CHRISTUS DE HERDER DIE ZICHZELF PRIJSGAF


De verkondiging op zondag Misericordias Domini 2002

Liturgisch gezien lag afgelopen zondag de nadruk op het opgroeien van degenen die door de H. Doop waren wedergeboren. Als pasgeborenen moesten zij opgroeien, gevoed door de melk van Gods Woord.
Vandaag gaat het om de saamhorigheid als kudde.
Kudde, als beeld, is belangrijker dan het schaap als beeld. Met dat in 't achterhoofd horen we de kanselteksten, die uit het zondagsevangelie, Johannes 10, komen.

11 Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen;
12 maar wie huurling is en geen herder, aan wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht - en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen -

U hoort hier overduidelijk dat de kudde als een eenheid wordt gezien. De goede herder beseft dit en doet al zijn best om die eenheid te bewaren.
De huurling kan het niet schelen omdat hij alleen op zijn eigen veiligheid bedacht is. Komt er een wolf, dan vlucht hij.
Deze gedachtegang stamt uit de laatste jaren van de eerste eeuw na Christus. De meeste professionele bijbeluitleggers menen, dat het Johannes-evangelie op z'n vroegst rond 90 na Christus is geschreven. Het was een tijd waarin de Gemeenten rond de apostel Johannes tot rust en evenwicht probeerden te komen. Voor vervolgingen van de kant van de Romeinse bezetters hoefden zij niet elk jaar bang te zijn, soms konden zij in alle vrijheid bijeenkomen.

De huurling en de wolf moeten we dus uit een ándere hoek zoeken...
Het is uit eigen gelederen waaruit de huurling opstaat. Ook is het onjuist om bij de wólf te denken aan de Romeinse vervolgers. Romeinen hadden niet echt belang bij de Gemeente van Christus, maar van de wolf wordt gezegd, dat hij komt om te grijpen.
Het is een beest dat altijd honger heeft en er op uit is om schapen voor zichzelf te roven. Wat dat betreft is er dus een overeenkomst met de huurling. Beide, wolf en huurling, willen profiteren van de kudde.
Wie zijn de wolf en de huurling?
Mij dunkt, het is niet nodig en niet goed om precies te gaan uitzoeken wie de huurling en de wolf zijn. Dat gebeurt in het Johannes-evangelie ook niet.
Het is ons mensen eigen om zich blind te staren op het ongeluk waarmee wij te maken krijgen. U hebt daarvan vast wel voorbeelden uit uw eigen leven: Gesteld dat u verdriet, ziekte of andersoortige tegenslag te dragen hebt, dan moet u er voor oppassen dat het niet heel uw beleving van de werkelijkheid gaat beheersen.
Het Johannes-evangelie blijft niet staan bij die wolf of bij die huurling. Geen negatieve uitweidingen.
Ook moeten we niet blijven zeuren over het gevaar van verdeeldheid. Ons kerkgebouw is de zaterdagmiddagen in lente en zomer geopend, en jawel hoor, de eerste bezoekers dienen zich al aan die commentaar hebben. 'Waarom moeten er zoveel verschillende kerken zijn,' hoor ik dan.
Nu probeer ik iedereen serieus te nemen, maar dit commentaar vind ik niet terzake. Verschillen houd je altijd. Wanneer een groepje mensen elkaar vinden en samen optrekken, dan is dat juist omdat zij het onder elkaar goed kunnen vinden. Maar in een andere samenstelling zou het niet gaan. Dit heeft dus met Kerk en geloof niets te maken. Verschillen zijn gewoon menselijk. Alleen mogen verschillen er geen oorzaak van worden, dat mensen tegen elkaar worden opgezet. Tegen elkaar worden opgezet, uitgespeeld tegen elkaar, dat kan het gevolg zijn van het werk van de huurling. 'Verdeel en heers' is de verborgen agenda van de huurling en de jachttactiek van de wolf.
Zo zijn huurling en wolf gestalten van de ene duivel. Het woord 'duivel' komt van het Griekse diabolos en dat betekent 'door elkaar werper, verdeler'.
Merkwaardig is dat: de huurling is bang voor de wolf, en toch zijn ze alletwee trawanten van die ene duivel... .
De wolf begint, de huurling geeft aan hem toe, en geeft toe aan zijn eigen angst. Angst voor de wolf, angst om zijn eigen veiligheid.

De wolf begint. Is hij/zij een gestalte van het kwaad? Zoals in het gesprekje met de kinderen al naar voren kwam: een wolvenwelp kun je niet van aard veranderen, zodat het opgroeit tot een lief huisdier.
De wolf is een symbool van het kwaad, het boze chaotische vernietigende kwaad. Geen mens die er in z'n eentje tegen op kan.
De wolf staat niet symbolisch voor ménsen. Wij ondersteunen hier niet dat negatieve mensbeeld dat inhoudt, dat ieder mens van nature voor 100% slecht is. De wolf is een onpersoonlijk wezen, symbool van het ultiem boosaardige. We zwijgen daar nu verder over, wat nog meer hierover uitweiden is zinloos. Het kwaad zal altijd een mysterie blijven.

De huurling, hij is een mens, maar niet de ultiem verdorvene. Hij is voor verbetering vatbaar, voor bekering, om een schriftuurlijke term te begrijpen. Er is maar één manier om tot die bekering te komen, en dat is door Christus.
Hij is de goede herder, en wie anders gaat ons voor in het herderschap dan hij?

Wij belijden hem als de nieuwe mens, door God gegeven. De apostolische brieven en de Openbaring aan Johannes kennen hem titels toe, hoogheidstitels, zoals eerstgeborene der schepping, en eerstgeborene dergenen die ontslapen zijn. Daarmee verkondigt de Kerk hem als de nieuwe schepping, een mens als nieuw begin van Godswege.
Geen mens hoeft -, geen mens mág nu nog zeggen dat zijn/haar leven nutteloos is, of in het kwade verstrikt. Ieder wordt geroepen om zijn/haar leven te verbinden met dat van de Christus Jezus.
Hij heeft zijn leven overgehad voor het behoud van de kudde! Geen verdeel-en-heers politiek, maar een oprechte overgave van zichzelf.

De maatstaf voor het goede herderschap is, of de leider, de bestuurder, de pastor, op kritieke momenten iets van zijn/haar eigenbelang kan inleveren.
Als u dit goed voor ogen houdt, dan kunt u in Kerk en samenleving alert zijn voor lieden die met deze 'verdeel en heers'-politiek hun eigenbelang dienen.
Verder lijkt het mij niet nodig om schuldigen aan te wijzen. Het is vandaag bij uitstek een paaszondag, laat er dus vreugde zijn en concentratie op wat écht belangrijk is.
Wat écht belangrijk is, geeft het Johannes-evangelie duidelijk aan. Wij horen daarin redevoeringen van de Christus, die hemzelf in het middelpunt zetten.
'‘Ik ken de mijne, en de mijne kennen mij.'
Het wil zeggen, dat de Christus en zijn Gemeente een levende eenheid zijn.
Christus en zijn Gemeente een levende eenheid... In het klassieke geestelijke leven ervaren gelovigen een aanwezigheid van Christus. Aan hem trekken zij zich op, zij voelen zich getroost omdat zij er zeker van zijn dat hij altijd bij hen is.
Deze overtuiging heeft zeer oude wortels, wortels die je zelfs in het Nieuwe Testament al kunt zien. Het is een vorm van geestelijk leven die niet mag strijden met waar het eigenlijk om gaat: de héle kudde.
H
et is voor de hele kudde dat Christus geleden heeft en gestorven is. Zulk een herder is waarachtig en trouw aan zijn schapen, bij hem ervaren wij de trouw van de Heere-God
Hem in zijn herderschap bezingen wij, gez. 13 B