De Geest van de Torah

 

De verkondiging op het Hoogfeest van Pinksteren

Tekst: Handelingen 4:12

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 4 juni 2006


‘Het behoud is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.'
(woorden van de apostel Petrus in één van zijn pinksterpreken)

Pinksteren betekent vijftigste. Rare naam, eigenlijk. Vooral als u zou denken dat het Pinksterfeest alleen maar enthousiasme, vuur en blijdschap is.
Daar steekt dan de naam ‘vijftigste' wel karig bij af, nietwaar? Maar toch... Niet zomaar vijftigste...
Het is de vijftigste paasdag. Hier is het uitgangspunt: Pasen !
In deze kerkelijke gemeenschap is iedereen er wel van doordrongen, dat Pasen in oorsprong een Joods feest is. Weet u dat, dan weet u ook dat Pinksteren een bijzondere gave van de Heere-God van Israël is.
Het eerste Pinksterfeest werd gevierd door Israël in de woestijn, vijftig dagen na de uittocht uit het slavenhuis Egypte. Op die vijftigste dag gedachten zij de ontvangst van de Tien Woorden. De Tien Woorden in engere zin, de hele Torah in ruimere zin.
U kunt daaruit opmaken, dat het niet teveel is wat ik aldoor benadruk: de Tien Woorden vervolmaken de bevrijding, zij zijn levende daad-woorden, zij zijn de stem van de bevrijdende Heer die zijn volk in de vrijheid stelt.
Pinksteren mogen we nooit losmaken van de Torah die de God van Israël gegeven heeft. Gegeven heeft via Mozes aan zijn verloste volk. Houdt dat verband altijd in uw achterhoofd bij al wat u hoort en leest over het Pinksterfeest. Het is echt belangrijk, want anders komen er misverstanden. We kunnen dan wel zeggen dat Pinksteren het feest van de Heilige Geest is, maar dan hebben we die Geest losgemaakt van Israël. De Heilige Geest wordt dan een soort krachtbron van de Kerk, een soort goddelijke accu om de godsdienstigheid mee op te laden. In het gunstigste geval zijn wij ook blij en enthousiast, denkend dat dit net zoiets is als de eerste apostelen meegemaakt hebben.
Waarom maak ik hier zo'n zwaarwegend punt van?
Pinksteren los van de Torah, los van de Tien Woorden verzandt, bederft, schrompelt in. Het wordt een binnenkerkelijke aangelegenheid, waarmee de sfeer opgekrikt wordt en de gezichten op ‘blij' gezet worden. Maar zo was het niet op Israëls wekenfeest, op de vijftigste paasdag... Daar ging het om praxis, levenspraktijk, om de praxis der bevrijding, een leven overeenkomstig de wil van de Heer.
Ja maar, de apostelen wáren toch enthousiast... en alle mensen die bij hen waren, konden hen verstaan, welke taal ze ook spraken.

O zeker, maar wie waren die mensen? Dat waren Joden van buiten de landstreken Judea en Galilea, buitenlandse Joden zogezegd. Zij waren heel bewust in Jeruzalem gekomen om dat Wekenfeest te vieren, het feest van de gedachtenis der Wetgeving.
Dit betekent, dat zij heel goed wisten waar het om ging in dit feest. Niet de Torah als wetboek, niet de Tien Woorden als eisen, maar wel de levengevende woorden van de Heere-God. Daarom vernemen we uit het Pinksterevangelie, dat al die mensen versteld stonden omdat zij begrepen waar het in de prediking van de apostelen op het Pinksterfeest om ging. ‘Zij hoorden in hun eigen taal van de grote daden Gods spreken!' Aldus de buitenlandse Joden, als reactie op de woorden van de apostelen.
Wij hebben de neiging, bij het horen van deze tekst de aandacht te richten naar het zogenaamde taalwonder. De buitenlandse Joden en de sympathiserende aanwezigen (proselyten) die de synagogen in binnen- en buitenland bezochten die konden allemaal de apostelen verstaan... Dan zijn we onder de indruk van wat we een taalwonder noemen.
Toch is dit niet meer dan een extra aanbeveling, een wonderteken dat benadrukt waar het eigenlijk om gaat bij het Pinksterfeest. Hier verstaan én begrijpen alle Joden uit elke windstreek, mét alle sympathisanten uit de volkenwereld — zij verstaan en begrijpen wat de grote daden van de Heere-God van Israël zijn.
Petrus, die grote apostelpredikant, legt het glashelder uit: ‘De Heere-God heeft zijn Knecht Jezus uit de doden opgewekt!'
Hier is de Paasprediking op de vijftigste paasdag, Pinksteren!
Pasen, Pascha, is het feest van de uittocht, de bevrijding uit de Egyptische slavernij. Dat is grondleggend voor Gods grote daden. Nu, op de voltooiingsdag van het Paasfeest wordt opnieuw een uittocht gepredikt:
de Christus Jezus wordt opgewekt uit de doden !
Dit is Gods allergrootste daad, en heilsfeit, een heilsdaad, en dat prediken de apostelen op het Pinksterfeest.

Zien wij het zo, dan komt alle overige verkondiging in een allengs duidelijker verband te staan.
We richten vanochtend onze aandacht op de Naam van de Heer – en dat is in Petrus' prediking de opgestane Christus. ‘Geen andere naam door wie wij moeten worden behouden,' zegt hij.
Hier legt hij een vaste koppeling en een = – gelijk teken tussen de Christus Jezus en de God van Israël .
De Naam van de Heer, de Allerhoogste en Overmogende, die Naam is dezelfde als de Naam van Christus. Christus is Heer, dat is de basis-belijdenis in heel de apostolische verkondiging.
Steeds duidelijker werd deze Christusprediking, in het ene Nieuw-Testamentische brief of geschrift nog nadrukkelijker dan het andere. Totdat in een laat geschreven Evangelie, dat van Johannes, die ene Naam als het ware uitgesplitst wordt. Hiermee bedoel ik dat er een verscheidenheid van beeldende namen komt, namen die de ene Naam ‘Heer' in partjes aan ons verduidelijken en bemiddelen.
U kent ze vast wel, het Johannes-evangelie zegt: ‘Ik ben de deur.' ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.'
Dit zijn hoogheidstitels, voorname en verheven benamingen om de ene Naam te benadrukken, de ene Naam waardoor wij moeten worden behouden.

Aan het begin van de preek heb ik krachtig gehamerd op de noodzaak, de Heilige Geest en het Pinksterfeest met hun wortels verbonden te laten. Die wortels zijn Joods, en ze liggen in de Torah.
Wat denkt u, zouden Petrus en de andere apostelen op het Pinksterfeest een nieuwe godsdienst hebben geïntroduceerd? Nee toch! Toen zij Christus predikten als de enige Naam om daardoor behouden te worden, bleven zij Joden. Zij bleven dat samen met al die andere, buitenlandse Joden, en temidden van niet-Joden die gastleden waren in de Synagoge.
Ik kan niet accepteren wat de meeste kerkgangers denken: dat zij het christendom gingen verbreiden.
Wat een hoop misverstanden zijn voortgekomen uit de vooronderstelling, dat Pinksteren de start is van een nieuwe godsdienst. Misverstanden zoals het volledig verkeerd verstaan van teksten uit het Nieuwe Testament – ja geen wonder als ze worden losgemaakt van hun wortels in het Oude Testament.
Nog een groter misverstand is het antisemitisme. De afkeer jegens de Joden omdat de wereld de grote waarde van dit volk niet kan en niet wil inzien.
Verder nog minder belangrijke misverstanden, bijvoorbeeld dat een kerk blij en enthousiast móet zijn omdat blijheid en opgetogenheid de bewijzen zijn dat de Heilige Geest in haar is.

De Heilige Geest is bovenal de Geest van de Christus. Het is door diezelfde Geest dat de schrijver van het Johannesevangelie ons woorden van Christus heeft overgeleverd: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot de Vader dan door mij.'
Het lijkt alsof hier een exclusieve christelijke belijdenis wordt uitgesproken. Zo is het vaak verstaan. Je moet dan allemaal christelijk zijn, anders ken je God niet.
Dat krijg je als je de Christusbelijdenis lossnijdt van zijn Joodse wortels. Christus wordt dan een soort halfgod die moet worden aanbeden als een doel op zichzelf. Het heet, dat wanneer wij dat maar flink doen, wij dan christelijk zijn. Is dat de bedoeling van Israëls God geweest, dat Hij in de Christus Jezus mens geworden is?
Wat wil het dan zeggen, dat er maar één Naam onder de hemel gegeven is, waardoor wij moeten behouden worden?
Het is niet hoe wij ons God vorstellen of hoe onze godsdienstige meningen in elkaar zitten. Draai het maar eens om, dan komt het er heel wat gezonder uit te zien. Het is de Heere-God van Israël die zich wendt tot zijn volk, en een knecht, een kind uit dat volk verwekt. Een knecht die een openbaring, een uitdrukking van Gods bevrijdende aanwezigheid is. Hij was geheel vervuld met de Heilige Geest.
Met hem als middelaar heeft de Heere-God een nieuw verbond gesloten met zijn volk. Omwille van hem, omwille van zijn lijden en sterven krijgt zijn volk nieuw leven, een nieuwe kans, een nieuwe start.
Ook wij mogen daarbij horen.
Zijn wij dan ook Joden? Nee, dat zijn wij niet. Maar we zijn ook geen heidenen meer. Het Pinksterfeest heeft daarover iets te zeggen, iets te vieren!
Joden en wereldvolkeren mogen samen lichaam van Christus zijn! Een belofte waarvan de vervulling nog voor ons ligt, maar in Christus al waarachtig is.
Hier is het eeuwigheidsperspectief, dat ook te zien is aan het getal vijftig. In de oud-oosterse getallensymboliek is vijftig verwant aan acht.

Pinksteren, de vijftigste dag: vijftig is zeven maal zeven + één. Dat getal één is nu juist wat die zeventallen overstijgt, het heeft een getal-symbolische waarde van acht.
Acht is het getal van de eeuwige en oneindige zaligheid, de bekroning op zeven het getal van de volheid.
Het staat voor de nieuwe wereldeeuw waar gerechtigheid en vrede worden gedaan en bewerkt.

Het is begonnen met de Christus Jezus. Hij wordt ons verkondigd als onze vrede, ons heil, onze hoop.
Geloven in hem brengt ook met zich mee: vrucht dragen, het voortbrengen van vruchten van de Geest. Dat is een gaan in het spoor van Christus: de weg, de
waarheid en het leven. Dit staat los van welke godsdienst dan ook, want het is uit kracht van de Heilige Geest. Het is de Heilige Geest die bij machte is, waar ook ter wereld de weg, de waarheid en het leven onder de mensen tot aanzijn te brengen.
De weg, de waarheid, het leven — namen afgeleid van de grote Naam, Christus, ons gegeven waardoor wij moeten worden behouden –
Die Naam bezingen wij in ons lied, gezang 244

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE