dat wil zeggen: een tabernakel of tempel niet behorend tot deze geschapen wereld.
Misschien een vreemde beschrijving, maar: het zegt precies, dat de oorsprong van Christus' offer niet hier in deze wereld te zoeken is.
Niet behorend tot deze geschapen wereld – nee, maar wel een hele nieuwe schepping van God.

Lijden en sterven, dat overkwam Joodse martelaren en belijders voortdurend. Maar het lijden en sterven van Christus heet een nieuwe Schepping door God.
Zo heeft Jezus zijn lijden aanvaard uit de opdracht die Hij van zijn hemelse Vader gekregen had.
De Christus Jezus wilde bewust op de plaats van de slachtoffers staan. Dit maakt zijn zelfoffer uniek, niet behorend tot deze geschapen wereld. Een offer dat mensen de ogen opent... en daar moeten vergeving en verzoening toch mee beginnen?

Het geloof in Christus' offer, daarbij hoort dat mensen stilstaan op hun verkeerde weg. Van dit unieke offer komt er nog een unieke vrucht: dat mensen erkennen: wij zijn zelfhandhavers, en dat ten koste van anderen. Wij maken slachtoffers, ook op wereldschaal onze handel en productie.
Christus' offer was een daad van liefde. De plaats van het slachtoffer innemen... Wie doet dat, dan diegene die kan liefhebben?
De de stem van dat bloed roept bij u het ja-woord van het geloof op.
Want God stelt het bloed van zijn Zoon tot onze verzoening, en dat betekent, dat Hij zo de gemeenschap tussen Hem en ons herstelt. Het ja-woord ontlokt Hij ons, om ja te zeggen tegen Hem, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar Hem voor ons heeft prijsgegeven. Door zijn liefde; +

Christus, priester, koning, profeet, hem bezingen wij met: Gezang 446

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE