‘Het behoud is in niemand anders,
want er is ook onder de hemel geen andere naam
aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.'
(woorden van de apostel Petrus in één van zijn pinksterpreken)
Pinksteren betekent vijftigste. Rare naam, eigenlijk. Vooral als u zou
denken dat het Pinksterfeest alleen maar enthousiasme, vuur en blijdschap
is.
Daar steekt dan de naam ‘vijftigste' wel karig bij af, nietwaar?
Maar toch... Niet zomaar vijftigste...
Het is de vijftigste paasdag. Hier is het uitgangspunt: Pasen !
In deze kerkelijke gemeenschap is iedereen er wel van doordrongen, dat
Pasen in oorsprong een Joods feest is. Weet u dat, dan weet u ook dat
Pinksteren een bijzondere gave van de Heere-God van Israël is.
Het eerste Pinksterfeest werd gevierd door Israël in de woestijn,
vijftig dagen na de uittocht uit het slavenhuis Egypte. Op die vijftigste
dag gedachten zij de ontvangst van de Tien Woorden. De Tien Woorden
in engere zin, de hele Torah in ruimere zin.
U kunt daaruit opmaken, dat het niet teveel is wat ik aldoor benadruk:
de Tien Woorden vervolmaken de bevrijding, zij zijn levende daad-woorden,
zij zijn de stem van de bevrijdende Heer
die zijn volk in de vrijheid stelt.
Pinksteren mogen we nooit losmaken van de Torah die de God van Israël
gegeven heeft. Gegeven heeft via Mozes aan zijn verloste volk. Houdt
dat verband altijd in uw achterhoofd bij al wat u hoort en leest over
het Pinksterfeest. Het is echt belangrijk, want anders komen er misverstanden.
We kunnen dan wel zeggen dat Pinksteren het feest van de Heilige Geest
is, maar dan hebben we die Geest losgemaakt van Israël. De Heilige
Geest wordt dan een soort krachtbron van de Kerk, een soort goddelijke
accu om de godsdienstigheid mee op te laden. In het gunstigste geval
zijn wij ook blij en enthousiast, denkend dat dit net zoiets is als
de eerste apostelen meegemaakt hebben.
Waarom maak ik hier zo'n zwaarwegend punt van?
Pinksteren los van de Torah, los van de Tien Woorden verzandt,
bederft, schrompelt in. Het wordt een binnenkerkelijke aangelegenheid,
waarmee de sfeer opgekrikt wordt en de gezichten op ‘blij'
gezet worden. Maar zo was het niet op Israëls wekenfeest,
op de vijftigste paasdag... Daar ging het om praxis, levenspraktijk,
om de praxis der bevrijding, een leven overeenkomstig de wil van
de Heer.
Ja maar, de apostelen wáren toch enthousiast... en alle
mensen die bij hen waren, konden hen verstaan, welke taal ze ook
spraken. |
|
O zeker, maar wie waren die mensen? Dat waren Joden van buiten de
landstreken Judea en Galilea, buitenlandse Joden zogezegd. Zij waren
heel bewust in Jeruzalem gekomen om dat Wekenfeest te vieren, het
feest van de gedachtenis der Wetgeving.
Dit betekent, dat zij heel goed wisten waar het om ging in dit feest.
Niet de Torah als wetboek, niet de Tien Woorden als eisen, maar wel
de levengevende woorden van de Heere-God.
Daarom vernemen we uit het Pinksterevangelie, dat al die mensen versteld
stonden omdat zij begrepen waar het in de prediking van de apostelen
op het Pinksterfeest om ging. ‘Zij hoorden in hun eigen taal
van de grote daden Gods spreken!' Aldus de buitenlandse Joden, als
reactie op de woorden van de apostelen.
Wij hebben de neiging, bij het horen van deze tekst de aandacht te
richten naar het zogenaamde taalwonder. De buitenlandse Joden en de
sympathiserende aanwezigen (proselyten) die de synagogen in binnen-
en buitenland bezochten die konden allemaal de apostelen verstaan...
Dan zijn we onder de indruk van wat we een taalwonder noemen.
Toch is dit niet meer dan een extra aanbeveling, een wonderteken dat
benadrukt waar het eigenlijk om gaat bij het Pinksterfeest. Hier verstaan
én begrijpen alle Joden uit elke windstreek, mét alle
sympathisanten uit de volkenwereld — zij verstaan en begrijpen
wat de grote daden van de Heere-God
van Israël zijn.
Petrus, die grote apostelpredikant, legt het glashelder uit: ‘De
Heere-God heeft zijn
Knecht Jezus uit de doden opgewekt!'
Hier is de Paasprediking op de vijftigste paasdag, Pinksteren!
Pasen, Pascha, is het feest van de uittocht, de bevrijding uit de
Egyptische slavernij. Dat is grondleggend voor Gods grote daden. Nu,
op de voltooiingsdag van het Paasfeest wordt opnieuw een uittocht
gepredikt:
de Christus Jezus wordt opgewekt uit de doden !
Dit is Gods allergrootste daad, en heilsfeit, een heilsdaad, en dat
prediken de apostelen op het Pinksterfeest.
Zien wij het zo, dan komt alle overige verkondiging in een allengs
duidelijker verband te staan.
We richten vanochtend onze aandacht op de Naam van de Heer
– en dat is in Petrus' prediking de opgestane Christus.
‘Geen andere naam door wie wij moeten worden behouden,' zegt
hij.
Hier legt hij een vaste koppeling en een = – gelijk teken tussen
de Christus Jezus en de God van Israël .
De Naam van de Heer,
de Allerhoogste en Overmogende, die Naam is dezelfde als de Naam van
Christus. Christus is Heer, dat is de basis-belijdenis in heel de
apostolische verkondiging.
Steeds duidelijker werd deze Christusprediking, in het ene Nieuw-Testamentische
brief of geschrift nog nadrukkelijker dan het andere. Totdat in een
laat geschreven Evangelie, dat van Johannes, die ene Naam als het
ware uitgesplitst wordt. Hiermee bedoel ik dat er een verscheidenheid
van beeldende namen komt, namen die de ene Naam ‘Heer'
in partjes aan ons verduidelijken en bemiddelen.
U kent ze vast wel, het Johannes-evangelie zegt: ‘Ik ben de
deur.' ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.'
Dit zijn hoogheidstitels, voorname en verheven benamingen om de ene
Naam te benadrukken, de ene Naam waardoor wij moeten worden behouden.
Aan het begin van de preek heb ik krachtig gehamerd op de noodzaak,
de Heilige Geest en het Pinksterfeest met hun wortels verbonden te
laten. Die wortels zijn Joods, en ze liggen in de Torah.
Wat denkt u, zouden Petrus en de andere apostelen op het Pinksterfeest
een nieuwe godsdienst hebben geïntroduceerd? Nee toch! Toen zij
Christus predikten als de enige Naam om daardoor behouden te worden,
bleven zij Joden. Zij bleven dat samen met al die andere, buitenlandse
Joden, en temidden van niet-Joden die gastleden waren in de Synagoge.
Ik kan niet accepteren wat de meeste kerkgangers denken: dat zij het
christendom gingen verbreiden.
Wat een hoop misverstanden zijn voortgekomen uit de vooronderstelling,
dat Pinksteren de start is van een nieuwe godsdienst. Misverstanden
zoals het volledig verkeerd verstaan van teksten uit het Nieuwe Testament
– ja geen wonder als ze worden losgemaakt van hun wortels in
het Oude Testament.
Nog een groter misverstand is het antisemitisme. De afkeer jegens
de Joden omdat de wereld de grote waarde van dit volk niet kan en
niet wil inzien.
Verder nog minder belangrijke misverstanden, bijvoorbeeld dat een
kerk blij en enthousiast móet zijn omdat blijheid en opgetogenheid
de bewijzen zijn dat de Heilige Geest in haar is.
De Heilige Geest is bovenal de Geest van de Christus. Het is door
diezelfde Geest dat de schrijver van het Johannesevangelie ons woorden
van Christus heeft overgeleverd: ‘Ik ben de weg, de waarheid
en het leven, niemand komt tot de Vader dan door mij.'
Het lijkt alsof hier een exclusieve christelijke belijdenis wordt
uitgesproken. Zo is het vaak verstaan. Je moet dan allemaal christelijk
zijn, anders ken je God niet.
Dat krijg je als je de Christusbelijdenis lossnijdt van zijn Joodse
wortels. Christus wordt dan een soort halfgod die moet worden aanbeden
als een doel op zichzelf. Het heet, dat wanneer wij dat maar flink
doen, wij dan christelijk zijn. Is dat de bedoeling van Israëls
God geweest, dat Hij in de Christus Jezus mens geworden is?
Wat wil het dan zeggen, dat er maar één Naam onder de
hemel gegeven is, waardoor wij moeten behouden worden?
Het is niet hoe wij ons God vorstellen of hoe onze godsdienstige meningen
in elkaar zitten. Draai het maar eens om, dan komt het er heel wat
gezonder uit te zien. Het is de Heere-God
van Israël die zich wendt tot zijn volk, en een knecht, een kind
uit dat volk verwekt. Een knecht die een openbaring, een uitdrukking
van Gods bevrijdende aanwezigheid is. Hij was geheel vervuld met de
Heilige Geest.
Met hem als middelaar heeft de Heere-God
een nieuw verbond gesloten met zijn volk. Omwille van hem, omwille
van zijn lijden en sterven krijgt zijn volk nieuw leven, een nieuwe
kans, een nieuwe start.
Ook wij mogen daarbij horen.
Zijn wij dan ook Joden? Nee, dat zijn wij niet. Maar we zijn ook geen
heidenen meer. Het Pinksterfeest heeft daarover iets te zeggen, iets
te vieren!
Joden en wereldvolkeren mogen samen lichaam van Christus zijn! Een
belofte waarvan de vervulling nog voor ons ligt, maar in Christus
al waarachtig is.
Hier is het eeuwigheidsperspectief, dat ook te zien is aan het getal
vijftig. In de oud-oosterse getallensymboliek is vijftig verwant aan
acht.
Pinksteren, de vijftigste dag: vijftig is zeven maal zeven + één.
Dat getal één is nu juist wat die zeventallen overstijgt,
het heeft een getal-symbolische waarde van acht.
Acht is het getal van de eeuwige en oneindige zaligheid, de bekroning
op zeven het getal van de volheid.
Het staat voor de nieuwe wereldeeuw waar gerechtigheid en vrede worden
gedaan en bewerkt.
Het is begonnen met de Christus Jezus. Hij wordt ons verkondigd als
onze vrede, ons heil, onze hoop.
Geloven in hem brengt ook met zich mee: vrucht dragen, het voortbrengen
van vruchten van de Geest. Dat is een gaan in het spoor van Christus:
de weg, de
waarheid en het leven. Dit staat los van welke godsdienst dan ook,
want het is uit kracht van de Heilige Geest. Het is de Heilige Geest
die bij machte is, waar ook ter wereld de weg, de waarheid en het
leven onder de mensen tot aanzijn te brengen.
De weg, de waarheid, het leven — namen afgeleid van de grote
Naam, Christus, ons gegeven waardoor wij moeten worden behouden –
Die Naam bezingen wij in ons lied, gezang 244
TERUG
NAAR DE INHOUDSOPGAVE |