JERUZALEM ONZE MOEDER


preek gehouden op 10 maart 2002 in de ELG Dordrecht




De verkondiging op Zondag Laetare

 
 

Gal 4:26    Het hemelse Jeruzalem is vrij, en dat is onze moeder

Taalkundig is het woord 'kerk' vrouwelijk. Dit is zeer op z'n plaats, want aard en instelling van de Kerk zijn vrouwelijk.
Noemen wij de Kerk vrouwelijk, dan mag zij ook ánders zijn dan mannelijk. Het is misschien wat verouderd wat ik ga zeggen, verouderd in de oren van de vaklieden, van psychologen, zij die verstand hebben van hoe mensen qua gedrag en gevoel in elkaar zitten. Toch denk ik dat er veel waars in zit, namelijk wélke grote verschillen er wel zijn tussen de naturen van man en vrouw.
De man is een persoon die van nature greep wil krijgen op de wereld rondom hem. Hij kijkt om zich heen en gaat na, waar hij zichzelf kan laten gelden. Sommige mannen willen veroveren, dat zijn de harde zakenlui of de regeringsleiders. In de afgelopen verkiezingsweek hebben we er weer minstens één gehoord en gezien: een veroveringstype die zichzelf het liefst als president van Nederland ziet.
Ook wetenschapsmensen en onderzoekers vind je veel onder mannen. Mensen met een niet aflatende drang tot ontdekken. Greep krijgen op de wereld om hen heen.

Nee, dan de vrouwen. Zij zijn personen die van nature geneigd tot bewaren en beschermen zijn. Zij hebben fijngevoeligheid waardoor zij kunnen aanvoelen wat mannen vaak niet opmerken. Misschien komt het door de andersoortige lichamelijke mogelijkheden: de mogelijkheid om te baren, het voortbrengen van nieuw leven. Als gevolg daarvan is er de natuurlijke gerichtheid op voeden, beschermen en koesteren.

Nieuw leven voortbrengen! Dát is toch bijzonder, zou je zeggen. Jawel, maar er is één belangrijke voorwaarde, en die voorwaarde hóórt bij het vrouw-zijn: de vrouw moet eerst ontvangen, en, moet voor het nieuwe leven dat komt, ontvankelijk zijn.

Dit ontvangen, is heel belangrijk voor een vrouw. Zo wordt duidelijk waarom in de Bijbel het volk van de Heere-God als vrouwelijk beschreven wordt.
Israël en Jeruzalem worden als vrouwen voorgesteld. Paulus noemt Jeruzalem dat boven is, dat noemt hij het hemelse Jeruzalem, en hij betitelt dat met 'onze moeder'. Verder wordt Israël in het Oude Testament nogal eens 'de jonkvrouwe Israëls' genoemd, of 'de dochter Sions'. Beide vrouwelijk: Israël, het volk van God, Jeruzalem de stad van God. Beide zijn zij als vrouwen, bruiden van de Heere-God. Het is nodig dat het vrouwelijke meer nadruk krijgt in het geloof en in de Kerk. Het is niet moeilijk om in de Bijbel te vinden, dat God net zo goed vrouwelijke als mannelijke eigenschappen heeft. Van de vrouwelijke eigenschappen van de Heere-God zijn de mooiste en duidelijkste voorbeelden twee:

God, die als een moeder baart wat het geschapene zal zijn.
Vervolgens God die als een moeder zijn kinderen troost.

We kunnen iets soortgelijks zien bij Jezus Christus. Aan de ene kant heeft hij mannelijke karaktertrekken: die komen naar voren in zijn gezaghebbend onderwijzen en in zijn houding jegens de joodse geestelijke leiders.
'Hij onderwees de scharen met gezag', zo horen we. Ook durfde hij de overpriesters en schriftgeleerden vierkant de waarheid te zeggen.
Anderzijds zien we bij Jezus ook de vrouwelijke kant. Hoor het evangelie van deze zondag, dat hij oog had voor de gewone, praktische behoeften van de mensen die bij Hem waren. Het lied voor de preek (Gez. 463) laat het horen: Jezus in het zachte gras rond het meer van Tiberias, waar hij de mensen liefhad en van hun kwalen genas. Overigens: dat gras staat uitdrukkelijk in het evangelie vandaag...!
Hij wist dat een mens ook eten moest en hij deed daar wat aan. Hier horen wij van de zorgzame kant, de vrouwelijke kant van Jezus... De vrouwelijke kant, dat komt terug in ons denken en spreken over de Kerk.

De Kerk is het Lichaam van Christus, zoals ons de apostel Paulus leert. Hier vergelijkt de apostel Paulus het volk Gods, Israël en Kerk, met moeder Jeruzalem. Hij noemt het een moeder! De bijbelschrijvers zijn nog duidelijker wanneer zij schrijven over de oorsprong van de Kerk. Er is als het ware een hemels moederschap.
De apostel Paulus spreekt over het hemelse Jeruzalem, dat vrij is, en dat is onze moeder. Hij wil daarmee zeggen: het feit dat wij thuishoren in de Kerk en het feit dat wij gelovig zijn, dat kun je niet verklaren vanuit aardse beweegredenen. De oorsprong van ons Kerk-zijn en van ons geloof liggen helemaal onafhankelijk, helemaal vrij van welke wereldlijke bron dan ook. Het is hemels, de oorsprong ligt in de hemel, dat wil zeggen, bij God zelf: daarom is de ware Kerk, bij wijze van spreken een hemelse stad, het Jeruzalem dat boven is, het hemelse Jeruzalem, en dat is vrij.
Die stad is onze moeder.

Een stad als moeder, dat is iets om aan te voelen. Een aantal gemeenteleden hier zijn rasechte Dordtenaren. Kent u dat gevoel, wanneer u loopt op oude vertrouwde plekjes hier in Dordt, dat u bij u zelf zegt: "Hier hoor ik, hier ben ik verworteld, ik zit met duizend draden vast aan deze stad; het is alsof deze stad mij voortgebracht heeft."
Dat hoort bij het moederlijke van een stad. Maar de apostel Paulus gaat verder, wanneer hij zegt: Jeruzalem is onze moeder.
Aan het feit dat u en ik door moeders zijn voortgebracht, daar hebben wij zélf niets aan bijgedragen. Wij wáren er eenvoudigweg niet bij...
Dit moet ons tot bescheidenheid nopen, ook wanneer wij ons zien als gelovige kinderen van God.

Wij kunnen het ook toepassen op de concrete stad Jeruzalem. U weet hoe moeilijk en gespannen de verhoudingen tussen Joden en Palestijnen zijn. Stel voor dat er een akkoord komt over de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever... Dan nog zullen zij onverzoenlijk uiteengaan over de stad Jeruzalem! Wat een hang naar die aardrijkskundige plek... zou dat dan toch alleen maar het Jeruzalem dat beneden is, zijn?

Wij als kerkelijke gemeenschap mogen onze oorsprong herleiden tot een bron buiten ons zelf, een plek van verwekt worden, geboren worden en opgroeien. Het is hier niet hetzelfde als een vereniging of een club of zoiets dergelijks. Dat u bij elkaar bent, is niet alleen omdat u elkaar hebt uitgezocht en elkaar zulke aangename mensen vindt. Er is méér, en dat meerdere is juist het wezenlijke, het doorslaggevende dat ons tot Kerk maakt. Het is de bron, de oorsprong, de geestelijke verwekking, de geestelijke geboorte, het opgroeien. Dat alles is niet door onszelf gewenst en voor elkaar gebracht. Er is een oorsprong buiten ons onszelf, als een stad in de hemel waaruit onze geestelijke oorsprong te verklaren is.

Er is nog een mooie uitdrukking die we in een brief van de apostel Paulus lezen: "Ons burgerschap is in de hemel". Ook daarmee wijst Paulus op onze geestelijke oorsprong, maar, hij maakt het onmiddellijk heel tastbaar. Het burgerschap is uw manier van leven, uw gedrag temidden van de mensen. Wel, zegt Paulus, dat kan niet precies hetzelfde zijn als het gedrag van weet ik welke andere mensen. Uw leven is bevrijd en geborgen in de Heere-God; dan heeft dat een uitstraling. Door die uitstraling kunnen andere mensen zien: hé, die mensen hebben andere krachtbronnen dan ik.

U
itstraling! Zo heeft ook de oer-christelijke gemeente aantrekkingskracht gehad in de eerste eeuw na Christus. De grieken en romeinen zagen, dat deze christenen ánders waren en ánders leefden, dat zij hun geestelijke voedingsbodem heel ergens anders hadden dan zij. Van één van de romeinse schrijvers zijn opmerkelijke woorden bekend over de eerste christenen: "Zie, hoe zij elkaar liefhebben!"
De liefde van de vader die naar voren komt in trouw en inzet; de liefde van de moeder die naar voren komt in warmte en aanvaarding.

Een zondag als deze is een tussen-in zondag: niet helemaal paars, miet helemaal wit, maar roze.
Evenzo zitten wij in tussen het Jeruzalem dat beneden is en het Jeruzalem dat boven is. H
et Jeruzalem dat beneden is lijkt nog niet op het nieuwe Jeruzalem dat bij de Heer vandaan komt. Maar in de Liturgie belijden en vieren wij de komst van die stad.
Dit zullen wij lofprijzend belijden, door het zingen van Gezang 114

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE