PREKEN  (SELECTIE)

inhoud:
2001
 Goede Vrijdag 2001
 Quasimodo Geniti 2001
 Cantate 2001
 Exaudi 2001
CHRISTUS  EN  DE  LEVENSBOOM
 
De verkondiging op Goede Vrijdag 2001

Gemeente, op zondag Palmarum hebben we gehoord, hoe Jezus een intocht toebereid werd, een koning waardig. Maar Jezus zelf dacht daar anders over. Het waren de mensen om hem heen die hem graag zo zagen.
Hier wordt ons idee van koningschap onder de kritiek gesteld. De Christus regeert heel anders, zijn koningschap is van totaal andere kwaliteit.
Staan wij in de traditie van de Kerk, dan belijden we dat Christus' koningschap een afgeleide is van dat van de Heere-God. Juist op Goede Vrijdag wordt ons verkondigd, dat het een koningschap in lijden is.

klik voor vergroting

Daarom kan één van de verzen van het lied na deze lijdensmeditatie eindigen met de woorden: 'God regeert vanaf het hout.'
Regeren vanaf het kruishout...? Heel merkwaardig klinkt dat, zeker in de oren van een Nederlandse protestantse kerkganger. Ik heb altijd geleerd dat het kruis een martelpaal, een executiepaal was
.
We zouden te rade moeten gaan bij Oosters-orthodoxe Kerk, met hun kerkgebouwen vol muurschilderingen en iconen. In die traditie kun je een andere, een rijkere invulling van het kruis op het spoor komen. Een invulling rijk aan symboliek.
Hoe kan het bestaan dat de oud-christelijke symboliek het kruis een troon noemt van waaraf Christus regeert? Het kan, op voorwaarde dat wij Pasen en lijden niet tot tegengestelden maken. Dat gebeurt veel. Als jongetje heb ik het meegemaakt op de School met den Bijbel (zo werd vroeger de christelijke basisschool genoemd) - op die School met den Bijbel werd het lijdensverhaal van Jezus in geuren en kleuren verteld. Eén klasgenoot, Piet heette hij, ging altijd huilen, dat werd door de juf als bewijs van groot geloof gezien. Nu ja... Waar het mij om gaat is, dat na twee weken bijbelvertellingen over het lijden van Christus, er wat onduidelijke opmerkingen achteraan kwamen over de opstanding. Onduidelijk ja, want de opstanding laat zich niet vertellen.
O
nderschat u toch niet de grote uitwerking van deze onevenwichtigheid in de bijbelles. Want er komt wel een heel grote nadruk op het lijden, het lijden van Christus én het lijden van de mensen. Het hoort er natuurlijk helemaal bij, dat lijden: geen godsdienst zonder lijden.
Dit kun je ook omdraaien: geen lijden - of er komt wel godsdienst. Miljarden mensen vroeger en nu blijven in God geloven omdat ze moeten lijden. Zelf of met elkaar komen ze er niet uit, dus is er een god nodig. Maar als het ene waar is, is het andere dan ook waar?
Waar is dat vele mensen onoplosbare problemen op hun nek hebben. Maar staat er dan automatisch een god klaar om te helpen? Is dat ook waar?
Er is verdriet, gemis en lijden die wij als eindige mensen moeten dragen. Met wat geluk komt de één er boven op en de andere niet. Méér kun je niet zeggen, en ik persoonlijk durf er God niet bij te halen.
Voordat u me dit gaat kwalijk nemen, zeg ik u, dat er een ander lijden, het lijden om Christus' wil.
Dat is lijden in verbondenheid met hem. Dat is geen lijden waarbij wij wanhopen, bij voorbaat de moed al opgegeven hebben. Christus' lijden is een wapen tegen eenzijdigheid. Daarom is dat beeld van het kruis als regeertroon zo belangrijk.
En er is meer. Afgelopen dinsdag zongen we in de vespers een strofe over het kruishout. Dat kruishout waaraan Jezus hing, is de levensboom van het paradijs.
Hoort u, het wordt nog uitbundiger! En dat in een Gedachtenisdienst van het lijden van Christus.
Al deze beelden bij elkaar levert, om zo te spreken, een totaalbeeld op: de lijdende Christus regeert als koning vanaf zijn troon, en die troon is een kruishout, het kruis gesneden uit het hout van de levensboom in het paradijs.
Hier hebt u Paasprediking en lijdensprediking in enen!
De levensboom in het paradijs is een oeroud symbool van de levengevende verbondenheid tussen hemel en aarde. Zo kunnen we ook beter aanvoelen waarom het kruis als levensboom afgebeeld is. De boom is een universeel natuursymbool, belangrijk ook voor moderne mensen die zich om symboliek niet bekommeren.
Ik herinner me een fragment uit een science-fiction film. De wereld ligt in puin door een allesverwoestende Derde Wereld-Oorlog. De mensen zijn al weer een tijd uit de schuilkelders, en verbouwen weer wat groenten en dergelijke. Ineens zegt iemand: 'Nu weet ik waarom ik de natuur zo naargeestig vind. Er zijn geen bomen.'
Zo gaan mensen weer waarderen dat er bomen zijn. Opnieuw respect krijgen voor deze grote natuur-organismen, die zo lang en geduldig doen over het bereiken van hoogte en dikte.
Soms zie je (in een bos) ingekerfde bomen. Dan heeft er iemand met een mes in de bast gegrift, bijvoorbeeld: 'Kees was hier.'
Die Kees moest zich schamen. Zelf is hij een vluchtige voorbijganger, vergeleken met die boom. Die boom staat er al zo lang, heeft er lang over gedaan om die bast te vormen, en jij komt even vluchtig langs en gaat er in krassen.
De oude volkeren hadden wel gevoel voor de grootsheid van de bomen. Bomen waren voor hen de majesteitelijke schakels tussen hemel en aarde. De mensen in de oudheid waren zich bewust van het immense wortelstelsel, de vertakkingen onder de grond, en ook van de minstens zo immense hoeveelheid vertakkingen boven hen in de lucht, de takken en de takjes. Die overeenstemming was voor hen een symbool van de verbondenheid van aarde en hemel. Denk ook aan de stam. Dat harde hout, dat daar zo stevig staat, dat is de levende verbinding tussen hemel en aarde. Daardoor stromen de levenssappen.
Zo worden met elkaar verbonden: de hemel en de aarde, het goddelijke en het menselijke, God zelf en de wereld.
Aan een stam van een boom hangt Christus, tussen hemel en aarde. Maar er zijn geen wortels en er zijn geen bladeren. Christus spreidt zijn armen uit, hemelwaarts, en zijn voeten wijzen naar de aarde. Hij verbindt hemel en aarde in dit lijden, hij is de levende Heer die de afgestorven boom maakt tot een nieuwe levensboom.
Alleen op die manier kun je de Goede Vrijdag zien als een begin van het Paasfeest.
Een oude benaming van deze dag is dan ook : Kruispasen.
Vandaag mag u horen, dat als uw lijden is om Christus' wil, dat lijden op voorhand overwonnen is. Het is Pasen geweest, ook op deze dag.

Zingen wij nu als kruismeditatie een oud-kerkelijke hymne, van Venantius Fortunatus.

Gezang 185

W. Baan


TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE VAN DEZE PAGINA

TERUG NAAR HET PREKEN-ARCHIEF

THOMAS óóK FUNDAMENT VAN DE KERK 

 

De verkondiging op Quasimodo Geniti 2001 

 

Twijfel aan de echtheid van de opstanding, die was er bij de vrouwen en bij de eerste discipelen. Het is best wel belangrijk om eens bij de reacties van de vrouwen en de discipelen stil te staan. Maar dan niet, omdat wij willen weten hoe het zat met hun persoonlijk geloofsleven. Wij luisteren naar hun reacties, met het oog op onszelf. Zij zijn de eerste verkondigers, de eerste predikers. Waren zij er niet geweest, u en ik zouden niets van de opstanding hebben geweten.
De discipel Thomas was ook zo'n prediker. Hij zou een apostel worden. Apostelen horen bij het fundament van de kerk, we moeten dat in gedachten houden wanneer wij luisteren naar het verhaal over Thomas.

Thomas was er niet bij toen de opgestane Heere Christus zich liet zien aan zijn discipelen.
Thomas twijfelt aan de berichten van zijn mede-discipelen.

vignet van de zondag
Christus' kruis geplant in de wereld

Hij wil de littekens van Jezus aanraken; dan pas zal hij geloven.
De reactie van menige kerkganger is: 'O wee die Thomas! Hij is een twijfelaar, een ongelovige. Jezus zegt het zelf; hij zegt: "Gelukzalig zijn zij die niet gezien hebben en toch geloven"'.
Mij dunkt, deze reactie gaat voorbij aan de eigenlijke bedoeling van het Evangelie van deze zondag.
In de eerste plaats: laten wij niet vergeten, dat de bedoeling van de vier Evangeliën niet is, om informatie te geven over het persoonlijke geloofsleven van die en gene. Thomas' privé-geloof gaat ons niks aan. 't Zou trouwens te gek zijn als het Johannes-Evangelie de vuile was van Thomas wilde buitenhangen. Nee, de twijfel van Thomas is in het Johannes-Evangelie opgenomen ten dienste van de verkondiging. Ook Thomas is een geroepen apostel, grondzuil, fundament van de gemeente van Christus. Hij behoort tot de eersten die de apostolische traditie op gang brachten. U en ik staan in de apostolische traditie. Wij dragen met elkaar, als gemeente, het openbare Ambt van verkondiging.
Jezus zegt: 'Gelukzalig zij die niet gezien hebben en toch geloofd'. Ja maar, hoe kom je tot geloof?
Ik persoonlijk moet u zeggen: ik zou helemaal nergens in geloven als er in mijn leven niet de Kerk was geweest, de Kerk die het mij verkondigd heeft.
Daarom is mijn antwoord op de vraag: hoe kom je tot geloof - mijn antwoord daarop is: allereerst door de verkondiging.

De opgestane Christus heeft op Thomas tegen, dat hij niet heeft geluisterd naar de verkondiging van zijn tien mede-discipelen. Volgens het verhaal laat Jezus zich gewillig aanraken door Thomas. Dat komt daarna, dat misgunt Jezus hem niet.
Maar Thomas heeft niet willen geloven, toen de andere discipelen hem de opgestane Heer verkondigden. Christus verwijt hem dat, wanneer hij zich andermaal aan zijn discipelen laat zien waarbij nu ook Thomas is.

Twee dingen worden er verteld: wat Thomas zegt en wat hij doet.
Hij zegt tot Christus: "Mijn Heere en mijn God!" Deze woorden worden wel genoemd 'de oudste belijdenis in het Nieuwe Testament'. Korter kan het haast niet. Een belijdenis van de opgestane Heer: 'Mijn Heere en mijn God!' Hier geen informatie over het persoonlijke geloof van Thomas, dat hij thans belijdt. Hier spreekt de Kerk zelf. De belijdenis wordt hier één van haar fundamenten in de mond gelegd. De bedoeling van dit verhaal over Thomas is: de belijdenis dat Christus de opgestane Heer is, die belijdenis te herleiden tot een vrucht van de ontmoeting met de opgestane HEER.
Dan in de tweede plaats: wat doet Thomas? Thomas tast volgens het verhaal de littekens van Christus. Ook dit tasten is verkondiging, verkondiging in de vorm van een tafereel. De oosterling gebruikt graag een verhaaltje, een afbeelding, symbool of klein tafereel. Daarin zit dan de verkondiging. De opgestane Christus laat de littekens van zijn kruisiging zien. Thomas moet naar hem toegaan en moet die littekens aanraken, in zijn handen en in zijn zijde. Heel intiem ja, het is ook een gevoelig tafereel. Maar nogmaals: het is niet de bedoeling van het Johannes-Evangelie om ons informatie te verschaffen over de privé-ervaringen van Thomas. Gelukkig maar, want anders zouden sommigen nog denken dat ze ook zo'n ervaring moeten hebben. Er zijn wel mensen die zeggen: 'Ik heb een ontmoeting met Jezus gehad'. Nou dat is dan mooi voor die persoon, maar laat zo iemand niet denken dat hij of zij het bijzonder getroffen heeft.
Heeft dat tasten door Thomas van Jezus' littekens dan geen betekenis meer voor ons? O, toch wel! Er gaat een krachtige verkondiging van uit. Thomas fungeert hier niet als privé-persoon, maar hij is een apostel der kerk, een fundament en steunpilaar van de gemeente van Christus. Hij oefent in dit verhaal gemeenschap met de Heer der kerk, de opgestane Christus. Het is een zich verenigen via de littekens van het kruislijden. Vereniging via de littekens - de verkondiging hieruit is: wij kennen de opgestane Heer niet als de glorierijke overwinnaar enkel. Aan zijn allerprilste gemeente liet de opgestane Heer zich zien met zijn kruisigingswonden. Dat betekent voor ons, dat niemand zijn of haar kruis achter zich kan laten. Er is geen levensweg mogelijk die enkel uit overwinning, jubel en glorie bestaat. Zolang wij met sterfelijk vlees bekleed zijn, zolang dragen wij ons kruis. Maar dat doen wij als Paasmensen. Met elkaar zijn wij Paasgemeente, het opgestane lichaam van Christus. Máár, een lichaam dat littekens van de kruisiging in zich omdraagt.
In het Evangelieverhaal zijn Thomas en Christus verenigd door het geloof. Thomas is de gemeente en Christus het hoofd.
De apostel Paulus had al eerder geschreven: 'U bent het lichaam van Christus.' Dit lichaam heeft een mond die geopend is, die zal verkondigen!
Dit lichaam zal door de dood heenkomen als overwinnaar, ook al heeft het nu de gestalte van een lijdende en aangevochtene.

Gezang 220

W. Baan


TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE VAN DEZE PAGINA

TERUG NAAR HET PREKEN-ARCHIEF

EEN NIEUW GEZANG - EEN NIEUWE WERELDEEUW 

 

De verkondiging op Cantate 2001 

 

Apocalyps 14 : 1-5

Weinig kerkgangers verdiepen zich in het boek Openbaring aan Johannes. Ooit was hier iemand, lid van de Gemeente, die zei tijdens een gesprek: 'Van dat boek krijg ik de zenuwen, hoort dat wel thuis in de Bijbel?'
Goede opmerking, want in de oud-christelijke tijd is véle tientallen jaren getwijfeld of dit geschrift wel in de lijst van heilige boeken kon worden opgenomen.
Luther en Calvijn wilden geen verklaring, geen uitleg over dit boek schrijven. Wat zei Luther? "Al die bizarre allegorieën en buitenissige fragmenten... Je vindt er veel te weinig over Christus...

Te weinig over Christus, tja, in absolute zin is dat waar. Maar je hoeft niet de mond vol van Jezus te hebben, om toch zijn persoon, werk en betekenis in het middelpunt te zetten. Want dat gebeurt wel degelijk in het Openbaringenboek!
Zou u het aandurven om dit moeilijke boek ter hand te nemen, probeer dan over al die grillige buitenissigheden heen te kijken en de hoofdlijn op het spoor te komen. Die hoofdlijn is Christus en zijn overwinning! In een boek als dit krijgt u beelden, plaatjes, symbolen waardoor u het evangelie van Christus verkondigd wordt. Zo komt Christus tot ons niet enkel via de redeneringen van het verstand, maar vooral via de verbeelding, het voorstellingsvermogen van ons beeldende bewustzijn.
Als voorbeeld dit: de schrijver van het boek ziet de Christus als een Lam dat staat als geslacht. Denkt u dan eerst aan de langwerpige wond in de keel. Zo slachten joden en moslems hun schapen, want het bloed moet er uit lopen.
Maar opmerkelijk is dat dit Lam stáát als geslacht. Het is dood en toch leeft het! Dit is het evangelie! De dood van het Lam Gods, de Christus Jezus, is de dood van de levende Heer! Dit is een paradox, een schijnbare tegenstrijdigheid. Maar we moeten het zo verkondigen, want het is de levende Heer die gestorven is. Om dit onbevattelijke ons voor ogen te schilderen, is daar het beeld van het Lam met zijn dodelijke keelwond, dat ondanks dat staat als overwinnaar. Zijn bloed wordt ook op beeldende manier beschreven: het is een losprijs waardoor het Lam mensen vrijgekocht heeft.
Dit wetende luisteren wij naar de verzen uit de eerste Schriftlezing:

1 En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion,en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden.
2 En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun citers;
3 en zij zongen een nieuw gezang voor de troon en voor de vier dieren en de oudsten; en niemand kon het gezang leren dan de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten van de aarde.
4 Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam.
5 En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk.  (Tot zover de teksten)

Het gevaar dreigt nu, dat wij willen weten wat en wie die 144.000 mensen zijn. Sekten als de Jehovagetuigen kunnen het u precies vertellen: dat zijn de bevoorrechten uit hun eigen genootschap, mensen die het exclusieve recht krijgen om het allerdichtst bij Jehova te zitten.
Beter is het om eerst dat getal te bekijken. 144.000 is 12 x 12 x 1000. Het getal 1000 is in de oud-oosterse wereld de aanduiding voor zeer veel, ontelbaar. 12 x 12 is vanouds uitgelegd als joden en wereldvolken tesamen. Dat zou kunnen, het 12 x 12 is eveneens een volheid in het kwadraat.
Verder moeten we niet gaan, en alle aandacht schenken aan de Heer van deze 144.000. Hij wordt verkondigd als de levende Heer, de machthebber. Wij blijven dat doen ook wanneer we iets zeggen over de nogal merkwaardige typeringen van deze 144.000.
Typische dingen worden van hen gezegd. Losgekocht van de aarde, zich niet met vrouwen bevlekt, maagden, zij zingen een nieuw gezang...
Daar kijken de meeste kerkgangers gek van op. Ze vergeten prompt het losgekocht zijn en het nieuwe gezang. Alle aandacht gaat uit naar dat 'met vrouwen niet bevlekt' en het 'maagd-zijn'. Sommigen lopen hiertegen te hoop omdat ze denken dat dit vrouwvijandig is.
Z
ou dat waar zijn, dat hier het celibaat wordt aangeprezen, en is het prijzenswaardig dat mannen maagd blijven? Zijn vrouwen dan minderwaardige schepsels die lustopwekkend zijn en daarom de geestelijke kracht van de man ondermijnen?
Die gedachtegang is niet helemaal afwezig in deze teksten. In de eerste eeuw na Christus ontstonden al christelijke groeperingen die het ongehuwd blijven hoger aansloegen dan het gehuwd zijn. Toch wordt in deze tekst dit idee gebruikt om iets heel anders te zeggen.
Van te voren is al duidelijk dat zij die bij de Christus horen, de bruid van Christus zijn. Dit is helemaal in lijn met het toebehoren van het oude volk Israël aan de Heere-God. In de oudheid was het dan ook zo, dat wanneer het volk Israël andere goden achternaliep, de profeten zeiden dat Israël hoereerde. Dát is die bevlekking, die bezoedeling.
Maagd zijn wil zeggen: jezelf ongerept bewaren, geen omgang hebben met vreemde goden.

Het lijkt allemaal een zaak van religie te zijn. Heb je de juiste godsdienst niet, dan loop je met vreemde vrouwen mee... Nee, zo mag je dat beeld niet gebruiken. Je moet alles in de u voorgelezen teksten gebruiken, die elementen leggen elkaar uit.
Nog even herhalen: Losgekocht van de aarde, zich niet met vrouwen bevlekt, maagden, zij zingen een nieuw gezang...
Dat 'losgekocht van de aarde' wil zeggen, dat de volgelingen van Christus niet meer echt thuishoren in deze voorbijgaande tijd. Zij hebben de machtsaanspraken van deze wereld verworpen, zij luisteren niet meer naar al wat roept en werft, reclame maakt en wil overtuigen.
Zij hebben een andere Heer, en dat is Christus. Zij zijn met hem verbonden en daarom heten zij maagden. 'Losgekocht' heten zij, want bij wijze van symbool is het gestorte bloed van Christus een prijs die betaald is. Maar het belangrijkste daarin is, dat de navolgers van Christus vrij zijn. Ze hebben het te danken aan het leven en sterven van hem, dat hun ogen zijn opengegaan en zij niet maar kritiekloos overal achteraan lopen.
Zij zingen een nieuw gezang. Daar hebben we de naam van deze zondag, Cantate. Zingt! Het is een paasbevel: zingt een nieuw gezang voor de Heer, want Hij heeft wonderen gedaan.
Een paasbevel, onafhankelijk van ons gevoel. Of wij in een feestelijke stemming zijn, doet niet terzake. 'Vier het Pascha,' heeft Mozes het volk Israël geboden. De bevrijding is meer dan het plezierige besef daarvan. Een paasbevel om een nieuw gezang aan te heffen. Het is daarom een nieuw gezang, omdat déze wereld heeft afgedaan.
In die overtuiging hebben de eerste christenen het aangekund om achter Christus aan te sterven als martelaar. Zij konden dat door de stellige overtuiging dat deze wereldeeuw spoedig zou worden opgevolgd door de wereldeeuw die komt. Jezus zelf is zijn prediking begonnen met de woorden: 'Gods koningsregering is nabij gekomen!'

Dit mag ook ons geloof zijn, Gemeente. Want, in deze wereld thuis zijn, van deze wereld een trouw burger zijn, dat kunnen wij niet zijn. Al wat mensen willen bereiken, alles waaraan zij waarde hechten, alles waarop zij steunen, het is vergankelijk. Maar ook al het mooie, alles waarvan we genieten - wie er niet van scheiden kan, moet zich afvragen of hij/zij wel écht uitziet naar de wereldeeuw die komt.
Want deze wereldeeuw gaat voorbij en al wat daaraan begerenswaardig is.
Het is nu al eigenlijk niets, want voor God telt maar één mens en één levensstijl, de Christus en zijn stervensgang. Wij vieren zijn opstanding, Hij is de levende Heer, en daarmee is het allemaal gezegd! Al het andere is mensenwerk, overspel met de macht, bezoedeling door de lust van zelfhandhaving en ik-gerichtheid.
Ja het is kras, maar dat moet in het licht van nieuwe wereldeeuw. Het is aan de Heere-God zelf, wat van dit tijdelijke bestaan zal opgenomen worden in zijn nieuw bestel. Wij beslissen dat niet, al hebben wij nog zoveel fiducie in onze goede werken.
Christelijk geloof is leven uit de belofte. Het is daarom dat wij een nieuw gezang zingen: dat komt voort uit een inspiratie, ingeblazenheid vanuit een ander stramien, een ander bestel.

Leven uit de belofte. Dan staan wij anders op deze wereld. Wij weten dat er een wereld is die nieuw is, de toekomende. Soms breekt dit nieuwe leven even door in het hier en nu, soms, ja, misschien wel vaak, veel vaker dan u en ik denken.
'Het is vol wond'ren om u heen' -
Zingt voor de Heer een nieuw gezang - het is gezang 225
W. Baan


TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE VAN DEZE PAGINA

TERUG NAAR HET PREKEN-ARCHIEF

GEESTELIJKE GROEI -- GOD KUNNEN LOSLATEN

 

De verkondiging op Exaudi 2001 

2 Koningen 2 : 15-18

 

Samen-op-Weg Dienst in de Ontmoetingskerk te Bergen op Zoom

 

Gemeente, in het tweede boek Koningen staat een verhaal dat uitzonderlijk is, en ook nog eens op rare manier eindigt. Het verhaal van de Hemelvaart van Elia.

Omdat het vandaag de zondag is tussen Hemelvaart en Pinksteren, lijkt het mij goed om eens een reactie op de Hemelvaart in de Verkondiging op te nemen.

Want hoe reageren wij op de Hemelvaart van onze Heer Jezus Christus? Niet altijd even goed, en dat laat ons dat Elia-Elisja verhaal horen.
Hoe gaat dat verhaal?

Elia is aan het eind van zijn leven, en weet dat de Heere-God hem zal opnemen. Samen met zijn leerling Elisja trekt hij de rivier de Jordaan over. Daar wordt de oude profeet ineens ten hemel opgenomen in een vurige wagen met vurige paarden ervoor.

afb.: Liturgisch Woordenboek,
I 984, uitg. Romen
 

Eén ding ligt nu direct voor de hand: de evangelist Lukas heeft dit verhaal in gedachten gehad, toen hij vertelde hoe de Christus ten hemel voer. Maar op deze zondag gaat het om de reactie. Wat gebeurt er wanneer de leerlingprofeet Elisja teruggekeerd is? Dan komen andere mannen uit de profetenschool naar Elisja toe. Hoor wat ze zeggen - en u hoort het in een heel letterlijke vertaling:

'Hier, maar liefst vijftig mannen, aanwezig onder uw knechten, flinke kerels! Laten die gaan om uw meester te zoeken.
Misschien heeft Gods Geest hem opgenomen, en hem neergeworpen op één der bergen, of in één der valleien.'
Elisja zei: 'Jullie hoeven ze niet te sturen.'
Maar ze drongen op hem aan tot beschamens toe, en hij zei: 'Stuur ze dan.'
Ze stuurden die vijftig mannen, ze zochten drie dagen lang en vonden hem niet.
Ze keerden terug tot hem, terwijl hij in Jericho verbleef.
Hij zei tot hen: 'Heb ik jullie niet gezegd: 'Jullie hoeven niet te gaan?'

Gemeente, op het eerste gehoor lijkt het verhaal van de hemelvaart van Elia op een anticlimax uit te lopen. Toch is het einde weloverwogen opgenomen in dit oeroude verhaal. Ook is het een waardevolle vingerwijzing voor u, Gemeente van Christus, die het Hemelvaartsfeest achter zich heeft.
Het komt in dit verhaal niet alleen aan op de grote lijn. Ook de details zijn de moeite waard, zij scherpen onze aandacht. De oosterse verhalenvertellers en schrijvers zijn dol op het gebruik van getallen. Het kan niet toevallig zijn dat twee keer het getal vijftig te horen is in dit verhaal. Vijftig profetenleerlingen uit Jericho willen mee, wanneer de profeet Elia en zijn pupil Elisja naar de rivier de Jordaan gaan. Zij weten dat Elia zal worden opgenomen.

Vijftig als getal horen wij nog een keer. Vijftig profetenleerlingen willen persé het lichaam van Elia vinden.

Vijftig. Het is het getal van het volk Israël. Hier gaat het dus om reacties van het volk op de profeet en zijn leven. Vijftig profetenleerlingen - wel, de stap naar de leerlingen van Christus is niet groot. Daar is het begin van de Gemeente van Christus - en zo komen u en ik in beeld.

Elisja is niet blij met het klemmende verzoek van de profetenleerlingen. Zij willen beslist op zoek naar het lichaam van Elia. Ze koesterden zeker een grote genegenheid voor deze oude profeet. Misschien was hij nog wel hun leraar geweest. Meer kunnen we niet zeggen, en dat om de eenvoudige reden dat het Oud-Testamentische boek Koningen vrijwel geen persoonlijke informatie over Elia geeft.

Het is menselijk om nieuwsgierig te zijn naar de persoon achter de leraar. De meesten van u hebben veertien dagen geleden wel gekeken naar de kerkelijke zegening van prins en prinses Constantijn en Laurentien. Onze ogen worden groter wanneer een glimp van de personen op te merken is, onze oren spitsen zich wanneer de verslaggever iets persóónlijks zegt over deze voorname mensen.
Over een belangrijke profeet als Elia hebben wij geen privé-informatie. En wat te denken van Jezus zelf? Wat weten wij eigenlijk over zijn persoonlijke leven? Of hij getrouwd geweest was, of hij vrienden of vriendinnen had, welke hobby's hij beoefende, en meer zulke informatie waar wij mensen dól op zijn.

Wat Elia aangaat: hij bestaat enkel bij de gratie van zijn profetische boodschap. En Jezus, hij wordt ons verkóndigd, en wel als de Christus Jezus. Dat is ook de kracht van de Evangeliën die wij in ons Nieuwe Testament hebben. Ook Paulus geeft in zijn brieven praktisch geen persoonlijke informatie over Jezus.

Als u goed oplet bij het luisteren naar de evangelieverhalen, dan bemerkt u dat Jezus niet hield van fans. Mensen die hem aangaapten van bewondering, zijn familie die trots op hem was, zelfs zijn moeder... Jezus kon hen resoluut en streng van het lijf houden.

Hé, daar gebruik ik een uitdrukking: 'van het lijf houden.' Gaan we dáármee verder, met twee belangrijke voorbeelden waar dit letterlijk het geval is.

Bij de verheerlijking op de berg wil Jezus niet, dat er voor hem een tent opgericht wordt; hij wil daarin niet worden vastgehouden.

Die verheerlijking is een opstandingsgebeuren. Een tweede voorbeeld heeft ook met de opstanding te maken: de ontmoeting met Maria Magdalena.

De opgestane Heer wil niet, dat Maria Magdalena hem vastpakt.

Hij zegt: 'Houd mij niet vast, want ik ben nog niet opgevaren naar de Vader.'

Deze woorden zien op de Hemelvaart, en kunnen zondermeer gezet worden naast de episode uit het tweede Koningenboek die u hedenochtend hebt gehoord. De vijftig profetenleerlingen, die, tegen de zin van Elisja, het lichaam van Elia gaan zoeken.

Nu zijn er kerkmensen die zeggen: 'Ja, dat begrijp ik. Je moet niet aan het stoffelijke hangen. Na de Hemelvaart is het nodig, af te zien van het lichamelijke, want Elia en Jezus zijn ten hemel gevaren.'

Maar... ten eerste valt er niet veel te begrijpen, én is deze redenering ook nog eens verkeerd. Het lichaam is juist wél belangrijk, en blijft dat ook.

Wij leggen niet iets lagers af om deel te krijgen aan iets verheveners, iets hemels, boven deze aarde verheven.

Het lichaam blijft belangrijk, en juist dáárom is het ten hemel opgenomen. Hier is een wezenlijk onderdeel van de bijbelse verkondiging aan de orde. Het belijden dat ons lichaam alleen bij God in de hemel geborgen is.

Het lichaam in de hémel...

We moeten ons goed realiseren wat de functie van de hemel is. Ik zeg niet: wát de hemel is, want dat kunnen we niet weten. Maar: wat de functie van de hemel is. Die is er ten behoeve van de aarde.

Volgens Oude én Nieuwe Testament is de hemel een soort krachtcentrum, en verborgen middelpunt van waaruit deze wereld tot zijn doel wordt gestuwd.

Het joodse en christelijke geloof is uitermate aardsgericht. Van het volk Israël hebben we een dikke bundel geschriften gekregen, die wij het Oude Testament noemen. Let op, hoe aardsgericht al die geschriften zijn. Ze verkondigen een God die zich telkens weer tot deze wereld keert.

Wij mensen draaien het om. Wij willen met behoud van onze materiële verworvenheden tot God gaan. Een opgestane Jezus? Prachtig, doen we er ook bij, hou hem vast, hij hoort bij óns.

Je ziet het al in dat oeroude verhaal over de reactie op Elia's hemelvaart. De profeten leerlingen willen Elia zoeken, want wat zouden ze hem dolgraag vast blijven houden. Maar het mag niet. Ook in geloof zit het aspect van loslaten, dat is groei, groei naar de volwassenheid, de volle wasdom.

Wat willen wij graag iets in handen hebben... liefst de beschikking hebben over God zelf. Maar ook de Heere-God, goede opvoeder die Hij is, laat zijn kinderen los, geeft hen verantwoordelijkheid. Daarom wil Hij niet dat wij Hem maken tot onze persoonlijke beschermheer.

Van de 20ste eeuwse lutherse theoloog Bonhoeffer kunnen wij leren, dat wij steeds meer zijn gaan leven alsof er geen God was. Maar dat mogen wij ook positief nemen, dat ons nu de kans geboden wordt om onze eigen verantwoordelijkheid waar te maken.

'Houd mij niet vast,' zegt de opgestane Heere Christus. Je moet zelf de wereld in, en daartoe zul je mijn Geest ontvangen. En ik, zegt de Christus, ik vaar op tot mijn Vader en uw Vader, en ik neem uw lichamelijkheid mee. Alleen zo is die lichamelijkheid gewaarborgd.

Hier hebben we een kernpunt van ons geloof. De Heere-God van Israël, Vader van onze Heer Jezus Christus, de Christus die het Hoofd is van de Kerk - die God en Vader zorgt voor ons lichaam. Hij doet dat niet door ons op onze wenken te bedienen, zodat ons lichaam nooit wat overkomt wat ons slecht uit komt. Maar Hij neemt allereerst het Lichaam van Christus tot zich, zodat, wat er ook mee gebeurt, en wat er ook gebeurt met ons lichaam, het altijd bij Hem is. Het is in zijn goede handen, het is zijn schepping die bij Hem in de hemel veilig op voltooiing wacht.

Voltooiing! Die zal geschieden juist vanuit de hemel! Daar heb je die functie van de hemel weer: bron van toekomstig leven, oorsprong van het herstel van deze aarde.

Dit moet eerst worden verkondigd. Steekt de Kerk daar niet alle energie in, dan blameert zij zich. Ik heb me geschaamd in de afgelopen weken voor de pretentie van vóór- en tegenstanders van de nieuwe euthanasiewetgeving. Eerst was daar een hoge S-o-W prelaat die vanuit het Landelijke Diensten-Centrum zich richtte tot de overheid. Namens u en mij tekende hij protest aan tegen de nieuwe euthanasiewet. Prompt kwamen 125 S-o-W predikanten in het geweer en stuurden naar de regering een verklaring dat zij nu juist wél voor die nieuwe wet waren.

Zo staat, met permissie gezegd, zo staat de Kerk weer voor gek.

Beter zou zijn, om elkaar door Liturgie en Verkondiging te inspireren. Schoenmaker hou je bij je leest. Ieder van u, en ook ik, zal toch zelf een eigen mening moeten vormen, ieder overeenkomstig kennis en inzicht. Maar wee het groepje of kerkgenootschap dat plechtig roept: 'Hier spreekt de Kerk!'

De eerste opdracht van elke gelovige is de Verkondiging van de Christus en zijn heil. Alles wat wij willen vasthouden, zelfs als dat het opgestane lichaam van de Heere Christus is, alles wat wij willen vasthouden breekt ons bij de handen af.

Er is maar één manier om elkaar te bemoedigen en te inspireren, en dat is de belofte te verkondigen. De belofte dat de Heere-God zijn Schepping tot voleinding stuwt. Straks, op het Pinksterfeest, kunnen we als een van de antifonen in de Liturgie dit zingen: Zendt Gij uw Geest uit, dan worden uw werken geschapen, en Gij vernieuwt het aanzicht van de aarde.

Zo worden wij bepaald bij deze aarde, waar het de Heere-God om begonnen is, en bij ons vlees en bloed, waarmee wij beelddragers van Hem mogen zijn.

Zingen wij belijdend en lofprijzend Gez. 90 : 6 - 11

W. Baan

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE VAN DEZE PAGINA

TERUG NAAR HET PREKEN-ARCHIEF