PAULUS EN JOHANNES GNOSTICI ?

P. Strootman in VrijZicht maart 2004



Gnostische instelling van Nieuw-testamentische schrijvers

We mogen gerust stellen dat in het officiële christendom over het algemeen weinig aandacht wordt besteed aan de mystieke ervaring van de menselijke persoonlijkheid. Integendeel, van innerlijke beleving moet men niet zo veel hebben!

Twee soorten kennis
In de godsdienstige geschriften van het boeddhisme, alsook in de bijbel, is er sprake van twee soorten kennis. Zo is er verstandelijke kennis, maar ook hogere, geestelijke en/of verborgen kennis. Nu zijn er altijd gelovigen geweest, die het voornamelijk houden op verstandelijke kennis. Maar er zijn ook gelovigen, die zweren bij intuïtieve ofwel hogere, geestelijke kennis. De laatstgenoemden worden wel gnostici genoemd. Zij leren o.a. dat de mens door deze kennis te verwerven, zichzelf kan verlossen. Deze hogere, goddelijke kennis kan de duisternis van de onwetendheid opheffen. De vraag is echter, of het mogelijk is om uitsluitend door zogenaamde gevoelsmatige godskennis, de weg naar God te vinden. Hoe gemakkelijk ligt niet de verbeelding of vrome dweperij op de loer, en wordt de eigen, innerlijke beleving voorgesteld en opgedrongen als de enige weg tot het heil?
Een van de oorzaken van de strijd tussen het officiële westerse christendom en de gnostische stromingen is misschien wel de grote en tevens wijd verbreide onbekendheid van de joodse Kabbala, een mystiek-theosofisch commentaar op de bijbel. Wie dit geschrift bestudeert zal echter ontdekken dat, net zoals in de boeddhistische geschriften, de persoonlijke, mystieke ervaring en het sterke verlangen om de eigen persoonlijkheid te verenigen met het goddelijke, ook hierin voorkomt.

Maar ook in de bijbel komen we de gnostiek tegen. Het zijn vooral de apostelen Johannes en Paulus geweest, die de nadruk hebben gelegd op innerlijke, goddelijke kennis. Essentieel in het evangelie van Paulus, is de in hem geopenbaarde innerlijke Zoon van God. Volgens Paulus' eigen woorden, werd Hij aan hem geopenbaard opdat hij Hem aan de heidenen zou verkondigen (Gal 1:15-16). Hij heeft dan ook nooit "Jezus van Nazareth" of de "zoon van David" gepredikt, maar de innerlijke Christus.

Contemplatie
In zijn boek Het verloren christendom citeert de auteur Jacob Needleman de theoloog Thomas Merton. Deze auteur schreef in een van zijn boeken: "Zen is geen kerygma (verkondiging, heilsboodschap) maar verwezenlijking, geen openbaring, maar bewustzijn, geen nieuws van de Vader die zijn Zoon in de wereld zendt, maar bewustzijn van de ontologische grondslag van ons eigen wezen hier en nu, middenin het hart van de wereld". Voorts wijst Needleman er in zijn boek op, dat de christenen vanwege de tegenstand van de theologen tegen de mystieke ervaring en het streven naar innerlijke, hoge kennis, eigenlijk losgekoppeld werden van de directe ervaring van "God in zichzelf'. Contemplatieve ervaring werd op de een of andere manier zelfs verdacht gemaakt of als onheilig verklaard. Men benadrukte het christendom van "de daad", namelijk het christianiseren van de wereld. Het koninkrijk der hemelen ziet men zelfs wel als belichaamd in de kerk.

Gnostiek
Men ziet in onze dagen een herleving van de strijd tussen de traditionele theologen enerzijds en het gnostisch streven van gelovigen anderzijds. Zo vroeg professor. C. J. den Heyer zich in zijn boek Paulus mens van twee werelden af, of Paulus niet op een gegeven moment zijn apocalyptische toekomstverwachting heeft ingeruild voor gnostische voorstellingen ten aanzien van mens en wereld? Hij veronderstelt dat niemand op deze vraag zomaar een antwoord kan geven. Toch moet hij intussen toegeven dat bepaalde uitspraken van Paulus gnostisch aandoen. Het heeft er zelfs alle schijn van - zo vervolgt hij - dat het denken van Paulus zich steeds verder in deze richting ontwikkeld heeft. Ook andere theologen signaleren gnostische tendensen in de geschriften van Johannes en Paulus, hetgeen onvoldoende verklaard kan worden door de bewering dat Johannes en Paulus hun christelijke boodschap, noodzakelijkerwijs, in een gnostische vorm moesten gieten, omdat de prediking van een gekruisigde Messias weinig aantrekkingskracht had voor de mensen van die tijd. Zo zien wij dat er gnostische tendensen voorkomen in de boodschap van Johannes en Paulus, en kunnen wij met steeds grotere zekerheid vaststellen, dat deze apostelen ons geen "aangepast" evangelie hebben nagelaten maar inderdaad gnostici waren!

Hogere kennis
De vraag is nu wat Paulus bedoeld heeft met het begrip kennis. In 1 Kor 8:1 schreef Paulus dat de kennis opgeblazen maakt, maar dat de liefde sticht. Men zou hieruit de conclusie kunnen trekken dat Paulus niet veel van kennis wilde weten.
Maar die conclusie is wellicht al te snel getrokken, want er zijn een groot aantal teksten waarin hij hoog opgeeft van kennis. Ik geef slechts een paar voorbeelden:
In Rom 10:2 schreef hij: "Want ik betuig van hen, dat zij een ijver voor God bezitten, maar zonder verstand (gnosis)". Uit het niet juist vertalen van dit woord blijkt al de aversie van de vertalers tegen de zogenaamde gnosis, want het woord gnosis in de grondtekst van Rom 10:2 kan moeilijk vertaald worden door "verstand".
Vervolgens Efe 1:7, waar Paulus aan deze niet-Joodse gemeente het volgende schreef: "...opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen".
Tenslotte nog Efe 4,13: "...totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben". Heeft Paulus zichzelf dan tegengesproken? Nee, dat heeft hij niet gedaan!
In het eerstgenoemde 1 Kor 8:1 gebruikte Paulus namelijk het woord gnosis, hetwelk inderdaad door "kennis" vertaald werd. Maar in de andere drie teksten (en er zijn er nog meer) gebruikte Paulus het woord epi-gnosis. Volgens taalkundigen betekent dit woord: over-kennis, of boven-kennis. Als wij bijvoorbeeld geloven wat God zegt, hebben wij boven-kennis, ofwel kennis van Boven. Die kennis moet echter uitgewerkt worden. Over dat uitwerken of bewerken schreef Paulus in Fil 2:12 het volgende: "Blijft niet alleen, zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en beven, want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt".
Eerst is er dus Gods inwerken (Grieks: energia), in ieder mens persoonlijk. Maar dan volgt de eigen activiteit, ofwel de geestelijke bespiegeling. Paulus fundeerde hiermee de bron van kennis in de mens! Die kennis komt van Boven, maar moet door ieder mens persoonlijk uitgewerkt worden.