MIJN ZOON IS WEER LEVEND GEWORDEN

 

De verkondiging op het Hoogfeest van Pasen

Tekst: Lucas 15:24

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 8 april 2007


Gemeente van de opgestane Heer, mogelijk hebt u het ook bij uzelf bemerkt: dat overbekende verhalen in de gewijde Schriften hun zeggenskracht bij u gaan verliezen. Ze zijn na verloop van tijd niet meer zo nieuw zoals ze ooit waren.
Een goede remedie daartegen is:
De Liturgie en de Schriftuitleg. Uw liturg en predikant gaan u daarin voor. Ook hij zelf staat onder het Woord...
Vandaag een evangelie-gelijkenis waarop dit inleidinkje helemaal van toepassing is: de gelijkenis van de verloren zoon.
We horen de woorden van de vader, gesproken tot zijn slaven. Ze zijn onderdeel van zijn opdrachten aangaande zijn teruggekeerde zoon en het aanstaande feest:
Lucas 15:24  ‘... mijn zoon hier was dood en weer levend geworden; hij was verloren en is gevonden, ...'

In een flits ging het afgelopen week door mij heen:
dit zijn paaswoorden! Nooit opgevallen... Nog nooit beseft... Paaswoorden!
We kunnen dit alleen bevroeden als we de achtergrond kennen: die vinden wij in de Joodse Bijbel, die wij Oude Testament noemen. Deze kennis is zo nodig, want wij belijden in het Apostolisch Credo: Christus is opgestaan overeenkomstig de Schriften. De Joodse Bijbel is die gewijde Schrift, die was het voor de evangelisten en andere eerste christenen.
De verloren zoon, die kunt u overal in het Oude Testament vinden. Israël is mijn zoon, spreekt de Heer. Aan het begin van Israëls volksbestaan staat Hij en Hij roept zijn zoon. Zo zegt het de profeet Hosea: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.' Deze tekst wordt door de evangelist Mattheus gebruikt, wanneer hij beschrijft hoe het kleine kind Jezus met ouders uit Egypte teruggeroepen worden door de Heer. Daaruit horen wij, hoe het zoonschap van Jezus ingebed is in het zoonschap van Israël. Geen Christus buiten het bijbelse Israël om.
Daar is ook de verloren zoon en zijn paasbelevenis.

Israël is, volgens de profeten, menigmaal verloren geweest. Los van de verbondsgod geraakt, dus, God kwijt en uit het verbond losgeraakt.
De Christus Jezus heeft de gelijkenis van de verloren zoon niet zomaar bedacht, als een gloednieuwe vertelling. Het is een echt bijbels thema, die verlorenheid en het weer gevonden zijn. Dit wordt met Pasen gevierd, en daarom ook is voor het bijbelse Israël
Pasen het allerbelangrijkste heilsfeit.
Nee, het is op dit Hoogfeest niet de bedoeling om eens breed uit te meten over de verlorenheid van het verbondsvolk. Pasen is een startfeest, een uitgangspunt. Dit geldt nog steeds, en ook voor ons als Kerk.
Laten wij nooit beginnen met schuld en zonde in ons gelovig leven. Het is zo funest. En dat terwijl de Heere-God zegt: Ik richt mijn verbond op met uw en uw kinderen; en Hij ook zichzelf noemt: een trouwe God.
U ziet het aan de gelijkenis van de verloren zoon.
De vader ziet met lede ogen zijn zoon vertrekken naar een vreemd land. Maar hij wil vader blijven, en zegt niet: ik onterf je, jij bent voortaan mijn zoon niet meer.
Hier is de overtreffende, allesomvattende liefde en verbondstrouw van de Heere-God van Israël; dat is ook Pasen: de Opstanding gaat vóór alles.

De verloren zoon is Israël. Het volk van God in den vreemde, en daar, zo zegt het de gelijkenis beeldend,
daar tracht het zijn honger te stillen met de varkens.
Want het lijdt honger. Van God los, er is geen rein voedsel. Alleen maar eten uit de varkenstrog. Onrein. De zoon is dood, zo sterk kunnen we het zeggen.
Bijbels gesproken is ‘dood' een ruim begrip. U mag het niet beperken tot het lichamelijke afsterven.
Christus zegt: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Als iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal de dood niet zien in der eeuwigheid. J 8,51
Daarmee ontkent Christus niet de lichamelijke dood. De dood in de h. Schrift is in eerste instantie: los van de Heere-God zijn. Léven is dan: getuige zijn van Hem en van zijn bevrijdende liefde. Zo kan een kerngezond mens die met de Heere-God geen rekening houdt, genoemd worden: levende gestorven. Zij die echter in vertrouwen hun ongeneeslijke ziekte dragen of stervende van Gods bevrijding getuigen, die heten ‘levend voor Gods aangezicht' !
Denkt u aan de uitdrukking: dood in zonden en misdaden... bij monde van de apostel Paulus. Maar schrikt u daar niet van, het is een betiteling van mensen die terugkijken, leden van Christus' Gemeente die léven, in de vrijheid staan.
Dat is een gelijksoortige betiteling van de verloren en weer teruggekeerde zoon: hij was dood, maar hij is weer levend geworden!
Eénzelfde taalgebruik vinden we in de gewijde geschriften van Israël. Vooral in de profetenboeken wordt het Joodse volk doodverklaard wanneer het in den vreemde in ballingschap is.
Het meest beeldende hoofdstuk hierover is Ezechiël 37. Het beschrijft Israël in ballingschap en gebruikt het beeld van de dorre doodsbeenderen. De levensgeest keert van Godswege terug in die beenderen en dan mogen ze terugkeren naar hun eigen grond, het land van belofte. Dat is Pasen voor Israël!
Dit maakt ook de verloren zoon mee: daar bij die varkenstrog in den vreemde werd de Geest vaardig over hem en hij kwam tot zichzelf – ja zo staat het er letterlijk in het Lucas-evangelie: hij kwam tot zichzelf... om zo weer vertrouwen te kunnen hebben in de liefde van zijn vader.

Vrijblijvend is dit leven niet. Hierna en uit kracht hiervan moeten Israël en de Kerk getuigen zijn van de liefde en trouw van de levende Heer.
Zo was het al in Israël, daartoe is dat volk geroepen, daartoe zijn de profeten geroepen.
Maar zelf een profeet kon zich gedragen zich als een verloren zoon.
U kent hem allemaal: de wegloper... De profeet Jona! Zelfs Jona de wegloper wordt uit de doden opgewekt.
Hij wordt opgewekt uit het graf van de vissenbuik, met als doel: opnieuw profeet zijn!
Ook de Christus was drie dagen in de schoot van de dood, net als Jona. In de evangeliën haalt hij zelf het boek Jona aan.
Wat Jona in het gelijknamige boek beleeft, is van vergelijkbare orde als wat ons verkondigd wordt van de Christus Jezus. De Christus is de getrouwe getuige van de Allerhoogste Heer. Net als Jona niet in de dood gebleven, want de Heere-God stond garant voor hun leven. Hij liet niet toe dat zijn dienaren op aarde ten onder zouden gaan in een nameloze dood.

Deze getuigen verkondigen ons de levende Heer en roepen ons op, uit zijn opstandingskracht te leven!
Dit leven is het leven van getuigen. In deze wereld staan als vrije, verloste mensen, zo, dat anderen het aan u kunnen merken.
Zegt u niet: maar ik ben niet zo'n getuige. Ook u wordt de opstanding verkondigd, opdat u een belijder van de opgestane Heer zult worden...!
Zo kunnen ook wij uit de doodsheid van ons ingezakte geloof worden opgewekt om opnieuw Gods getuige te worden.
Dit is de werkelijke zin van ons bestaan. Het is van kracht voor elke gelovige, of u kerngezond bent of ongeneeslijk ziek, rijkbegaafd bent of beperkt. Een getuigend leven vanuit de vrijheid van een christenmens, zulk een leven is sterker dan de dood.
Een lied van opstanding: Gezang 210

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE