EEN DOOPSGEZINDE OVER DE NBV
januari 2005
DE NIEUWE BIJBELVERTALING
door W.F. Boon, Sliedrecht

Wat laat kom ik met een paar opmerkingen over dit onderwerp. Dat vindt zijn oorzaak in het dubbelnummer december/januari. Een voordeel hiervan is dat ik langer over dit stukje kon nadenken.

Ik was ingenomen met de bespreking van de NBV door Cees den Heijer in het Algemeen Doopsgezind Weekblad van 18 december 2004. Ik deel zijn meningen.
Hij begint met: "Er bestaan geen ideale vertalingen. Dat klopt. Met vertalen vanuit het origineel verlies je veel fijne nuances in een taal, omdat wij die begrippen anders of helemaal niet kennen. Maar om nu alle grondtalen van de gepubliceerde boeken, waar ook op deze aarde, te leren is te veel gevraagd. Een vertaling is een goede hulp bij een wereld die anders voor jou gesloten blijft. De begrippen uit een bepaalde cultuur kunnen lang niet altijd volledig overgezet worden naar onze taal. Het blijft vaak behelpen. Dat heeft Den Heijer goed in de gaten.
Ook dat er dan geruzied wordt over een vertaling stipt hij aan. Dat gebeurde vroeger ook al; ik denk dan aan mijn studietijd. De wereld is veranderd sinds de laatste vertaling van 1951. En daarmee zijn de mensen en de cultuur veranderd.
We vinden dat in de taal terug. Ik heb al eens eerder geschreven: ‘Taal is de spiegel van onze ziel.’

Terecht stelt Den Heijer dat deze vertaling er een is voor onze kinderen en kleinkinderen. Zij zullen er mee opgroeien zoals dat ook met computers is gebeurd. De nieuwere omgangstaal en het weglaten van versnummers behoort tot hun wereld, een snellere wereld. Wij mogen rustig de oude vertaling blijven gebruiken. Die is niet afgekeurd door de uitgave van de nieuwe. Want: de ideale vertaling bestaat niet. U merkt duidelijk mijn voorliefde voor taal en vertalen.

Wat mij opgevallen is: veel mensen zijn door de nieuwe vertaling gegrepen, praten er over of ventileren hun ongenoegen. Met een persoonlijk voorbeeld zal ik dit laten zien. Het Boek der Boeken raakt velen, terwijl kerken het steeds moeilijker krijgen met hun aantallen lidmaten. Men grijpt kennelijk terug naar het geloof van de voorouders.
Zo ook mijn achterneef Bram Peper. In een advertentiecampagne naar aanleiding van de nieuwe vertaling levert hij commentaar. Zijn moeder is een Heijnis, uit mijn doopsgezinde familie Heijnis, van mijn moeders zijde. Mijn grootvader Willem Heijnis, een gestreng doopsgezinde man, bemoeide zich niet met zijn jongste broer, waar Bram en zijn moeder van afstammen. Waarom niet? Heel simpel. Dit broertje bemoeide zich niet met het geloof van de familie. Of hij ooit belijdenis heeft gedaan weet ik niet. Maar voor opa Heijnis was het toen, zoals je nu zegt: einde verhaal. Een moderne uitdrukking, zo verandert de taal regelmatig. Daarom hebben wij een uiterst spaarzaam contact met die familietak. U zult begrijpen dat ik Brams stukje over de bijbel nauwkeurig heb gelezen. Omdat ik de achtergronden ken, ga je er over nadenken. Vandaar mijn invalshoek voor de grote interesse voor de vertaling.

Bram Peper bespreekt het boek Job. Het lijkt aantrekkelijk om Brams leven met dat van Job te vergelijken. Maar dat is me te goedkoop. Zoals ik al schreef, is zijn tak van de familie niet doopsgezind of anderszins kerks. Zelf zegt hij in die recensie: ‘Door opvoeding en ervaring nauwelijks thuis in de wereld van de bijbel, ontrolt zich voor mij een boeiend verhaal.’ Fascinerend vindt hij hoe Job met God omgaat, hoe hij God aanklaagt en hoe hij schreeuwt om verlossing.
Waarom Bram Peper zich verdiept heeft in dit moeilijke bijbelboek weet ik niet. Om de geldelijke beloning hoeft hij het niet te doen. Van een wachtgeld op ons niveau kun je goed rondkomen. Dat weet ik uit eigen ervaring. Toch heeft hij tijd en aandacht in dit project gestoken. Voor een beginneling in de bijbel is dit geen simpele kost. Hij eindigt zijn bespreking met: ‘De redeneringen ( van Job en zijn Vrienden ) die worden gebruikt zijn van onnavolgbare logica, waarvoor je waarschijnlijk gelovig moet zijn om ze te kunnen duiden. Zo van: als 't niet klopt, klopt het toch. Tegeltjesproza is van alle tijden.’ Einde citaat.

Tegeltjesproza? Dat vind ik een opmerkelijke constatering. Wil hij zeggen dat de bijbel vol goedkope uitspraken staat? Of neemt hij zijn woorden terug, in de trant van: een gestudeerd mens kan zich daar toch niet mee bemoeien? Je gaat toch niet denken dat ik zoiets geloof? Maar intussen is hij wel met de bijbel aan de slag gegaan.
Volgens mij zie je dat de bijbel zo verweven is met onze Westerse cultuur, de kunst, de literatuur, dat je er niet omheen kunt. Denkt u maar eens aan alle bijbelse uitdrukkingen. Je komt er mee in aanraking en daarom word je gegrepen door de opschudding over de verandering die de nieuwe vertaling met zich mee-brengt. Het vanouds bekende wordt aangetast en dat mag niet. Velen zijn in hun diepste wezen blijkbaar toch met religie, en dan christelijke uitingen, onbewust bezig. En dat vanuit het geloof van ouders of grootouders. Een neveneffect van de nieuwe vertaling is het feit dat religie weer even in beeld komt.