CHRISTUS MAAKT VRIJ

 

De verkondiging op Zondag Judica

Tekst Johannes 8:32-36,58

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 9 maart 2008


Van de prediking in de Lutherse Kerk moeten de gewijde Geschriften – dat zijn Oude - en Nieuwe Testament – die moeten van de prediking ‘bron en norm’ zijn. Dit gaat ook vooraf aan de eigen smaak van een predikant. Er zijn in onze Liturgie om die reden vaste schriftlezingen. Ze zijn niet door u of mij uitgekozen, maar door veel meer mensen in het verleden, en dat in de weg der geleidelijkheid: in een langdurige wordingsgeschiedenis.
U hoort dit opdat u het begrijpt wanneer ik zeg: de evangelielezing van zondag Judica zou ik zelf nooit gekozen hebben om voor te lezen. Wat een woorden, wat een discussie. Heeft Jezus dat echt zelf gezegd... ?
De veronderstelling van vele professionele uitleggers van het Johannes-evangelie lijkt mij aannemelijk, namelijk dat hier woorden van Jezus en woorden van de christengemeente rond de apostel Johannes in elkaar geschoven zijn. U moet weten dat zoiets in het antieke Oosten gebruikelijk was. Onze ideeën over auteursrecht en precies citeren van een spreker waren er nauwelijks in die tijd.
U zegt: ja maar het is toch Gods Heilige Geest die de auteur van het Johannesevangelie is – ?
Mijn antwoord is: zeker, maar Gods Heilige Geest maakt altijd gebruik van wie en van wat er voorhanden is en thuishoort in de cultuur van toen.
Zo kunnen we verder. Alleen dan kunnen we die bitse woorden een plaats geven. Bovendien krijgen we dan ook meer kijk op de achtergrond die ligt in de gewijde Geschriften van Israël, en dan vooral de Profeten en de Psalmen.
Opvallend is die discussie, gevoerd met scherpe woorden en nietsontziende verwijten.

Laten we eerst even luisteren naar de teksten die voorafgaan aan de evangelielezing van zondag Judica.
Het is nogal wat, Jezus ontkent daar luid en duidelijk, dat de Judeeërs Abrahams kinderen zijn. Van wie zijn ze dan wel kinderen? Jezus zegt het, even luid en duidelijk: ‘U hebt de duivel tot vader.’
Wanneer Geert Wilders zoiets zeggen zou van de Moslems, dan staat heel politiek Nederland op z’n achterste benen. Aanzet tot haat, zou het heten.
Maar nu zegt Jezus iets van dergelijke strekking, en wij zitten eerbiedig te luisteren.
‘U hebt de duivel tot vader’... Kunt u het zich nu voorstellen, dat de wetenschappelijke uitleg van deze teksten een slag om de arm houdt? Dat zij de mogelijkheid openhoudt, dat hier niet Jezus aan het woord is, maar volgelingen in de oudste christengemeenten?

Of het gezegde daardoor minder erg is, nee, dat niet.
Die slag om de arm neemt wel Jezus in bescherming. Ik zie heel wat verschil tussen zijn discussies volgens het Johannes-evangelie en volgens de andere evangeliën. Dat Johannes-evangelie is laat tot stand gekomen, daarin zit heel wat inbreng van de oudste christengemeenten.
Daarom zeg ik: Laat de scherpe kantjes er maar aan zitten. Wat winnen we erbij, om het eerste begin van de Kerk mooier voor te stellen dan het is?

Ze zijn er nog volop, kerkgangers die er van uit gaan dat het begin van de Kerk alle kenmerken heeft van zuiverheid, eenheid, schoonheid en zo meer...
Helaas nee... Er is ook veel meningsverschil geweest, soms verbitterd, soms ook met onverzoenlijke tegenstelling tot gevolg.
Onverzoenlijkheid is natuurlijk erg; maar het ging wel ergens over. Wee de Kerk waar gebekvecht wordt over zaken of over bestuur. Zaken en bestuur zijn nodig, zeker, maar de eerste christenen uit de Joden verschilden met hun synagogale zusters en broeders van mening over Jezus. Dát ging ergens over; beter gezegd, ging over iemand.
Is Jezus werkelijk de beloofde Christus? Is in hem werkelijk Gods koningsregering nabij gekomen?
Het waren fikse bitse woordenwisselingen die wij alleen maar kennen in een vormgeving waarbinnen wij het liefst niet zagen, namelijk: hoofdstukken in het Evangelie van Johannes.
Jezus en de Joden worden daar neergezet als een soort vijanden van elkaar.
De gemiddelde kerkganger houdt er niet van om naar zoiets te luisteren. U en ik is toch vanaf onze jeugd bijgebracht dat Jezus lief en zacht was? Ik zie voor me de afbeeldingen in platenbijbels en oude kindervertellingen. Jezus met een zijige glimlach en altijd met dat lange haar dat over zijn schouders golft.
Het is niet normaal...
Kunnen we ons zo iemand voorstellen terwijl hij woedend is en scherpe woorden spreekt, zoals: ‘U hebt de duivel als vader!’ – ?
Nee, het valt niet mee om die Jezus te zien als vijand of als iemand met vijanden.
Het zal best wel samenhangen met het ontbreken van onze vijanden. Ik bedoel dat wij als christenen en kerkgangers geen vijanden hebben.
Het zou natuurlijk kunnen dat wij vijanden hebben, maar dan is mijn vraag: hebben wij hen omdat wij christenen en kerkgangers zijn?||

Iedereen hier heeft het wel eens meegemaakt, dat er de draak gestoken werd met het geloof, met Christus, met God. Zijn die spotters dan automatisch uw vijanden? Nee, vaak niet, want de meeste spotters zijn u heel snel weer vergeten...
U zegt: ik heb eigenlijk geen vijanden... Ook niet als christen; als christen heb ik geen vijanden, nee.
Voordat u uzelf gelukkig prijst dat u het zo getroffen hebt, zou ik u op deze Passiezondag, de soberste van het kerkjaar – zou ik u willen vragen, uzelf eens te onderzoeken.
Geen vijanden? Misschien is ons geloof zo weinig de moeite waard dat het helemaal geen vijandschap oproept. Het kan gemist worden... Ach, dat is niet best.
Maar dan zegt u: ja maar, dat kan ik toch niet helpen! Trouwens, wat is het bezwaar dat niemand iets op mijn geloof tegen heeft...
Maar als u het zo stelt, trekt u het dan niet in het persoonlijke vlak?
Hier is een kerkverwoestend euvel, dat elk meningsverschil getrokken wordt in het persoonlijke vlak.

Wat betreft het evangelie van zondag Judica denk ik dat het niet in het persoonlijke getrokken wordt. Voor zover hier echte Jezuswoorden opgetekend staan, kan ik niet aannemen dat Jezus persoonlijke grieven koesterde jegens de Judeeërs. Ook de Judeeërs, zij staan hier niet zomaar als particulieren.
Herinner u wat ik gezegd heb over de achtergrond van dit evangeliegedeelte. Beluister het tegen de achtergrond van de jonge christelijke Kerk; tegen de achtergrond ook van de felle discussies over die nieuwe prediking.
Nieuwe prediking waarbij best veel op het spel stond.
Jezus gebruikt regelmatig het woord ‘zonde’ en stelt daar tegenover dat de Zoon vrijmaakt. Vrijmaakt van zonde en leugen die de Judeeërs in hun greep houden. Het zal je maar gezegd worden. Dat doet pijn, dat roept vijandschap op...

Prediking die pijn doet en vijandschap oproept, die
is ook niet zomaar uit de lucht komen vallen. De schrijvers die aan het Johannes-evangelie gewerkt hebben, kenden hun gewijde Geschriften. Die vijanden komen ook voor in de Psalmen en de Profeten.
De Profeten in Israël hadden het zwaar vanwege de eigen volksgenoten. Deze volksgenoten stelden zich vijandig op, vanwege de woorden van de profeten; woorden die niet vleiend waren, maar hen terugriepen tot de God van hun vaderen.
In de Psalmen zijn het weer anderen die last hebben van vijandschap. Een aantal Psalmen zijn koningspsalmen. Er zijn er, die de klachten bevatten van een zieke koning, of van een koning die op de vlucht is, bijvoorbeeld David die vlucht voor zijn rebellerende zoon Absalom.
Het is een subtiel verschijnsel: dat vijandigheid werd opgeroepen door de ziekte van de koning. Er werd gevlast op troonsafstand.
De vijand kan ook een huisgenoot zijn, zelfs een zoon...
Jezus zegt, dat huisgenoten tegen elkaar zullen opstaan om zijnentwil.
Om zijnentwil. Dus niet omdat ze elkaar niet mogen.
In het geding is de Christusprediking – die tevens prediking van Gods regering is, Gods koningsregering die nabij de ontplooiing is.
Hoe zullen christgelovigen daar hun levensstijl naar richten?
Christus zegt: ‘De Zoon zal u vrijmaken.’
Paulus zegt: ‘Christus heeft u tot vrijheid geroepen opdat u vrij zou blijven.’

Mensen die vrij zijn roepen kennelijk de vijandschap op van anderen die gebonden zijn. Gebonden mensen, slaafse zielen, die zoeken het vaak in de godsdienst. Maar Christus heeft u niet geroepen tot een nieuwe godsdienst... wel tot echte vrijheid heeft Christus u geroepen.
Slaven zijn zij die terugvallen in angstvallige wetsonderhouding. Zij die niet van Christus willen aannemen dat de mens er niet is voor de Wet, maar de Wet er is voor de mens.
Wie denkt dat de mens er is voor de Wet, onderwerpt zichzelf aan de letter en wordt een slaaf.
De Judeeërs beroepen zich op het vaderschap van Abraham. In werkelijkheid is het wettische godsdienst waarin zij zich verslaven.
Zo zijn er nog veel mensen in deze tijd, die zoeken het in de godsdienst. Ze onderwerpen zich aan allerlei religieuze ideeën en horen het liefst leiders en predikers die precies kunnen vertellen hoe het zit. Op die manier raken ze verslaafd aan godsdienst en zoeken ze hun zekerheid in bijvoorbeeld een leider of een oeroude voorouder, zoals Abrahmam

Hoor hoe het schriftgedeelte hedenochtend Jezus een zelfpredikatie in de mond legt: ‘Eer Abraham was, ben ik.’
Hierachter zit een heel merkwaardig idee, namelijk dat Christus er al was, voordat deze wereld tot aanzijn is gekomen.
Eén ding zal ik hierover zeggen. Dit merkwaardige idee mag geen gedachtenspinsel zijn. Het functioneert het beste in de Liturgie. Het is een element van lofprijzing met verwondering.
Alleen zo ontsnappen wij aan het formalisme van de godsdienst. Christus krijgt de alomvattende eerste plaats in ons geloof.
Is dit het geval, dat beantwoordt het evangelie-gedeelte van deze zondag aan zijn doel. Het doel dat door het Johannes-evangelie aan het einde van hoofdstuk 20 onder woorden is gebracht: ‘Wat in dit boek is geschreven, is daar, opdat u gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat u, gelovende, het leven hebt in zijn naam.’ ?
Die naam in al zijn veelzijdigheid bezingen wij, met Gezang 446

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE