LAND VAN BELOFTE

 

De verkondiging op Zondag Laetare

Tekst: Johannes 6

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 18 maart 2007


Wilt u weten wat Pasen is, waar het om gaat in dit voornaamste feest van Israël en de Kerk?
Wilt u het weten, luister dan naar het belangrijkste van de Liturgie vandaag: de lezingen uit de h. Schriften.
Weest u er van verzekerd dat het samenstel van drie schriftlezingen vandaag (Zach. 8:19-23; Gal. 4:22-5:1a: Joh. 6:1-15) op en top paasliturgie is. Deze merkwaardige zondag, halfpasen in het lutherse spraakgebruik, geeft ons aanwijzingen en verheldert onze blik, scherpt ons verstaan. Want op het Hoogfeest van Pasen zelf vieren wij het mysterie. Het grote geheimenis dat de Christus uit de doden is opgestaan.
Maar in de Liturgie van zondag Laetare horen we hoe dit concreet wordt, dat wil zeggen, hoe dit in z'n werk gaat onder mensen.

In deze kerkelijke viering gaat veel aandacht uit naar de evangelielezing – waar we ons van bewust moeten zijn, dat dit niet zonder gevaar is. Want die evangeliegeschriften bestonden niet in Jezus' tijd. Hoort u een gedeelte uit zo'n evangelieboek, bedenk dan dat u het altijd moet leggen tegen de achtergrond van de Joodse heilige Schriften. In dat geval gaat u ook steeds beter zien hoe ze getuigenis afleggen van Gods beloften en de hoop en de troost daarvan verwoorden.
Het is daarom dat ik het zondagsevangelie dat u zo-even hebt gehoord, een toonaangevende paasverkondiging noem. Een verkondiging die de opstanding concreet maakt. Het gaat ergens over, zonder dat aan het mysterie tekort gedaan wordt.
Het gaat om brood, om eten in alle rust, terwijl men zit op het gras. Het sluit zich mooi aan bij wat in Israëls heilsgeschiedenis zo belangrijk is: het land dat door de Heere-God is beloofd, het land van melk en honing...
Het land van belofte, het beërven daarvan, het leven daarop in vrede, elk met zijn wijnstok en vijgenboom, daar is opstanding. Het is concreet, tastbaar en overzichtelijk. Het gaat over land en over eten en drinken en over verzadigd worden en rust genieten.
Hier kunnen we wat mee, meer dan met een eenzijdig nieuw-testamentische opstandingsprediking. Zelf heb ik het meegemaakt in mijn jeugd, dat het lijden van Christus breed uitgemeten werd, weken lang. Op de Eerste Paasdag kwam er een preek over de opstanding die in het vage bleef en geen verband met Israëls heilsbeloften legde. Kort daarna waren de mensen al weer vergeten dat ze in de paastijd waren...

Ik pleit voor een opstandingsprediking die recht doet aan wat het verbondsvolk van de Heer is beloofd.
Daarin gaat het over land, over vee en landbouwgewassen, over gerechtigheid en vrede in dat land...
Kritiek hierop komt er al snel... Het zou veel te aards zijn. Maar wat is er tegen een land waarin gerechtigheid voorop staat en waar boerenarbeid en rustig en eenvoudig genieten van de opbrengst volgen?

Toch is die kritiek niet helemaal misplaatst. Wanneer aards betekent: ongeestelijk, dan is de Heere-God uit beeld en is de aandacht eenzijdig materieel gericht.
Dit is veel gebeurd in het Israël van de Bijbel. De Israelieten keken naar het land als was het helemaal van hen. Ze vergaten dat het een geschenk was, een gave uit de hemel, te vergelijken met wat de Epistel vandaag zegt van het nieuwe Jeruzalem: dat daalt neer uit de hemel, bij de Heere-God vandaan.
Dit neerdalende nieuwe Jeruzalem is een beeldende verkondiging van Gods genade. Voor het Israël van de Bijbel is het land een concrete genadegift. ‘Niet met het zwaard hebben zij het land verworven, en hun arm bracht hun geen bevrijding; maar uw arm en uw kracht... aldus belijdt Psalm 44.
Juist omdat het land geschonken goed is, mag het volk van God er niet zomaar over beschikken. Laten wij ons dat ook aantrekken, nu er in politiek Den Haag opnieuw schaamteloze geluiden worden gehoord – schaamteloos omdat volgens sommige Kamerleden ons land alleen voor Nederlanders bestemd is.
Het land is voor het bijbelse Israël een geschonken goed, daarover kan het niet naar welgevallen beschikken. Of er op dat land gerechtigheid geschiedt, dat is de norm.

Gerechtigheid is niet een ideaal, iets wat in een mooi boek beschreven staat, om daarbij te verzuchten: och was het maar zo... Daarentegen vindt het plaats, in het bijbelse Israël mag je dit gezegde letterlijk nemen: het vindt plaats omdat die plaats het land is. Dat land krijgt Israël omdat er dan plaats is om gerechtigheid te doen. Het land is niet een eigendom, het blijft een geschonken goed. Hier is het al genade, óók het doen van gerechtigheid, het is een geschonken kans, een genadegift om te doen...!
Hoor hoe het toeging, daar in Galilea, toen Jezus de hongerige schare deed neerzitten op het land, in het zachte gras. Toen liet Jezus zien, met behulp van slechts twee visjes en vijf broden, wat het is, te delen.
Dat is rechtvaardig handelen, dat je wat kunt missen en niet zegt met de discipel Andreas: dit is toch de moeite niet om van te delen?
Toch moet het zo beginnen, en dat is die geschonken kans. Het wordt u en mij gegeven om er mee te beginnen. Het is genade, het blijft genade wanneer wij delen, wanneer wij gerechtigheid doen. Is dat niet het wonder, dat het begint en verder gaat en dat uiteindelijk iedereen voldoende heeft?

Hier, op dit gras, op deze grond, gaat in vervulling wat Psalm 23 bezingt:
‘De Heer is mijn Herder, ik zal niets tekort komen, Hij laat mij neerliggen in grazige weiden...'.
Hier is gerechtigheid op het land; daartoe is dat land gegeven, zodat het volk van God in harmonie samenleven kan.
In het zondagsevangelie horen we, hoe Jezus van dat stuk grond met dat gras een stukje land van belofte maakt. Hier wordt echt Pasen gevierd – trouwens, dit hele zondagsevangelie is een paasverhaal!

Onthoudt altijd de schriftuurlijke woorden gerechtigheid, barmhartigheid, liefde, wanneer u spreekt over het land van belofte. Zo niet, dan schiet u in de fout.
In het spraakgebruik buiten de bijbelse taal om hoor je soms de uitdrukking ‘moedergrond' en ook wel ‘vaderland.'

Moedergrond is een term die we wel in onze Liturgie tegenkomen, maar een risico in zich bergt: ze kan ons in de sfeer van de vruchtbaarheid en de natuurlijke vanzelfsprekendheden brengen. Die kant moet het niet op gaan, hier hebben Israëls profeten zich tegen verzet. Want vruchtbaarheid als natuurlijk gegeven is geen aansporing tot het doen van gerechtigheid.

Wie spreekt er over vaderland? Meest mensen die het verleden verheerlijken en zeggen: het eigen volk eerst, en dit land moet verdedigd worden.
Ik hoefde als theologiestudent niet in militaire dienst, maar moest daarover wel komen praten tijdens de verplichte keuring. Het was een wat oudere officier die mij vertelde dat het leger belangrijk was om het vaderland te verdedigen. Toen flapte ik er uit: ‘Vaderland? Mijn vader heeft geen land!'
Vaderland is een onbijbels woord, want dit betreft bezit, nationale identiteit, volksbewustzijn.

In het bijbelse Israël gaat het om het land van belofte.
Laat die Hebreeuwse woordkoppeling maar zo staan.
‘Het beloofde land' – dat is de gangbare vertaling, maar letterlijk staat er: land van belofte.
Daaraan ziet u nog duidelijker hoezeer die belofte de norm is.
Het land van Gods belofte is niet het vaderland. Dat is een term die niet thuishoort in de heilsgeschiedenis van Israël. Het vaderland is een term waarbij teruggekeken wordt. Maar het bijbelse Israël hoopt op een land van belofte. De hoop en de belofte betreffen de toekomst.
Hoop, beloften, waarom...? Omdat de volle gerechtigheid en vrede nog uitblijven.
Om de beloften kunnen we blij zijn, en die blijheid is precies waarover de naam van deze zondag gaat. Blijdschap midden in de onvoltooidheid. Blijdschap op het land van belofte, ook al loopt de gerechtigheid zo menigmaal stuk op de onwil of traagheid van mensen.

De Christus Jezus had zelf niets. Zo zegt hij het bij de uitzending van zijn discipelen als apostelen: ‘De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels hebben nesten, maar de Mensenzoon heeft niets om het hoofd neer te leggen.'
Hij heeft geen greep gedaan naar het land, om het zich eigen te maken. Hij heeft beseft dat het zover nog niet was, dat het land een land van belofte wel móest blijven.
De verzadigde schare zag dat heel anders. Die drong op Jezus aan en probeerde met aandrang en geweld hem tot koning te maken.
Dit heeft veel bijgedragen tot het lijden van Christus.
Maar, wat hadden ze dan moeten doen?

Het antwoord is te horen in de eerste schriftlezing. Het voorgelezene gaat in eerste instantie over de wereldvolkeren.Tien mannen van allerlei taal, afkomstig uit de volkeren, komen en grijpen een Joodse man vast bij zijn mantelzoom.
Zij willen met hem meegaan, want, zeggen zij: "Wij hebben gehoord dat God met u is".
Een Joodse man ... wie is die man, is dat een willekeurige Jood? Nee, wij zouden dat moeten weten als Kerk, als gemeente van Christus! De Christus Jezus is die man!
Het is de manier waarop Luther het Oude Testament las: hij luisterde er naar met het oog op Christus! In die ene Jood wiens mantelzoom werd vastgegrepen door tien mannen uit de volkeren – in die ene Jood zag hij de Christus Jezus.

Voor de gelovige Joden zelf lag het anders. Zij hebben door heel de wereldgeschiedenis heen gehoopt om te leven in het land van belofte. Maar wanneer zij in den vreemde moesten leven, droegen zij naar beste kunnen bij aan het welzijn van het land waarin zij vertoefden. Zij hadden ook een dubbele nationaliteit, zoals enkelen in onze regering.
Maar dat kwam alleen maar ten goede aan het land waarin zij woonden.
De apostel Paulus zegt van de christgelovigen: ‘Ons burgerschap is in de hemel.' Geloven wij in Christus, dan hebben wij ook een dubbel burgerschap. We hebben dat gekregen omdat wij Christus vastgegrepen hebben, zoals het wordt bedoeld door de profeet Zacharia, in de eerste schriftlezing.
Als Christgelovigen zijn wij geen buitengewoon ras of zoiets, maar door onze geloofsverbondenheid met Christus worden wij van Godswege gerekend tot zijn verbondsvolk. Natuurlijk zijn wij geen Joden, we hoeven het ook niet te worden. Maar, samen mét het bijbelse Israël verwachten wij Gods koningsregering en wij hopen op een aarde die vervuld is van kennis van de Heer.
Door de Christus hebben wij deel aan de beloften, de beloften van een land dat goed is.
Door de Christus Jezus, door die schijnbaar flinterdunne draad, zijn wij verbonden met Gods bondsvolk. Dit is geen geloof in een Jezus geïsoleerd van zijn volk. Dat Joodse volk blijft op de eerste plaats.
Hoor de prediking van apostelen en evangelisten. ‘Het heil is uit de Joden,' aldus de evangelist Johannes. De apostel Petrus verkondigt in één van zijn eerste preken als volgt de Christus Jezus: ‘De bevrijding is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten bevrijd worden'.
Christus is gegéven, zoals Petrus zegt, gegeven onder de hemel. Hij is geen produkt van algemene godsdienstigheid hier op aarde. Net als het Jeruzalem dat boven is, naar verluid van de Epistel. Ook als de overvloed aan brood en vis tijdens de wonderbare vermenigvuldiging. Allemaal vingerwijzingen naar hetzelfde: een bijzondere, niet op menselijke inspanning te herleiden genade van de God van Israël.

Wie kan verklaren dat één Joodse man zoveel indruk heeft gemaakt, indruk vooral op de volkeren-wereld? De Christus Jezus is Hij!
Hij verbindt ons met het bondsvolk van de Heer.
Deze verbinding is óns verbond. ‘t Zelfde woord, verbond door verbinding, want het is dóór de Christus Jezus dat wij verbonden worden met Israël, en zo deel krijgen aan Gods Rijk. Zo belangrijk is de ene Joodse man, om Hem aan te grijpen bij de zoom van zijn mantel. Zo menselijk heeft de Heere-God willen zijn, dat Hij zich heeft geopenbaard in een mens, niet maar in 't algemeen, maar heel specifiek in die ene. Hem belijdt de Kerk als de levende Heer, hem heeft God gegeven in een wereld die in de dood ligt, zoals Johannes zegt. In die wereld is Christus het leven!
Deze wereld die voorbij gaat, wordt toch behouden om Christus' wil. Door Gods belofte mag deze aarde land van belofte zijn. Daarom houden wij het vol in deze wereld, wij geroepen om te leven in de verwachting van het komende Rijk,
van dat leven zingen wij Gezang 94

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE