MIMESPELERS GODS

 

De verkondiging op Zondag Oculi

Tekst  Efeze 5 : 1, 2a

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 24 februari 2008


Er is in elke kerkgemeenschap wel iemand die het woord ‘toneelspelers' maar niks vindt.... Een bijzondere vertaling is het zeker. Natuurlijk is de gangbare vertaling goed: ‘Weest navolgers van God...'
Ook goed, maar geen verbetering, is de vertaling van de nieuweling, de Nieuwe Bijbel Vertaling: ‘Volgt het voorbeeld van God'. Wat komt deze vertaling tekort?
Er zit in die vertalingen teveel afstand tussen God en ons navolgen. En niet als we vertalen: ‘Weest toneelspelers van God.' Mimètai staat er, mimespelers. Deze weergave heeft de gevoelswaarde van het zijn als Hem, en van het spel dat dit lijken op Hem is.
Zo is het ook gemakkelijker om de Joodse gewijde geschriften (ons Oude Testament) te laten meeklinken. Het begint al in Genesis 1. Daar schept God de mens overeenkomstig zijn beeld en tot zijn gelijkenis. Het persoon-zijn van God en het persoon-zijn van ons horen bij elkaar. Wij mogen op God gaan lijken, zou je kunnen zeggen. Dat is niet alleen een gegeven, maar veeleer een aansporing, een toekomst, een belofte voor ons.
Nu verstaan wij beter Paulus' oproep: ‘Weest toneelspelers van God!' Draagt zijn beeld en gelijkenis, wordt daaraan steeds meer gelijkvormig.

In de preek die ik een paar jaar daarover heb gehouden, kwam veel te weinig hieromtrent aan bod. Het was een eenzijdige preek, want het ging over u of mij als enkeling, belaagd door demonische machten.
Door toneelspelers Gods te zijn houden we de demonen op een afstand, aldus de boodschap.
Wel, het zal waar zijn, maar zo wordt de Episteltekst van hedenochtend te zeer door het zondagsevangelie gedomineerd.
De Epistel heeft ook zelf een boodschap, een boodschap die in bepaalde zin nog evangelischer is dan wat het zondagsevangelie ons biedt.
Jezus' woorden vanochtend gaan over de enkeling en zijn/haar kwetsbaarheid voor demonen. Uiteindelijk gaat het ook over de overwinning, zeker.
De Epistel spreekt over ‘toneelspelers Gods' en zet dat onmiddellijk in een ruimer verband. Het verband van de onderlinge relatie. ‘Wandelt in de liefde,' horen wij, en daarna dat wij elkaar moeten liefhebben zoals ook Christus ons heeft liefgehad.
Hoort dat dan ook bij dat toneelspelen? Jawel, maar vergeet u niet dat er achter staat ‘God' – de episteltekst luidt: ‘Weest toneelspelers Gods.'
Het gaat om iets anders dan een morele opdracht, of om vermaning tot goed gedrag, of – en ook dat is niet de bedoeling – dat we Jezus nadoen.
Het toneelspel heeft alles te maken met een lijken op, met een gelijkvormigheid. Gelijkvormigheid is veel meer, veel intenser.

Gaat u graag naar een toneelvoorstelling – of zo niet, houdt u van film? Waarom vindt u sommige spelers zo goed? Omdat u helemaal vergeet dát er gespeeld wordt. De rasechte acteur kan zo in de huid kruipen van de te spelen persoon, dat u gewoon vergeet dat er geacteerd wordt. Het gedrag, het taalgebruik, zelfs de gelaatsuitdrukkingen, ze kloppen allemaal.

Is de acteur, is de toneelspeler zó overtuigend echt degene die wordt gespeeld – waar blijft hij/zij zelf?
Moet hij/zij de eigen persoonlijkheid helemaal onderdrukken?
Dit zoudt u denken, en toch is dit niet de bedoeling. Het zou niet kunnen en het is ook niet goed.
De toneelspeler moet te allen tijde zich van zichzelf bewust zijn; precies weten waar de grens ligt tussen zichzelf en de te spelen persoon.
Hier is een heel leerzame vergelijking mogelijk met onze eenheid met Christus.

