KUITERTS VRIJZINNIGE SOEP

 
'en toch vind ik het nep, dat geschrijf van hem'
 
verschenen in Woord & Dienst, jrg. 52, 4 januari 2003, nr 1

BERT KUIPERS OVER DE 'NIEUWE' HARRY KUITERT


Met stapels tegelijk ligt het bij de boekhandel, de nieuwe Harry Kuitert. Je hebt het vorige nog niet eens helemaal uit, of het volgende exemplaar ligt er al. Kloeke boeken met een heldere boodschap: het is allemaal niet zoals we het geleerd hebben. God bestaat gewoonweg niet.

Wie het laatste boek doorkijkt, valt het gelijk op: hier is een vlijtig mens aan het werk. Een emeritus die kennelijk geen kleinkinderen te logeren krijgt, of tijd verdoet in vrijwilligerswerk. Een man met een apostolaire gedrevenheid: uiteindelijk zal toch ook bij ons het licht wel eens gaan doorbreken, dat al zo lang slechts in schrijvers eigen brein schijnt. Het licht, niet van Christus, maar van de zelfstandige mens. Nog een boek of twee, drie en heel de kerk deelt in dit heerlijke licht.
Bij de boekhandel bladerde ik dat nieuwste boek door, en besloot het niet te kopen, Wat mij betreft is het nu maar eens uit, met al die Kuitert-boeken. De boeken die ik al had, gaan naar de boekenmarkt. A1lemaal hetzelfde laken een pak, echt vrolijk word je er niet van.

Vanwaar die irritatie tegenover zo'n hooggeleerde? Er zijn toch wel eens vaker godgeleerden, die bedenkelijke dingen roepen of schrijver? Van alle mogelijke huize! Bisschoppen, imams, dominees; de haren rijzen je af en toe te berge, als je verneemt wat ze ons in naam van hun Openbaringsgod zeggen. Over wat niet mag, wat wel moet. Over of je 'het' wel mag doen, met wie, en hoe vaak. Over waarden en normen en wat hun God er wel niet van zegt.
Kuitert is veel bescheidener: wat hij legt, spreekt hij in eigen naam. En toch vind ik het nep, dat geschrijf van hem. Misschien omdat hij uitverkoop houdt in eigen huis en ook het eigen huis in de aanbieding doet, maar er toch nog in wil blijven wonen. Anderzijds: we moeten niet te snel vinden, dat iemand niet meer in de kerk thuishoort. De kerk leeft ook van een aantal bijzondere figuren, die dingen roepen waar ieder van schrikt en verkleurt. Misschien is dat het: verkleurden we nog maar van die nieuwe inbreng van Kuitert. Maar nee, voor we het nieuwste boek hadden gezien, kon iedereen al weten wat erin zou staan. Niks nieuws.
Maar gaandeweg begint wel iedereen te denken, dat het zo dus hoort. Een door en door weggeredeneerd geloofsverhaal, waar elke smaak uit is verdwenen. Door- en dood gekookte vrijzinnige soep, zonder de prikkeling van de 19de eeuw.


Gaandeweg begint iedereen te denken dat je dit noodzakelijkerwijs overhoudt, als je niet meer wilt geloven zoals in de Middeleeuwen. Alsof er maar twee mogelijkheden zouden zijn: een geloof in een God die alles organiseert, of we het nu leuk vinden of niet, óf een geloof dat die God dus helemaal niet bestaat, evenmin als Sinterklaas, en wij gewoon alles zelf moeten doen.
Wie een beetje mee heeft geleefd met de kerkgeschiedenis zal het opvallen, dat die laatste visie, onvervalst 19de eeuws, de aan1eiding is geworden van daaropvolgende romantische theologie, en de daar weer opvolgende dialectische theologie.

Nu meegaan met Kuitert en doen alsof zijn visie een vernieuwing is, betekent je geschiedenis ontkennen. Dat is toch te veel gevraagd voor dit moment.

Zou het ook nog zo kunnen zijn? Dat God dan wel niet alles regelt en organiseert, als de reisleider van ons aller leven. Maar dat God wel staat voor al die ervaringen van mensen, die zich gedrongen wisten tot het doen van daden, die ze van zichzelf uit niet, nooit zelfs, gedaan zouden hebben. Omdat een stem in hun geweten, een stem van gene zijde, hun drong tot gaan waarheen zij niet wilden.
Zou het zo kunnen zijn dat al die ervaringen van deze mensen, mensen zo gewoon als wij, maar geroepen tot het bijzondere, dat al die ervaringen samen zoiets bijzonders zijn, dat dit niet herleidbaar is tot menselijke bedenking of creativiteit? En mogen we die roepstem dan niet God noemen? Geeft het bijbels verhaal daar niet voldoende aanleiding toe?

Het is allemaal een kwestie van taal. Maar die laat ik me dan ook niet door Kuiterts rationele gepraat ontnemen. Taal van Abraham (Sara), van Mozes (Zippora), van profeten en van psalmdichters, van apostelen en epistelschrijvers, van messianen en martelaren. Taal van ervaring met werkelijkheid die komt van gene zijde. Die zij zelf niet hadden bedacht, maar een werkelijkheid die hen er wel met de haren bij heeft gesleept. Taal van bemoediging en troost, maar ook van beproeving, taal die gaat tot op het bot, omdat door die taal al ons spreken wordt beproefd. Taal die onze ratio op laat houden met argumenteren, maar eerst eens laat zingen, dan laat bidden, en dan laat vragen: waar heb je de krant, en wat gebeurde er gisteren bij ons in de stad, of in ons dorp?

Dit is geen echte recensie. Dus ook geen echt advies: koop het, of koop het zeker niet. Wie zijn geloof wil behouden, of vooral eens fris wil herformuleren, kan waarschijnlijk beter iets anders kopen. Of moet er nodig maar eens iets anders geschreven worden?

Bert Kuipers is hervormd predikant te Rotterdam