JEZUS HOORT HET KYRIË ELEISON


preek gehouden op 16 maart 2003 in de EL6 Dordrecht




De verkondiging op Zondag Reminiscere

 
Mattheüs 15:21-28

Opnieuw krijg ik een bepaald woord in de nbg-vertaling van het zondagsevangelie volgens Mattheüs niet over mijn lippen. Vooral ook omdat ik vind dat het niet aansluit bij de kerkelijke Liturgie. Immers, de heilige Schriften zijn in eerste instantie bedoeld om voor te lezen in de Liturgie.

De Kananese vrouw roept kyrië eleison!
In de bijbelvertaling hier staat: Jezus, heb medelijden met mij. Een vertaling die niet fout is, maar in liturgisch opzicht tekortschiet.
In onze Liturgie roepen wij 'Heere-God ontferm U' en dat is een sterke roep. Wij vragen niet om Gods medelijden, want die woorden zijn een te zwakke weergave van wat hier aan de orde is.
Vorig jaar heb ik u uitgelegd, dat 'medelijden hebben' een emotie is die niet voldoende dichtbij komt bij de lijdende, de rouwdragende of welke hulpeloze ook.
Door het woord 'ontfermen' aan te voelen en te gaan gebruiken, krijgen wij beter zicht op de Heere-God en zijn ontferming.
En dan de vraag: hoe staat het met onze ontferming?

'Ontfermen' is een daad van de Heere-God van Israël, en deze daad begint met een gedrag, een verschijnsel. Een heel lichamelijk verschijnsel, want zo spraken de Israelieten in de oudheid over God: heel concreet, heel lichamelijk.
Ontferming is zoiets als de krimpende en borrelende ingewanden. Dit heeft niets met de spijsvertering te maken. Het is de kramp van geschokte betrokkenheid, een wee gevoel van binnen wanneer we met peilloos verdriet van anderen worden geconfronteerd.

Wanneer wij het verdriet van andere mensen zien en merken dat zij veel pijn lijden of onder verlies gebukt gaan, dan grijpt ons dat aan. We voelen dat in heel ons lijf. Niet voor niets is er die uitdrukking: ik ben er kapot van ... !
Dát is het gevoel dat staat voor het woord ‘ontfermen.'
Dáárbij komt het medelijden, het met de ander mee-lijden.

De Kerk roept al eeuwenlang om ontferming voor de nood van deze wereld. Dat gebeurt aan het begin van de Eredienst, in het kyrië. 'Heere-God ontferm U.'
Het kyrië is niet het sluitstuk van de schuldbelijdenis, zoals velen denken te weten. Het is een eerste gebedskreet, zo snel als mogelijk in de Eredienst.
We komen hier niet om eerst voor ons zelf te bidden. Het kyrië gaat voorop, een noodkreet omdat wij begaan zijn met zoveel leed en verdriet waarbij we met lege handen staan.
Natuurlijk is het geen leven om daar constant onder gebukt te gaan. Ook mogen we het vanwege de onoplosbaarheid van die problemen niet wegduwen. We moeten het vorm geven, op gezette tijden gezamenlijk verwoorden. Dat doen wij in de Liturgie.
Kyrië zingen of roepen, om zo het onoplosbare lijden van mensen ons op het hart te binden. Wij roepen tot de Heer of Hij zich ontfermt, en we roepen als het ware zo sterk, dat Hij het voelt, dat zijn ingewanden krimpen.

Ontferming is een grondhouding, een allereerste instelling, op het niveau van het gevoel. Ontferming jegens de hulpeloze en allerzwakste.
Dat gaat voorop, en is dan ook beter dan het direct aandragen van oplossingen. Oplossingen die lang niet altijd in het belang van de noodlijdende ander zijn. Een snel advies kan een dooddoener zijn, om van de klager af te zijn. In dat geval wordt het verdriet overstemd en voelt de ander zich niet serieus genomen.
Soms willen wij het leed van de ander liever niet zien. In het zondagsevangelie proberen de discipelen de Kananese vrouw weg te sturen. Ze vinden haar maar een lastpak.
Vele mensen gaan na, uit welke contacten zij een voordeel kunnen halen. Maar wanneer wij ons zo opstellen, dan zullen wij nooit ontferming over de ander voelen. Wat erg, dat sommigen voorbijgaan aan kwetsbaren en hulpelozen, uit intuïtie dat zij aan zulke personen niks hebben...
Kyrië roepen is een opdracht van de Kerk, en dat juist, omdat de ontferming een basisgevoel, een grondhouding is. Dit gaat voorop, en belangrijker dan het innemen van standpunten en aandragen van oplossingen.

In deze weken vragen nogal wat kerkmensen zich af, of de Kerk een uitspraak moet doen, hetzij vóór – hetzij tegen de oorlog tegen Irak. Maar moet dat?

U wist al dat Luther heeft gewaarschuwd tegen het gebruik van het Evangelie als handleiding voor politiek en bestuur. Het Evangelie, zegt hij, is de belofte van vergeving, verzoening en voltooiing. Aanwijzingen hoe wij afspraken en compromissen moeten maken, zoals in de politiek gebeurt, nee, zulke aanwijzingen geeft het Evangelie niet.

Er is iets belangrijkers dan uw en mijn mening.
Wat télt in de Kerk is onze basisinstelling, een grondhouding van ontferming. Ook al zou een oorlog tegen Saddam Hoessein nodig zijn, vele onwetende, onschuldige mensen in het Midden-Oosten zullen er onder lijden. De mannen van naam, de machthebbers dezer wereld overwegen en beslissen buiten de eenvoudigen en kwetsbaren om. Maar het verdriet en het verlies, dat moet ons brengen tot ontferming.

Jezus gaat ons voor in het ontfermen. Daarna komt onze daadwerkelijke inzet, als een vrucht van die ontferming.
Niet wijzelf en onze mening staan in het middelpunt, maar de ander in zijn of haar nood. Daarbij zijn we betrokken, ook al kunnen we meestal weinig doen en al helemaal niks oplossen.
Wij, die leven vanuit de liefde van de Heere-God, mogen door deze liefde tot grotere gevoeligheid, en daardoor tot ontferming worden gebracht.

In de Liturgie gedenken en vieren wij dat de Heere-God in ontfermende liefde tot ons komt.
Hier is aan de orde een wezenlijk onderdeel van de Liturgie – en dan bedoel ik zowel de Liturgie in het kerkgebouw als ook de Liturgie in de wereld, dat is de Dienst aan de mensen.

Het Evangelie van deze zondag geeft duidelijk aan, wáárnaar Jezus hoort: hij hoort de noodkreet 'ontferm u over mij !'
Het luisteren van Jezus is een manier waarop de Heere-God zich openbaart.
De Christus Jezus hoort het kyrië eleison. Zo is hij de gestalte van de luisterende God van Israël. Hij is de God die zijn oor neigt tot de hulpeloze.
Daarom is het kyrië eleison een van de belangrijkste gebeden in de Liturgie. Twee woorden maar, meer is niet nodig. Al het voorafgaande is voor ons bedoeld.

Het komt nog steeds voor dat kerkgangers in een lutherse Liturgie obligaat de ogen sluiten wanneer de voorganger met de voorbeden begint. Dit hoeft niet!
Wat er gebeurt er wanneer de voorbeden beginnen?
De voorganger brengt een bepaalde nood onder woorden, hij/zij noemt bijv. een bevolkingsgroep of een heel land dat geteisterd wordt door oorlog, rellen of rampen. Mij dunkt, daarbij moet u uw ogen wijd open houden. U staat midden in de wereld, en op dat moment, aan het begin van de voorbeden, wordt uw aandacht ook gericht op de nood van de wereld. Het zijn oproepen, vier of soms vijf stuks, om 'Heer ontferm U' te zeggen. Dat 'Heer ontferm U' is het eigenlijke gebed. Wat er aan voorafgaat zijn de oproepen daartoe, dat is een gebeuren tussen uw voorganger en u.

'Heer ontferm U' als gebed is zó belangrijk, want hier is aan de orde: de opdracht van de Kerk. De voorbede behoort tot de Dienst aan de wereld.
Misschien zegt iemand nu: 'Ja alles goed en wel, maar kom ik naar de kerk om opdrachten te krijgen? Waar is hier het Evangelie?'
Het Evangelie is zeker aanwezig, het staat achter de oproep tot de voorbede, het gebed 'Heer ontferm U'.
Want de Heer is een ontfermende God. Zo wordt de Allerhoogste verkondigd, als een God die zich ontfermt. Het is niet het pasklare antwoord dat hebberige of ongeduldige mensen verwachten. Maar het is een God die nabij is.
Zoals de Heere-God een God van nabij wil zijn voor alle bedroefden en bedrukten, zo wilde ook Jezus zijn. Hij is, zoals een kerklied luidt, hij is 'een zoon die op zijn vader lijkt.'
Hij hoorde het korte gebed van de blinde Bartimeüs: 'Ontferm U!'

De evangelist zegt dat de Christus Jezus is gekomen om te zoeken en te vinden wat verloren is.
Waarnaar hoort Jezus? Hij luistert naar de stem van de hulpeloze. In dat luisteren betoont hij zich een zoon van zijn hemelse Vader. De God van Israël ziet niet naar de sterke maar trekt zich het lot aan van de zwakke. Voor ons, 21ste eeuwse kerkgangers, erg belangrijk.
Wie de God en Vader van onze Heer Jezus Christus aanroept, moet zich eerlijk afvragen: is dit een gebed om ontferming of moet ik toegeven: nee, eigenlijk is Hij daar de God niet voor, voor wat ik nu aan het bidden ben...
Van Bonhoeffer kunnen we leren, dat wij als moderne mensen leven, alsof er geen God is. Dit is géén negatieve, afkeuringswaardige zaak. Want de Allerhoogste geeft ons verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid die wij ook kunnen dragen. Maar dan moeten we leren luisteren met de oren van Jezus. Jezus hóórde, dwars door het gedruis rondom hem heen, het kyrië-roepen van een hulpeloze. Van een mens die geen raad weet met de eisen die de tijd hem stelt. Die niet mee kan met de moderne tijd.
Mensen in onze samenleving die een grote muil opensperren en om geld vragen, die zijn mijns inziens niet zo hulpeloos. Maar wat is zwak en wie is zwak?
Verlorenheid is er in allerlei soort en hoedanigheid. Gaan wij dat bij mensen stuk voor stuk beoordelen? Jezus in het Evangelieverhaal legt de enige juiste maatstaf aan: is de kyrië eleison roeper iemand die werkelijk machteloos is, gezonken in de benauwdheid, iemand die alleen nog op de Heere-God zich kan beroepen...?
Dát hoort de Christus, daartoe heeft hij oren gekregen en heeft hen gescherpt om zulk roepen te horen.
Ieder die zich oprecht beroept op de Heer, die mag vertrouwen dat hij/zij gehoord wordt. Hoe, dat weten we niet, we kunnen het van te vóren niet uitleggen. Misschien gebeurt het via andere mensen, mensen met oren van het kaliber van die van Jezus, oren die het roepen om ontferming verstaan.
Dat kan, want onze God is een ontfermende God die het gebed van de machteloze opmerkt. Gez. 403

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE