WANNEER ZIJN WIJ VRIENDEN VAN JEZUS?

 

De verkondiging op Zondag Palmarum

Tekst: Joh. 15:3,5,14

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 16 maart 2008


Een zondag als deze begint feestelijk maar zij is in wezen niet feestelijk. Samen met de vorige zondag, Judica, zijn dit bij uitstek de Passiezondagen.
Het feestelijke aan het begin is ontstaan in een liturgische ontwikkeling die al heel oud is. Heel begrijpelijk, vanuit de evangelielezing van Palmarum bekeken. Het gaat er feestelijk aan toe bij die intocht van Jezus, Jeruzalem in.
Feestelijk... Nee, ik denk dat deze benaming een te grote eer is voor het gedrag van die mensen langs de weg. Een ander woord kies ik: feestgedruis. Een veel minder positieve karakteristiek.
Wat daar gebeurt, bij die intocht van Jezus, hóórt bij het lijden van de Christus Jezus. Het zijn de ménsen daar, die bijdragen aan zijn lijden. Zij beseffen dat niet; gaat het niet vaak zo...?
Laat me u een verband uitleggen tussen de afgelopen Passiezondag en deze. Op beide gaat het over de houding en het gedrag van de mensen jegens Jezus.
Op zondag Judica heb ik u uitleg gegeven over Jezus en zijn vijanden. De bittere woorden, de felle discussies, de harde taal, van beide wel te verstaan.
Zeer actueel, nu de volksvertegenwoordiger Wilders onverdraagzaam en scherp oordeelt over de godsdienst van een groep landgenoten.
Vandaag gaat het niet over Jezus en zijn vijanden, maar over Jezus en zijn vrienden. Vrienden... die zijn het toch daar langs de weg naar Jeruzalem... Of moeten we hen anders inschatten?
Dit is de vraag waarmee de prediking thans begint.

Vrienden! Wie zijn zij, wát zijn zij?
Voor wie vrienden tekort komt, is er via het internet een snelle manier om aan duizend of meer vrienden te komen. U vult op de website van Hyves een formulier in met persoonlijke gegevens en u verstuurt het met één klik. Kort daarna krijgt u inzage in duizend of meer van die persoonlijke formulieren en dat
zijn dan de gegevens van uw nieuwe vrienden.
U denkt: het moet niet gekker worden, dit heeft toch met vriendschap niks te maken?
Nee, en ik voeg hier aan toe dat het zo ook al was toen Jezus Jeruzalem binnenreed. Minstens duizend mensen langs de weg, vast wel, en die vonden allemaal dat zij Jezus' vriend waren... .
Kunt u zich indenken dat dit het lijden van Jezus heeft verzwaard? De evangelist Lukas die dit intochtsverhaal ook in zijn evangelieboek opgenomen heeft, schrijft, dat Jezus weende gedurende de rit.

Vrienden, veel vrienden, en toch wéét hij, dat ze als het er werkelijk op aan komt – dat ze het er finaal bij laten zitten. Maar wat zijn vrienden en wie zijn zij?
Deze vraag in de verkondiging beantwoorden vereist, dat wij nauwgezet luisteren naar de gewijde Geschriften. Zo nu en dan bieden de Profeten, de Psalmen, de Evangeliën en de apostolische Brieven ons zeer waardevolle gedachten. Gedachten die zo waardevol zijn dat je zegt: dit is misschien wel cultuurbepaald maar zeker niet cultuurgebonden.
Concreet bedoel ik dat over vrienden en vriendschap gesproken wordt op een manier die de grenzen van die tijd en cultuur overstijgen. Het past ook bij onze idee en beleving, wie Christus is.
Laat vooraf iets heel duidelijk zijn: bij vriendschap in bijbelse zin zijn enkele zaken niet wezenlijk.
Ik benoem die dingen met de volgende woorden:
De gezelligheid, de romantiek en het avontuur van de jongensvriendschap. Gevoelens, zoals verknochtheid en bepaalde vormen van verliefdheid. We vinden het ook bij hedendaagse meidenvriendschappen.
Kortom: de moderne ervaring van vriendschap, die opgekomen is in de achttiende eeuw en daarna tot nu toe.

Voorzover dat er allemaal al was tussen Jezus en zijn leerlingen, verving dit nooit waar het werkelijk om ging. Wáár ging het werkelijk om, in de vriendschap van Jezus en de discipelen? We horen het duidelijk in de toespraken, de getuigenissen die Jezus houdt tot zijn discipelen. Daarin onderschikt hij de vriendschap aan de liefde en aan het bewaren van de geboden van Christus. Johannes 15 (eerste deel) bevat dit.
Het lijkt op het eerste gehoor voorwaardelijk. Christus zegt: ‘U bent mijn vrienden, indien u doet wat ik gebied.'
Bent u iemand met een romantische visie op vriendschap, dat raakt u van de wijs door die uitspraak.
De Nieuwe Bijbel-Vertaling vertaalt het nog krasser: ‘Jullie zijn mijn vrienden, wanneer je doet wat ik zeg.' Hoe kan zoiets bestaan...?
Wij hebben toch geleerd dat vriendschap altijd vrij en spontaan moet zijn, en nu horen we dit....
Hoe kan Jezus vriendschap laten afhangen van een voorwaarde, namelijk dat de anderen doen wat hij zegt...?
Maar ja, Evangeliën zeggen meer dat in deze richting wijst. Bijvoorbeeld in de episode waar Jezus stevig uitvalt; stevig uitvalt naar goedwillende mensen die hem inlichten dat zijn moeder en broers naar hem vragen. Jezus gedraagt zich tegen de verwachting in; hij wijst op zijn discipelen en zegt: ‘Ziedaar mijn moeder en broers. Want al wie doet de wil van mijn Vader die in de hemelen is, die is mijn broer en zuster en moeder.'
Het is evengoed mogelijk om in deze reeks het woord vriend te zetten. Het doen van de wil van de Vader in de hemel maakt ons tot vrienden van Jezus.

Dus toch voorwaardelijke vriendschap?
U kunt zich er uit redden door uw toevlucht te nemen tot de orthodoxie. Wie de rechte leer aanhangt en de oude catechismus tot leerboek verkiest, die komt uit dit probleem. U zegt dan: ‘Jezus is God, en daarom kan hij gewoon eisen van ons dat wij zijn wil doen. Doen wij zijn wil niet, dan zijn wij zijn vriend niet.'
Is het zo simpel?
Waar ik zo bang voor ben is, dat Jezus ontheven en onttrokken wordt aan het gewone leven. Zo wordt hij een mythische gestalte die geen rekenschap hoeft af te leggen van zijn gedrag. ‘Je moet doen wat ik zeg, want ik ben God' – dat zou de onuitgesproken achterliggende gedachte van deze Jezus zijn.
Met alle respect voor mensen die Jezus aanbidden als God – wie zulke uitleg geeft aan zijn woorden, maakt hem los van het gewone leven.
Van de weeromstuit kunnen we Jezus ook opsluiten in het gewone leven. Opsluiten wil zeggen dat we hem beoordelen met maatstaven die gelden voor welk mens dan ook. In dat geval moeten we inderdaad zeggen: nee, Jezus mag niet vriendschap niet onder voorwaarde bieden. Hoe kan hij dat zeggen: ‘U bent mijn vrienden, als u doet wat ik gebiedt.' – ?

Deze uitersten brengen ons op ‘t verkeerde spoor. Er moet een andere, betere benadering zijn, die recht doet aan de schriftuurlijke Christusverkondiging.
Met schriftuurlijk bedoel ik niet dat al het geschrevene letterlijk genomen moet worden. Schriftuurlijk is, dat wat van Christus beschreven is, allemaal mee doet. Het gaat niet aan om gedeelten weg te moffelen met als reden dat we daar niks mee kunnen.
Laat dus staan wat het Johannes-evangelie zegt over vriendschap met Jezus. Het klinkt ons niet vertrouwd in de oren, nee, maar dat is wel meer niet het geval.
Laat het dus staan, ja en óók: laat het staan in het verband.
Het verband is eigenlijk het hele Johannes-evangelie en dat is prediking. Het verkondigt de Christus als het Woord van de hemelse Vader. Het vleesgeworden Woord, verschenen als Jezus van Nazareth.
In hem hebben de discipelen de Christus herkend.
Zij hebben hem beleden als de Christus Jezus, het Woord van de Vader.
Toen kwam er iets wonderlijks op gang, een geheimenis waarover het Johannes-evangelie spreekt met een beeld. Het beeld van de wijnstok en de ranken.
Het geheimenis van de eenheid van Christus en zijn leerlingen, het is als een wijnstok waaraan ranken groeien.
Deze eenheid is mystiek, maar vooral praktisch.
Praktisch omdat het gaat om de levenspraktijk. Er worden vruchten voortgebracht – het Johannes-evangelie blijft bij het beeld van wijnstok en ranken.
Het Evangelie beschrijft een hartelijke en vertrouwensvolle eenheid tussen de Christus Jezus en zijn leerlingen. Daarom wordt er direct bij dat beeld van wijnstok en ranken de liefde ter sprake gebracht.
Bij elkaar horen: de vriendschap, de liefde en de vruchten.

Vriendschap, liefde en vruchten geven de juiste uitleg van het woord van Christus : ‘U bent mijn vrienden als u doet wat ik u gebied.'
‘Als' – het is in onze taal altijd een voorwaardelijk woordje. In het Griekse origineel kan het ruimer worden genomen: het is dan minder voorwaardelijk en geeft meer een werkelijkheid aan waarin wij staan als verantwoordelijke mensen. Dan lees ik: ‘Telkens wanneer de discipelen van Christus vruchten voortbrengen, laten zij zien dat zij staan in vriendschap met Christus.'
Hier tekenen zich de contouren af van Kerk-zijn. ‘Kerk,' het woord betekent letterlijk: van de Heer.
Niets van een voorwaarde, het is zo. Zo is het ons altijd aangezegd.
De vriendschap met Christus is geworteld in zijn liefde. Dan zullen er altijd vruchten zijn.

Vriendschap, liefde, vruchten – hier klinken schriftuurlijke woorden. Hier gaat het niet om romantische vriendschap; ook niet over de verknochtheid tussen leden van een gezin of tussen familieleden.
Bij vruchten denken we niet aan bedrijfsresultaten en winst.
We herinneren ons het vermanend woord, dat klonk bij het dopen door Johannes de Doper:
‘Brengt vruchten voort, der bekering waardig.'

De werkelijkheid van de vriendschap met Christus stáát, maar kan door ons ontheiligd en bedorven worden.
Het gaat hier om een levensstijl die heel anders is dan het gedrag van de duizend mensen langs de weg naar Jeruzalem. Niet passief, zoals die mensen die daar stonden te roepen en die vervolgens niks deden en alleen maar afwachtten wat de gekomen verlosser zou gaan doen.
Wel in de navolging, in praktische vriendschap met Christus, omdat wij één in hem zijn, samen wijnranken aan de wijnstok Christus.

De Christus Jezus neemt ons die eigen verantwoordelijkheid niet uit handen; dat zou zijn zelfoffer weer van zijn kracht beroven.
Navolging is, dat wij van kleine bange mensen die óf staan te roepen óf niets doen, worden tot gelovigen die tot volle wasdom geraken.
Onze kracht, ons licht, ons liefde, wij ontlenen ze aan Christus onze voorganger en voorloper,
Zo zingen wij Gezang 442

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE