Waarde
mijnheer Roozen, kinderen, kleinkinderen, vrienden en bekenden, ook
uit de lutherse Gemeente, te Dordrecht en zelfs uit Rotterdam.
Hebben wij nog wat anders te zeggen dan dat het leven van Antonia Roozen
- van den Herik ten einde is? Volgens de beoordeling van de mensen in
de wereld is zij overleden en wordt zij vanochtend in haar graf gelegd.
Een leven ten einde...
Het is niet onjuist wat de mensen zeggen, maar, op dit moment mogen
wij meer zeggen. De Kerk gaat u daarin voor, en dat was de wens van
Antonia Roozen - van den Herik. Nadrukkelijk klinken die namen, met
opzet: de Doopnaam eerst, en dan de achternamen van haarzelf en van
haar echtgenoot.
Er is meer te zeggen. Juist als het gaat over leven en dood is het belangrijk,
wat Gód over ons zegt. Eén van de gewijde joodse boeken (die wij nog
steeds hebben in het zogenaamde Oude Testament), één van die boeken
heet 'De Prediker'. Zonet hebben wij woorden uit dit boek gehoord. Woorden
die eerst eerlijk zijn, en dan pas vroom. Die volgorde past bij het
leven van Antonia Roozen - van den Herik. Geen overdreven vromigheid,
maar wel een nuchter, bijna vanzelfsprekend geloof.
De familie Van den Herik is altijd een kerkelijke familie geweest, en
dan in het bijzonder een lutherse familie. De lutherse geloofsrichting
heeft een traditionele inslag. Traditioneel betekent letterlijk: op
grond van overdracht. In het lutherse gezin krijg je de geloofsinhoud
overgedragen, en zo weten lutheranen allemaal, dat je het geloof niet
van jezelf hebt. Het wordt overgedragen, zo werkt de H. Geest van God
in de Kerk.
Lutheranen geloven op ontspannen, ietwat gemakkelijke manier. Wij doen
niet moeilijk, om het maar eens populair te zeggen.
Een huwelijk met een man die niet kerkelijk is en de noodzaak van kerkgang
niet zo kan inzien, zulk een huwelijk is mogelijk voor een lutheraan.
Je respecteert elkaar, laat elkaar vrij in de overtuiging, maar, en
dat was ook zo bij u tweeën, steunt elkaar ook. Als voorbeeld gaf u,
meneer Roozen, de Doopbediening van de beide dochters. Daarbij was u
loyaal-betrokken, om zo uw vaderplicht waar te maken.
Zo begon dan een leven van opbouwen. We hebben het gehoord uit het boek
'De Prediker': er is een tijd om op te bouwen, een tijd om stenen te
verzamelen.
In overeenstemming met die teksten is: 'Er is een tijd van gezond zijn
en een tijd van ziek zijn; er is een tijd van opgroeien en een tijd
van afsterven.'
Antonia Roozen - van den Herik heeft een ziekte met bijbehorend ziektebeeld
gehad die zeldzaam en pijnlijk was. Die ziekte begon steeds sterker
op te komen, het nam alle tijd in beslag, nam als het ware de plaats
in van de tijd van gezond-zijn. Alles gaat dan veranderen, zij ging
heel anders aankijken tegen het dagelijkse leven.
Het omslagpunt werd vooral zichtbaar in het afbouwen. Na de tijd van
opbouw kwam nu de tijd van afbouw. Haar eigen leven, haar wonen aan
de Spuiweg, de inrichting, alles waarmee een mens zijn of haar leven
inkleedt. Zij wist het: een slotfase in het appartement op Thureborgh
zou er niet meer van komen. Echt plezier heeft zij er niet van gehad,
daarvoor was als het ware geen geestelijke ruimte meer.
Toen moest zij leven in een spanning tussen de gelovige aanvaarding
en de o zo menselijke teleurstelling. Zij was daarin eerlijk, zij wist
en zei ook, dat de tijd van afbouwen moeilijk was.
De Kerk verkondigt de genade Gods, dat mag bekend zijn.
Maar nu is er een onderscheid tussen de genade om te kunnen leven en
de genade om te kunnen sterven. Ook dit is in overeenstemming met de
voorgelezen woorden uit het boek Prediker: 'Alles heeft zijn uur, alles
heeft een bestemde tijd...'
Er is een tijd om te leven en er is een tijd om te sterven, jawel, maar
dit is geen algemeen geldende filosofische waarheid. Achter het mysterie
van leven en dood staat de Allerhoogste, en wel zo, dat de Allerhoogste
het grootste mysterie is. Niemand kan weten en begrijpen, op welke manier
Hij over dood en leven beschikt. Ons wordt enkel gezegd: 'Alles heeft
een uur, voor alles is een bestemde tijd.'
Mij dunkt, bij dit woord kunnen wij tot rust komen en kan de groei van
het vertrouwen een aanvang nemen.
Antonia Roozen - van den Herik leefde in het spanningsveld van teleurstelling
en aanvaarden, van angst en vertrouwen. Van Gods kant gezien leefde
zij in een ander spanningsveld, eerder een grensgebied. Het grensgebied
van het leven aan deze zijde en het leven aan gene zijde van het stervensmoment.
Langzaam ging het zwaartepunt verschuiven van deze naar gene zijde.
U als naaste familie heeft het meegemaakt. U hoorde het haar zeggen:
'Nee, ik kan het toch niet meer wennen, op Thureborgh...' Maar al veel
eerder begon dit verschuiven van het zwaartepunt, en dat weten enkele
vertrouwelingen. Mensen aan wie zij een droom verteld heeft, ogenschijnlijk
niet meer dan een kinderdroom...
Zij speelde op straat, totdat haar moeder riep, dat het tijd was om
binnen te komen.
'Ach, ik ben zo fijn aan 't spelen, mag ik nog even buiten blijven...?'
Maar moeder hield aan: het is nu echt tijd.
En... ging zij naar binnen toe? Zij antwoordde desgevraagd: 'Natuurlijk
ben ik gegaan, ik was toch gehoorzaam?'
Dit is veel meer dan burgelijke jaren-dertig moraal (men zegt: toen
waren er nog normen en waarden...).
Nee, hier is veel meer aan de hand. Deze droom is als een symbool, een
verbeelding in de ziel, waarmee de roeping wordt uitgebeeld; de roeping
door God tot God.
Hier gaat het om geroepen-worden, zó belangrijk voor de lutherse geloofsrichting.
Het Woord van God roept, en wekt de gehoorzaamheid bij ons. Zelf kun
je dat niet opbrengen, het is een mens niet eigen. Maar omdat God de
zuivere Liefde is, daarom roept zijn Woord van Liefde de gehoorzaamheid
in ons op.
Gehoorzaamheid, om de tijd te kennen die staat voor een andere levensfase,
een tijd ook die staat voor afbouwen, voor het afleggen van het leven.
Hier hebt u dan de stervensgenade die Antonia Roozen - van den Herik
ontvangen heeft. Door die stervensgenade kon zij eerlijk zijn, want,
zij kon erkennen dat zij angst had voor het dodelijke ziekteproces.
Tegelijkertijd kende zij de troost van het geloof.
Steeds rustiger werd zij in haar laatste uren; u, haar dochters zeiden:
'Je gaat naar huis.'
Voor u is dat ook een bron van troost: dat u weet dat uw moeder met
een bestemming voor ogen het leven heeft afgelegd. Gelovige mensen beamen
hun oorsprong: die ligt in God en tot Hem keren zij terug. Het reeds
geciteerde boek Prediker zegt ook: de geest van de mens gaat tot God
die hem gegeven heeft.
Hij is de Herder die zijn schapen zoekt en verzamelt in zijn kooi.
W. Baan