De apostel Paulus schrijft: ‘Niet ik leef, maar Christus leeft in mij.' Ook schrijft hij: ‘De oude mens is dood, de nieuwe mens leeft.'
Maar verder is Paulus zich zeer bewust van het grote verschil tussen hem en Christus. Dit niet als een soort verontschuldiging, want dan zou het hem enkel om zichzelf begonnen zijn.
Hij en u en ik hebben een eigen verantwoordelijkheid. Het is onmogelijk om Christus precies na te doen.
Het is ook geestelijk ongezond om te zeggen: ik ben niks, Christus is alles.
In wezen zit daar achter wat we tegenkomen in alle soorten van ontspoorde vroomheid: de concurrentie tussen God en mens.
Gelovigen die daarin vastzitten, zijn te beklagen.
Zij koesteren altijd argwaan. Zij vragen zich altijd bangelijk af, of God hun gedrag wel goedkeurt.
Zij houden er altijd rekening mee dat God uiteindelijk zegt: ik mag je niet en ik moet je niet.

Hoe anders is Paulus' oproep aan de christenen in Efeze: ‘Weest toneelspelers van God' ...
Daar spreekt toch een totaal andere instelling uit !
Spel en ontspanning, dat is wel wat anders. Let wel, ik zeg niet: het is maar een spelletje, en laat maar waaien.
Spel heeft ook iets van overgave, van passie. Hebt u wel eens goed gekeken naar spelende kinderen? Daar kunt u het zien. Hoe intens, ja serieus zelfs zij spelen. Ze gaan er helemaal in op maar weten voortdurend hoe het spel loopt.
Er is toewijding, er is inzet, het is intens. Kinderen nemen het serieus terwijl ze heel goed weten dat het grote mensenleven daarbuiten staat.
Weet u dat nog, gaan uw herinnering en beleving nog zo ver terug? Ziet u uzelf spelen, ontspannen en vrij, zonder de last van plichtsbesef, van angstgevoelens, zonder minderwaardigheidscomplexen en de vrees, tekort te schieten?
Zo mag u nu toneelspeler Gods zijn. Deze verantwoordelijkheid is geen loodzware last. Immers, de Heere-God staat zelf achter zijn spelers. Hij is zoals we hebben gehoord in de eerste schriftlezing, Exodus: barmhartig en genadig, lankmoedig (= geduldig), groot van goedertierenheid en trouw.
De inhoud van het mimespel wordt gegarandeerd door Christus. Het is een leven van liefde, omdat onze eigen persoon als het ware naar achteren wordt geplaatst en de Christus daar vóór geplaatst.
Nog even dat woord ‘mimespeler' want die kunst van spelen komt maar heel weinig meer voor in deze tijd van leuk leuk en snel snel.
Het is een toneelvorm waar de speler niets zegt, maar door bewegingen en gebaren iets of iemand uitbeeldt.
Het is fascinerend, vooral ook omdat uw verbeelding zelf wordt geprikkeld.
Het is ernstig en toch is het een spel. Er wordt niet gesproken en dat hoort ook bij het spel. Het is de meest kinderlijke vorm (niet kinderachtig, kinderlijk) van toneel, want er ontbreekt al dat gewauwel, al dat geredeneer waarin volwassenen kunnen vervallen.

Waar het redeneren een grens gesteld wordt, daar krijgen andere gevoelens de ruimte: een woordeloos gebaar van liefde, de stille aandacht, tijd voor elkaar.
Zo moet de praktijk der liefde beginnen.
Aan de mimespeler kunt u zien wat Paulus bedoelt, wanneer hij zegt: ‘Niet ik leef, maar Christus leeft in mij.’ Of: ‘Ik ben gestorven, maar Christus leeft.’
De eigen persoonlijkheid van de toneelspeler is zover teruggetreden, dat je haast denken zou: hij is weg.
Toch moeten uw en mijn persoonlijkheid de volledige regie houden, wij zijn geheel verantwoordelijk.
Maar Christus staat als het ware vóór ons, hij is voorganger en voorloper. Zo beelden wij hem uit in de wereld, wij zijn zijn beelddragers.
Het blijft een spel, een goddelijk mime waardoor de ernst van deze wereldeeuw wordt ontmaskerd als demonisch.

De demonen zijn van een dodelijke ernst. Vooral de demonen van de godsdienst.
Hebt u vorige week in het televisienieuws de Servische aartbisschop horen reageren op de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo? Hij zei: 'Kosovo mag niet onafhankelijk zijn. De grond is heilig, die hoort bij Servië !'
Hier is de religie in het spel: de Servische bodem is door God zelf aan de Serviërs geschonken.
Dit is een gedachte die de vrede in gevaar brengt. Vandaar ook die dagenlange demonstraties en geweldplegingen. Het is de godsdienst die er achter zit.
Heeft Christus ooit zo over de grond van het land Israël gesproken?

Nee, want het ging hem niet om dingen zoals grond, maar om de levensstijl, de praktijk der liefde.
In alle werelddelen vliegen de mensen elkaar in de haren omwille van de godsdienst. Alsof het onze Heere Christus ging om godsdienst. Godsdienst is er zat, de één heeft een nog overweldigender godservaring dan de andere.
Maar het moet telkens weer blijken wat de waarde van zo’n godservaring is.
Waar de Christus Jezus naar zocht, dat waren de gerechtigheid en de liefde, heelheid en vrede.
Vergeet ook niet dat het woord ‘liefde’ nadrukkelijk aanwezig is in de Episteltekst.
Helaas is er zoveel godsdienst in de wereld, waar de leer vooropstaat, het eigen gelijk, het bijeenbrengen van geld, het bouwen van grote kerken.

‘Wandelt in de liefde’, of: ‘Ga de weg van de liefde’ het is een leefstijl, een praxis die de aard van ons geloven is. Christus staat er achter, en in een nauwe verbondenheid met hem en met vertrouwen in hem zijn wij mimespelers Gods.
Alleen zo is het goed in Gods ogen, want dan ziet Hij zijn eigen zoon in ons. Onze gelovige praxis mag best met vallen en opstaan zijn, zolang wij maar in het oog houden wie wij volgen in ons spel: Christus.
Het gaat er niet om dat wij hem precies nadoen, want dat is niet welgevallig in Gods ogen. Het mag een spel zijn dat uit ons hart komt, een spel der liefde.
Het is zonder eigenbelang, het gaat niet om macht, en daarom is dit in deze wereldeeuw niet in tel.
Toch heeft deze wereldeeuw het nodig, want al is zij verdwijning de nabij, wij zijn het aan elkaar verplicht dat er geleefd kan worden, dat zij leefbaar is.

Er is zoveel machtsmisbruik en onderdrukkende macht, er zijn demonieën die mensen in hun greep houden. Wij als Kerk kunnen daar tegen strijden – en dat is enkel mogelijk uit de kracht van de liefde. Het gaat alleen wanneer wij zelf vrije mensen zijn, en dat wil vandaag in het bijzonder zeggen: mensen die ontspannen het geestelijke spel kunnen beoefenen, het spel van de liefde. Een omgang met de mensen op de wijze van de kinderen: oprecht, spontaan en intens. Daarbij ook de kunde van de ervaren acteur:
van zichzelf bewust, met eigenwaarde en verantwoordelijkheidsgevoel.
Je moet wel een dichter zijn om er woorden voor te vinden... Ze zijn er, op het papier dat u hebt gekregen, woorden van de dominee-dichter Sytze de Vries Lied 79 uit ‘Tussentijds’

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE