Wilt u weten wat Pasen is, waar het
om gaat in dit voornaamste feest van Israël en de Kerk?
Wilt u het weten, luister dan naar het belangrijkste van de Liturgie
vandaag: de lezingen uit de h. Schriften.
Weest u er van verzekerd dat het samenstel van drie schriftlezingen
vandaag (Zach. 8:19-23; Gal. 4:22-5:1a: Joh. 6:1-15) op en top paasliturgie
is. Deze merkwaardige zondag, halfpasen in het lutherse spraakgebruik,
geeft ons aanwijzingen en verheldert onze blik, scherpt ons verstaan.
Want op het Hoogfeest van Pasen zelf vieren wij het mysterie. Het grote
geheimenis dat de Christus uit de doden is opgestaan.
Maar in de Liturgie van zondag Laetare horen we hoe dit concreet wordt,
dat wil zeggen, hoe dit in z'n werk gaat onder mensen.
In deze kerkelijke viering gaat veel aandacht uit naar de evangelielezing
– waar we ons van bewust moeten zijn, dat dit niet zonder gevaar
is. Want die evangeliegeschriften bestonden niet in Jezus' tijd. Hoort
u een gedeelte uit zo'n evangelieboek, bedenk dan dat u het altijd moet
leggen tegen de achtergrond van de Joodse heilige Schriften. In dat
geval gaat u ook steeds beter zien hoe ze getuigenis afleggen van Gods
beloften en de hoop en de troost daarvan verwoorden.
Het is daarom dat ik het zondagsevangelie dat u zo-even hebt gehoord,
een toonaangevende paasverkondiging noem. Een verkondiging die de opstanding
concreet maakt. Het gaat ergens over, zonder dat aan het mysterie tekort
gedaan wordt.
Het gaat om brood, om eten in alle rust, terwijl men zit op het gras.
Het sluit zich mooi aan bij wat in Israëls heilsgeschiedenis zo
belangrijk is: het land dat door de Heere-God
is beloofd, het land van melk en honing...
Het land van belofte, het beërven daarvan, het leven daarop in
vrede, elk met zijn wijnstok en vijgenboom, daar is opstanding. Het
is concreet, tastbaar en overzichtelijk. Het gaat over land en over
eten en drinken en over verzadigd worden en rust genieten.
Hier kunnen we wat mee, meer dan met een eenzijdig nieuw-testamentische
opstandingsprediking. Zelf heb ik het meegemaakt in mijn jeugd, dat
het lijden van Christus breed uitgemeten werd, weken lang. Op de Eerste
Paasdag kwam er een preek over de opstanding die in het vage bleef en
geen verband met Israëls heilsbeloften legde. Kort daarna waren
de mensen al weer vergeten dat ze in de paastijd waren...
Ik pleit voor een opstandingsprediking die recht doet aan wat het verbondsvolk
van de Heer is beloofd.
Daarin gaat het over land, over vee en landbouwgewassen, over gerechtigheid
en vrede in dat land...
Kritiek hierop komt er al snel... Het zou veel te aards zijn. Maar wat
is er tegen een land waarin gerechtigheid voorop staat en waar boerenarbeid
en rustig en eenvoudig genieten van de opbrengst volgen?
Toch is die kritiek niet helemaal misplaatst. Wanneer aards betekent:
ongeestelijk, dan is de Heere-God
uit beeld en is de aandacht eenzijdig materieel gericht.
Dit is veel gebeurd in het Israël van de Bijbel. De Israelieten
keken naar het land als was het helemaal van hen. Ze vergaten dat het
een geschenk was, een gave uit de hemel, te vergelijken met wat de Epistel
vandaag zegt van het nieuwe Jeruzalem: dat daalt neer uit de hemel,
bij de Heere-God vandaan.
Dit neerdalende nieuwe Jeruzalem is een beeldende verkondiging van Gods
genade. Voor het Israël van de Bijbel is het land een concrete
genadegift. ‘Niet met het zwaard hebben zij het land verworven,
en hun arm bracht hun geen bevrijding; maar uw arm en uw kracht... aldus
belijdt Psalm 44.
Juist omdat het land geschonken goed is, mag het volk van God er niet
zomaar over beschikken. Laten wij ons dat ook aantrekken, nu er in politiek
Den Haag opnieuw schaamteloze geluiden worden gehoord – schaamteloos
omdat volgens sommige Kamerleden ons land alleen voor Nederlanders bestemd
is.
Het land is voor het bijbelse Israël een geschonken goed, daarover
kan het niet naar welgevallen beschikken. Of er op dat land gerechtigheid
geschiedt, dat is de norm.
Gerechtigheid is niet een ideaal, iets wat in een mooi boek beschreven
staat, om daarbij te verzuchten: och was het maar zo... Daarentegen
vindt het plaats, in het bijbelse Israël mag je dit gezegde letterlijk
nemen: het vindt plaats omdat die plaats het land is. Dat land krijgt
Israël omdat er dan plaats is om gerechtigheid te doen. Het land
is niet een eigendom, het blijft een geschonken goed. Hier is het al
genade, óók het doen van gerechtigheid, het is een geschonken
kans, een genadegift om te doen...!
Hoor hoe
het toeging, daar in Galilea, toen Jezus de hongerige schare deed
neerzitten op het land, in het zachte gras. Toen liet Jezus zien,
met behulp van slechts twee visjes en vijf broden, wat het is,
te delen.
Dat is rechtvaardig handelen, dat je wat kunt missen en niet zegt
met de discipel Andreas: dit is toch de moeite niet om van te
delen?
Toch moet het zo beginnen, en dat is die geschonken kans. Het
wordt u en mij gegeven om er mee te beginnen. Het is genade, het
blijft genade wanneer wij delen, wanneer wij gerechtigheid doen.
Is dat niet het wonder, dat het begint en verder gaat en dat uiteindelijk
iedereen voldoende heeft? |
|
Hier, op dit gras, op deze grond, gaat in vervulling wat Psalm 23
bezingt:
‘De Heer is mijn
Herder, ik zal niets tekort komen, Hij laat mij neerliggen in grazige
weiden...'.
Hier is gerechtigheid op het land; daartoe is dat land gegeven, zodat
het volk van God in harmonie samenleven kan.
In het zondagsevangelie horen we, hoe Jezus van dat stuk grond met
dat gras een stukje land van belofte maakt. Hier wordt echt Pasen
gevierd – trouwens, dit hele zondagsevangelie is een paasverhaal!
Onthoudt altijd de schriftuurlijke woorden gerechtigheid, barmhartigheid,
liefde, wanneer u spreekt over het land van belofte. Zo niet, dan
schiet u in de fout.
In het spraakgebruik buiten de bijbelse taal om hoor je soms de uitdrukking
‘moedergrond' en ook wel ‘vaderland.'
Moedergrond is een term die we wel in onze Liturgie tegenkomen, maar
een risico in zich bergt: ze kan ons in de sfeer van de vruchtbaarheid
en de natuurlijke vanzelfsprekendheden brengen. Die kant moet het
niet op gaan, hier hebben Israëls profeten zich tegen verzet.
Want vruchtbaarheid als natuurlijk gegeven is geen aansporing tot
het doen van gerechtigheid.
Wie spreekt er over vaderland? Meest mensen die het verleden verheerlijken
en zeggen: het eigen volk eerst, en dit land moet verdedigd worden.
Ik hoefde als theologiestudent niet in militaire dienst, maar moest
daarover wel komen praten tijdens de verplichte keuring. Het was een
wat oudere officier die mij vertelde dat het leger belangrijk was
om het vaderland te verdedigen. Toen flapte ik er uit: ‘Vaderland?
Mijn vader heeft geen land!'
Vaderland is een onbijbels woord, want dit betreft bezit, nationale
identiteit, volksbewustzijn.
In het bijbelse Israël gaat het om het land van belofte.
Laat die Hebreeuwse woordkoppeling maar zo staan.
‘Het beloofde land' – dat is de gangbare vertaling, maar
letterlijk staat er: land van belofte.
Daaraan ziet u nog duidelijker hoezeer die belofte de norm is.
Het land van Gods belofte is niet het vaderland. Dat is een term die
niet thuishoort in de heilsgeschiedenis van Israël. Het vaderland
is een term waarbij teruggekeken wordt. Maar het bijbelse Israël
hoopt op een land van belofte. De hoop en de belofte betreffen de
toekomst.
Hoop, beloften, waarom...? Omdat de volle gerechtigheid en vrede nog
uitblijven.
Om de beloften kunnen we blij zijn, en die blijheid is precies waarover
de naam van deze zondag gaat. Blijdschap midden in de onvoltooidheid.
Blijdschap op het land van belofte, ook al loopt de gerechtigheid
zo menigmaal stuk op de onwil of traagheid van mensen.
De Christus Jezus had zelf niets. Zo zegt hij het bij de uitzending
van zijn discipelen als apostelen: ‘De vossen hebben holen,
en de vogelen des hemels hebben nesten, maar de Mensenzoon heeft niets
om het hoofd neer te leggen.'
Hij heeft geen greep gedaan naar het land, om het zich eigen te maken.
Hij heeft beseft dat het zover nog niet was, dat het land een land
van belofte wel móest blijven.
De verzadigde schare zag dat heel anders. Die drong op Jezus aan en
probeerde met aandrang en geweld hem tot koning te maken.
Dit heeft veel bijgedragen tot het lijden van Christus.
Maar, wat hadden ze dan moeten doen?
Het antwoord is te horen in de eerste schriftlezing. Het voorgelezene
gaat in eerste instantie over de wereldvolkeren.Tien mannen van allerlei
taal, afkomstig uit de volkeren, komen en grijpen een Joodse man vast
bij zijn mantelzoom.
Zij willen met hem meegaan, want, zeggen zij: "Wij hebben gehoord
dat God met u is".
Een Joodse man ... wie is die man, is dat een willekeurige Jood? Nee,
wij zouden dat moeten weten als Kerk, als gemeente van Christus! De
Christus Jezus is die man!
Het is de manier waarop Luther het Oude Testament las: hij luisterde
er naar met het oog op Christus! In die ene Jood wiens mantelzoom
werd vastgegrepen door tien mannen uit de volkeren – in die
ene Jood zag hij de Christus Jezus.
Voor de gelovige Joden zelf lag het anders. Zij hebben door heel de
wereldgeschiedenis heen gehoopt om te leven in het land van belofte.
Maar wanneer zij in den vreemde moesten leven, droegen zij naar beste
kunnen bij aan het welzijn van het land waarin zij vertoefden. Zij
hadden ook een dubbele nationaliteit, zoals enkelen in onze regering.
Maar dat kwam alleen maar ten goede aan het land waarin zij woonden.
De apostel Paulus zegt van de christgelovigen: ‘Ons burgerschap
is in de hemel.' Geloven wij in Christus, dan hebben wij ook een dubbel
burgerschap. We hebben dat gekregen omdat wij Christus vastgegrepen
hebben, zoals het wordt bedoeld door de profeet Zacharia, in de eerste
schriftlezing.
Als Christgelovigen zijn wij geen buitengewoon ras of zoiets, maar
door onze geloofsverbondenheid met Christus worden wij van Godswege
gerekend tot zijn verbondsvolk. Natuurlijk zijn wij geen Joden, we
hoeven het ook niet te worden. Maar, samen mét het bijbelse
Israël verwachten wij Gods koningsregering en wij hopen op een
aarde die vervuld is van kennis van de Heer.
Door de Christus hebben wij deel aan de beloften, de beloften van
een land dat goed is.
Door de Christus Jezus, door die schijnbaar flinterdunne draad, zijn
wij verbonden met Gods bondsvolk. Dit is geen geloof in een Jezus
geïsoleerd van zijn volk. Dat Joodse volk blijft op de eerste
plaats.
Hoor de prediking van apostelen en evangelisten. ‘Het heil is
uit de Joden,' aldus de evangelist Johannes. De apostel Petrus verkondigt
in één van zijn eerste preken als volgt de Christus
Jezus: ‘De bevrijding is in niemand anders, want er is ook onder
de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten
bevrijd worden'.
Christus is gegéven, zoals Petrus zegt, gegeven onder de hemel.
Hij is geen produkt van algemene godsdienstigheid hier op aarde. Net
als het Jeruzalem dat boven is, naar verluid van de Epistel. Ook als
de overvloed aan brood en vis tijdens de wonderbare vermenigvuldiging.
Allemaal vingerwijzingen naar hetzelfde: een bijzondere, niet op menselijke
inspanning te herleiden genade van de God van Israël.
Wie kan verklaren dat één Joodse man zoveel indruk heeft
gemaakt, indruk vooral op de volkeren-wereld? De Christus Jezus is
Hij!
Hij verbindt ons met het bondsvolk van de Heer.
Deze verbinding is óns verbond. ‘t Zelfde woord, verbond
door verbinding, want het is dóór de Christus Jezus
dat wij verbonden worden met Israël, en zo deel krijgen aan Gods
Rijk. Zo belangrijk is de ene Joodse man, om Hem aan te grijpen bij
de zoom van zijn mantel. Zo menselijk heeft de Heere-God
willen zijn, dat Hij zich heeft geopenbaard in een mens, niet maar
in 't algemeen, maar heel specifiek in die ene. Hem belijdt de Kerk
als de levende Heer,
hem heeft God gegeven in een wereld die in de dood ligt, zoals Johannes
zegt. In die wereld is Christus het leven!
Deze wereld die voorbij gaat, wordt toch behouden om Christus' wil.
Door Gods belofte mag deze aarde land van belofte zijn. Daarom houden
wij het vol in deze wereld, wij geroepen om te leven in de verwachting
van het komende Rijk,
van dat leven zingen wij Gezang 94
TERUG
NAAR DE INHOUDSOPGAVE |