LICHAAM VAN CHRISTUS

 

De verkondiging op het Hoogfeest van Pasen

Tekst: 1 Kor. 12:27

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 23 maart 2008


Wat vieren we vandaag? Pasen! Ja, en wat is de inhoud daarvan? De meeste kerkgangers antwoorden prompt: ‘De opstanding van Christus'.
Zeker is dat zo, alleen, ik zeg u waar hier het zwakke punt zit: opstanding is een woord, is een term, is een begrip. Het kan zomaar verworden tot voorwerp van onderzoek, van discussie, van twijfel ook.
Mochten we toch de opstanding van harte aanvaarden en geloven – is heel goed natuurlijk – dan dreigt een volgend gevaar: wij eigenen haar ons toe en plakken haar achter ons huidige leven aan. Opstanding als verlengstuk van ons bestaan...
Het komt allemaal omdat het als begrip, als idee wordt gezien. Daarvan krijgen we: óf overmoedig gebruik, óf juist twijfel.
Velen vragen zich af wat het eigenlijk is, die opstanding. Het komt dan als het ware op een afstandje van ons te staan. Waar bevinden wij ons dan zelf...?
Waarom vieren we dan nog feest?
Echt feest is maximale betrokkenheid. U en ik horen er bij; ja bij wat eigenlijk?
U kunt naar een verjaarsfeest gaan en zeggen: wij vieren nu dat neefje Piet weer een jaar ouder is.
Ja, daar kunt u blij mee zijn maar is dat alles?
Féést is het pas wanneer u een hartelijke verbondenheid koestert met de jarige. Féést is het dan, wanneer u met familie en vrienden soortgelijke verbondenheid beleeft.
Zo wil ik vanochtend oproepen om u niet te fixeren op de opstanding, maar om de opgestane Heere Christus te verheerlijken.
Hij is het levende Woord van zijn hemelse Vader. Het is gekomen tot zijn volk en in Jezus van Nazareth heeft het vlees en bloed op zich genomen.
Dit levende Woord kan niet door de dood ten onder worden gehouden.
Wij vieren geen feest omdat we een bijzondere waarheid bezitten. Wij vieren feest in een persoonlijke betrokkenheid op de opgestane Christus. Vervolgens pas kunnen we zeggen dat de waarheid en de Christus geen tegenstelling zijn. Christus zegt: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.'
Bovendien: de opstanding is een geheimenis. Nooit zullen wij haar kunnen peilen. Ze is niet historisch te bewijzen. Het eerste dat de vrouwen en de discipelen op die eerste dag van de week aantroffen, was een leeg graf.
Evenmin historisch te bewijzen is de ontmoeting die de opgestane Christus had met de vrouwen en de discipelen. Het initiatief ligt geheel en al bij de Heer en zo was het en zo blijft het. De Kerk heeft zijn oorsprong niet uit menselijk bouwen, maar uit de verschijningen van de Heer.

Let op het subtiele woordgebruik van de apostel Paulus. Hij zegt niet, dat de apostelen de opgewekte Christus hebben gezien, maar dat Christus aan hen verscheen. Deze uitdrukking ‘verscheen' kennen wij uit de Torah. Letterlijk vertaald betekent de Hebreeuwse persoonsvorm: Hij liet zich zien. Dat is ontzettend belangrijk. Hier is de openbaring aan de orde. Voordat de Israëlieten en de apostelen konden zien, moest eerst de Heer zich aan hén laten zien.
Wíj maken niet uit door óns zien, hoe de opgewekte Christus is, maar hij verschijnt aan zijn discipelen, hij laat zich zien.
We luisteren naar de Joodse Bijbel en horen, dat de Heer verschijnt, zich laat zien aan Abraham, Izaak en Jakob, aan Mozes, aan de Profeten.
Er zijn hoofdstukken uit de Torah en de Profeten waar het lijkt of dit verschijnen een spektakel is.
Ook de verschijningen van de opgestane Christus hebben daar wel iets van weg. Maar waar het om gaat is het gemeenschap stichtende van deze openbaringen. Door de verschijningen van de Heere-God aan de profeten en ook door de verschijning van de opgestane Christus komt er een hernieuwde toenadering van Godswege tot het volk van God.
Hij roept mensen uit zijn volk en wil door hen nog meer uit het volk Gods aan zich binden.

Op dit moment herhaal ik de vragen die ik aan het begin van de preek heb gesteld en ik kan nu ook het antwoord geven.
Waar bevinden wij ons, hoe zijn wij betrokken bij de prediking hedenochtend?
Waarom vieren wij feest?
Het antwoord is, dat de Christus opgestaan is ten bate van ons en zo ons in zijn gemeenschap heeft gebracht. Samen in zijn dood, samen ook in zijn opstanding, aldus samengevat een uitspraak van de apostel Paulus.

Nu verstaan wij de andere uitspraak van Paulus, die de kanseltekst vandaag is:
‘U bent het Lichaam van Christus'.
Hoe kan dit, is dan hetzelfde: Christus de opgestane en wij als zijn Gemeente?
Zijn ze allebei het lichaam van Christus?
Verklaren kan ik het u niet.
Wel kan ik het nog uitbreiden met een derde punt:
Christus geeft zijn lichaam in het Heilig Avondmaal.
Brood en wijn: het lichaam van de Heer.
De gemeente: het lichaam van de Heer.
De opgestane Christus: het lichaam van de Heer.
Driemaal lichaam. Dit is het geheimenis van Pasen waarin wij allen bestaan, waaruit wij allen leven.

Christus geeft zijn lichaam – dat is zijn offer, zijn liturgie, zijn dienst aan ons. Zijn lichaam voor ons. Dit leert ons, dat wij pas vrij en gelukkig zijn als wij elkaar dienen. Wie alleen zichzelf verzorgt, wordt daar niet gelukkiger van. Liefdedienst is een bestemming van Christenen. Onze levens oefenen dan de onderlinge saamhorigheid. Eén lichaam zijn we dan, lichaam van de Heer.

U bent er volledig bij betrokken. U bent Christus' lichaam door uw saamhorige onderhorigheid aan Christus opgestane lichaam.
Wij vieren dat met brood en wijn, lichaam van Christus. Vieren, en wit is de kleur, een feestkleur. Het H. Avondmaal is een blijde viering, een opstandingsmaaltijd. Het is het maal van de uittocht, van de opstanding der doden.

Met elkaar zijn wij een lichaam dat uitgaat uit allerlei vormen van slavernij.
Overal zijn misstanden, knellende banden van onvrede en ongeluk. De Kerk mag een lichaam zijn dat vrij is. Samen zijn wij dat, samen steunen wij elkaar daarin.
Lichaam, lichamelijk, tastbaar, concreet, daarom is het ook zo belangrijk om vast te houden aan de lichamelijke opstanding van Christus.
Hier gaat het niet om het levend worden van een lijk, want die opvatting doet schromelijk tekort aan het geheimenis. In de lichamelijkheid gaat het om een nieuw leven van liefde-dienst. Het is ook een geschenk dat wij in dit leven al mogen ontvangen. Opstanding! Dat is toch niet iets voor pas na uw dood! Dat komt er van als we zien als een term, een begrip. Dan kan het een stuk bezit worden dat we achter de hand houden...
U en ik zijn het die opstandingsmensen mogen zijn. Zo staan wij al in dit leven. Samen zijn wij dat, één lichaam. Brood en beker zijn de gemeenschap met het lichaam en bloed van Christus. Zo zijn wij zijn lichaam, zijn opstandingslichaam in deze wereld.
Laat het vandaag geen feest zijn omdat wij zulke fantastische opstandingsmensen zijn. Wij vieren Pasen omwille van hem naar wiens naam wij genoemd worden: Christus de verrezene, de opgestane Heer !
Hem bezingen wij in ons loflied: gezang 215

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE