PAASTIJD 2005

Voorpagina

   
 
   
Kruisvoet met schedel
van Adam

fresco Andrea del Castagna

... MAAR IK BEN GESTORVEN
                             Romeinen 7:9b


Iedereen begrijpt dat iemand die bij leven zoiets zegt, niet spreekt over het lichamelijke sterven. Deze woorden ontlenen hun betekenis aan het geloof.
Maar zijn ze wel gepast in deze feestelijke paastijd? Ja, juist in de paastijd komen zij tot hun recht. Alleen dan hebben ze niets te maken met zelfhaat of een negatief zelfbeeld.

Uit kracht van zijn geloof in de verrezen Christus kan Paulus van zijn eigen ik zeggen: het is dood.
Het ik hoort bij de natuurlijke mens, kwetsbaar voor chaos, kwaad en bederf, ontvankelijk voor het zoeken van eigen eer en eigen loon. Maar nu is Christus opgewekt in een geestelijke lichaam. Wie dat gelooft, mag vrij zijn van prestatiedwang en -drang en van al het andere dat uit het eigen ik voorkomt.

In de gemeente van Christus mag iedereen geloven: mijn leven is niet meer van mijzelf, ik deel het leven met Christus!

Zijn leven is leven dat voor God kan bestaan. Zo mogen wij belijden met Paulus: ‘Niet ik leef, maar Christus leeft in mij.' Ieder lid van de Gemeente mag het belijden, en zo zijn wij samen één lichaam, het lichaam van Christus.

W. Baan

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE