WAAR KOMEN DE GOEDE WERKEN VANDAAN?

 

De verkondiging op Gedachtenisdag van Kerkhervorming


preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 29 okt 2006


Romeinen 1:16 ‘Het Evangelie van Christus is een kracht Gods tot zaligheid’
Jacobus 9:9 ‘Spreekt zo en doet zo als mensen die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden.’

Gemeente, Luther heeft in zijn preken en onderwijs altijd sterk geleund op wat Paulus zegt over geloof en vergeving van zonde, en over Wet en Evangelie.
Wie gelooft, diens zonden zijn vergeven. De Wet is zijn veroordelende kracht verloren, het Evangelie van vrijspraak heeft nu alle zeggenschap.
De ouderen onder ons die thuis zijn in de kerkgeschiedenis weten, hoe scherp Luther zich heeft verzet tegen de werkheiligheid. Vatten wij eens samen wat u hebt geleerd, dan is het ongeveer dit:
‘Je kunt niet behouden worden door het doen van goede werken. Het is alleen het Eavngelie waardoor wij behouden worden, en dat mogen wij geloven.’
Het is een goede samenvatting, maar wel één die een vraag oproept. De vraag, of de goede werken er dan niet meer toe doen.
Inderdaad, we kunnen wel geloven dat we niet meer onder de vloek van de wet staan en door het geloof rechtvaardig zijn, maar als we geen werken van liefde en barmhartigheid verrichten, dan is dat geloof niet oprecht.
Luther had zeker oog voor de noodzaak van dankbaar leven. Maar, hij was met die gedachtegang voorzichtig. Want, zei hij, zo komen de goede werken toch weer door een achterdeurtje naar binnen.

 

Zegel van de Evang.-Luth. Gem.
Bergen op Zoom
engel met het 'evang. æternum'
= een eeuwig evangelie,

uit de Epistel van deze dag
Als we de heilige Schriften van het Nieuwe Testament naast elkaar leggen, dan merken we vanzelf wel dat Gods vergeving van zonden beslist niet los staat van onze daden van vergeving. Jezus leert ons bidden en laat ons tot de Heere-God zeggen: ‘Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren...’ Dit horen wij uit de evangeliën van Mattheüs en Lukas, en dat zegt Paulus niet zo nadrukkelijk.
Er hoort ook bij: het bewijzen van barmhartigheid, en dat beluisteren we in Jezus’ vertelling over de barmhartige Samaritaan.

Ook zijn er wat minder bekende woorden van de apostel Jakobus: ‘Spreekt zo en doet zo als mensen die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden.’
Een vraag komt op: wát is die Wet der vrijheid? Een uitdrukking die je in Paulus’ brieven niet tegenkomt.
Mensen die van modern taalgebruik houden, zeggen: ‘Wat moet je nou met zo’n archaïsche uitdrukking: wet der vrijheid - ? Dat verouderde woordje ‘der’ moet weg. Je moet van die uitdrukking ‘wet der vrijheid’ máken: wet van de vrijheid.’
Ja, dat lijkt goed en het is goedbedoeld, maar het is fout. Laat die oude vertaling ‘wet der vrijheid’ maar gewoon blijven, want zo is het een heel correcte en letterlijke vertaling van de oorspronkelijke Griekse uitdrukking. Bovendien kun je horen dat hier de jood Jakobus aan het schrijven is geweest. Want die koppeling tussen wet en vrijheid is taalkundig gezien een oude Hebreeuwse spreekwijze.
Denkt u alstublieft nu niet, dat ik nu bezig ben met een oude-talen hobby en u een taallesje wil geven. Het is echt belangrijk voor u en voor mij. Het gaat om het juiste verstaan van sleutelwoorden, centrale begrippen in de heilige Schriften.
Een predikant heeft de plicht om dit soort uitleg aan de gemeente te verstrekken. Daarvoor heeft hij/zij ook een universitaire opleiding genoten. Houdt u het kerknieuws bij, dan weet u dat het aantal hoogopgeleide predikanten rap daalt. Gaat het zo door, dan is er over twaalf jaar al een tekort van bijna 300 predikanten.
In de PKN denken de beleidsmakers aan een oplossing. Een oplossing zou zijn: geef de lager opgeleide pastorale werkers dezelfde bevoegdheden als die van de predikanten. Dat is een stuk goedkoper.
De meeste predikanten hebben grote moeite met deze oplossing. Misschien zegt hier iemand: ja natuurlijk, hier verliezen de predikanten een stuk status.
Is dat zo? Wat mij betreft, die status interesseert me niet, maar er is iets dat ik veel belangrijker vind. Het is de kennis van de oorspronkelijke talen van de heilige Schriften, die hier in de gevarenzone komt.
Toen de Kerkhervorming in de zestiende eeuw op gang kwam, werd de universitaire opleiding van de predikanten verplicht gesteld. Waarom? Omdat juist de Kerkhervorming een beweging 'ad fontes' was, 'terug naar de bronnen.' Die bronnen zijn de gewijde boeken van Oude- en Nieuwe Testament. Wie deze gewijde boeken niet in het origineel lezen kan, blijft altijd afhankelijk van vertalingen en van wat deskundigen van allerhande richtingen er over zeggen.
In deze Gemeente luisteren wij zorgvuldig naar de sleutelwoorden, en kijken telkens naar de letterlijke tekst.

Daarstraks zei ik: dat 'wet der vrijheid' een zinvolle koppeling is tussen wet en vrijheid. Ook, dat het taalkundig gezien een oude Hebreeuwse spreekwijze is.
We hebben meer van dit soort koppelingen in het Nieuwe Testament. Wat denkt u van die uitdrukking die Jezus gebruikt: ‘Ik ben het brood des levens’ - ?
Moet je dat vertalen met: ‘Ik ben het brood van het leven’ ...? Wordt die uitdrukking daar duidelijker door? Mij dunkt, nee! Lees hem vanuit de Hebreeuwse taal als: ‘Ik ben het levende brood’. Of: 'levendmakend brood.'
‘De wet der vrijheid,’ die uitdrukking horen we als: de bevrijdende wet. Of: de wet die vrijheid schept.

‘De wet die vrijheid schept! Hier is aansluiting bij de kanseltekst uit de Romeinenbrief: ‘Het Evangelie van Christus is een kracht Gods tot zaligheid.’
Hier is een boodschap die positief en vreugdevol is!
Ook Luther, die toch heel veel gepreekt en geschreven heeft over de veroordelende en vervloekende kracht van de wet, – zelfs Luther heeft ingezien, dat een gelovige ook vreugde kan beleven aan de wet.

Vreugde der Wet, vreugde van het Evangelie...!
Het lijkt wel alsof er geen tegenstelling Wet – Evangelie meer is...
Voorzover de Wet ook het levende Woord van God is, hoeft er ook tegenstelling te zijn!
De wet is het levende Woord van God, lévend, in die zin dat de voorschriften en geboden kracht uitoefenen op ons, gelovigen in Christus.
De wet is een wet der vrijheid, die schept vrijheid, die bewerkstelligt zelf waar het hem om begonnen is.
We mogen hier ook denken aan het werk van de Heilige Geest. Het is de Heilige Geest die de woorden van Christus ons indachtig maakt.
Hierbij passen de woorden van de apostel Paulus in onze kanseltekst hedenochtend: ‘Het Evangelie van Christus is een kracht Gods tot zaligheid’
Wie opmerkzaam en vertrouwend luisteren kan naar wat de Heere-God hem/haar te zeggen heeft, die zal het ervaren: het Woord krijgt ingang in u, het doet wat in u. Dat is het werk van de Heilige Geest.
Het schept een nieuw hart.
Natuurlijk, want dat Woord wil zelf gehoorzaamheid bewerkstelligen, en leven en vrijheid teweeg brengen.
Hier is een vervulling van het profetenwoord van Jeremia: ‘Ik, de Heer, zal mijn wet in hun binnenste leggen, en die in hun hart schrijven.’
Dit is daarom een belofte, omdat het een daad van Godswege aan ons betreft. Wat wij uit onszelf niet kunnen, bewerkstelligt de Heere-God in ons. Hij schépt gehoorzaamheid in ons, zodat die er, om zo te spreken, uitkomt op de wijze van Hem welgevallig gedrag.

Onder de luisteraars aan de radio zijn er die als kind de calvinistische belijdenisgeschriften hebben.
Wat U in de afgelopen minuten hier gehoord hebt, staat in andere woorden en in een ander verband ook in de Dordtse Leerregels. In dit Nederlands-calvinistische belijdenisgeschrift horen we over het werk van de Heilige Geest. Gods Geest dringt door tot in de binnenste delen; Hij opent het hart dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij maakt dat de wil die eerst niet wilde, nu metterdaad wil.
Dit kan alleen het werk van zijn H. Geest zijn.
Op een andere plaats in een profetenboek spreekt de Heer woorden van dezelfde strekking: in het boek Ezechiël zegt Hij: ‘Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven.’
Een hart van vlees: dat wil in bijbeltaal zeggen, dat het ontvankelijk en kneedbaar is. Het is bruikbaar voor de H. Geest om daarin te werken, om daarin een vrijwillige gehoorzaamheid te scheppen.

Hier kunnen wij spreken over de aanwezigheid van de H. Geest in ons hart en leven. Deze aanwezigheid was een realiteit voor de eerste christenen. De aanwezigheid en werking van de Heilige Geest en al wat de wet der vrijheid bewerkstelligt in ons leven, komen op hetzelfde neer. De daden die wij doen uit dankbaarheid jegens de Heere-God, maken ons vrij. Er is geen sprake van verdienstelijk werk, noch van prestatie of voor wat hoort wat. Het goede dat wij doen is het loon zelf, want het zet ons in de vrijheid. Dit is allemaal de vrucht van de wet der vrijheid in ons leven. Die wet is het waardoor Gods Heilige Geest met kracht in ons werkzaam is en de band van liefde tussen ons en de Heere-God onderhoudt. Zo werkt het Evangelie in ons, als een kracht Gods, die ons maakt tot behouden mensen, gelukzalige mensen. Dan zijn wij het die dat alles doen, en tegelijkertijd erkennen wij: het komt alles van Godswege – ? Die Heer bezingen wij als onze toevlucht en sterkte, met – Gezang 401

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE