VERSLAG
VAN DE STUDIEKRING |
|
17 september 2007 |
|
Op deze eerste studieavond na de zomervakantie behandelen wij eerst het
begin van de Avondmaalsliturgie. Onze aandacht gaat uit naar de zogenaamde
beurtspraak voor de Prefatie. Beurtspraak is een goed Nederlands woord voor
dialoog. ‘Vrede zij met u’ is oorspronkelijk de bisschopsgroet. Zinvol, omdat de bisschop dan pas actief wordt. In Diensten met meerdere voorgangers is doorgaans hij degene die eigenlijke Avondmaalsritus inleidt. ‘... met uw geest’ betekent niets anders dan ‘... ook met u’ – het antwoord van de kerkgangers. |
‘Verheft de harten’ Een oproep die ons bepaalt
bij Christus die zit aan de rechterhand van de Vader. Het gaat niet om
afstand te nemen van het lagere, het vergankelijke. Deze oproep brengt
ons tot evenwichtigheid, wanneer Christus’ tegenwoordigheid in het
Avondmaal aan de orde komt. Dan blijft hij ook bij de Heer. |
||
VERSLAG
VAN DE STUDIEKRING |
||
8
oktober 2007 |
||
In het eerste deel van de avond hielden wij ons weer bezig met liturgiek.
Wij vervolgden de behandeling van onderdelen van de Avondmaalsliturgie en
hun achtergrond. De Beurtspraak en de Prefatie hebben duidelijke Joodse wortels. In de tafelgebeden worden de disgenoten herhaaldelijk opgeroepen om de Heer te danken, te loven of te zegenen. Zegenen is ‘goed-spreken van...’ – een vertaling die wij al in het Latijnse benedicere aantreffen. ‘Laat ons dankzeggen de Heer onze God’ zingt de voorganger. Het antwoord van de Gemeente hierop, vlak vóór de prefatie luidt in onze Liturgie: ‘Het is waardig en recht’. Er zijn Rooms-katholieken die in hun Nederlandstalig Liturgie zingen: ‘Hij is onze dankbaarheid waardig.’ ‘Het is waardig en recht’ is een zinnetje dat vrijwel gelijk is aan het begin van de prefatie. De prefatie is een lofgezang, in onze Gemeente in gregoriaanse stijl gecantileerd, dat iets zeer wezenlijks van de Avondmaalsliturgie uitdrukt: de dankzegging omwille van de bevrijdende Heer die komt: komt in zijn volk, komt in de wereld, komt in het Avondmaal, komt om zijn koningsregering te ontplooien. De inhoud van de prefatie is verheven van taal, het is een hoogtepunt van geconcentreerd woordgebruik. In drie of vier krachtig zinnen wordt een hoofdgedachte neergezet. Voor elke belangrijke zondag is wel één in het bijzonder; sommige zijn ontstaan in het eerste millennium. Ook de naamloze zondagen, in de ‘groene tijd’, kennen mooie prefaties. Een voorbeeld:
Het materiaal van een vorige avond (klik hier ter raadpleging) lag ten grondslag aan de volgende stelling: het is onjuist om een (bijv. lutherse) leer die de ‘werken der Wet’ verwerpt ‘ten gunste van het Evangelie’ als een algemene uitlegregel te leggen over alle brieven van Paulus. Wij hebben deze kwestie toegelicht met behulp van de Galatenbrief. In de eerste plaats had Paulus in de Gemeente van Galatië een concrete situatie op het oog. Deze situatie is anders dan de individuele heilsvraag en het gebukt gaan aan onder moralistisch verstane schuld. Ten andere is het ten hemel willen gaan dankzij de verdiensten uit wetsonderhouding beslist niet representatief voor het Jodendom. We laten ons gezeggen door Psalm 19:8-12, waar aan Gods wet, inzettingen, geboden en rechtsregels een blij makende kracht wordt toegeschreven. ‘In het houden van die is grote loon,’ een letterlijke vertaling van vers 12b, waar geen voor-wat-hoort-wat mentaliteit wordt beschreven. Het leven uit Gods Wet zelf is de beloning. Zo is de Wet een gestalte van het Evangelie. W. Baan |
||
VERSLAG
VAN DE STUDIEKRING |
||
22 oktober 2007 |
||
In het eerste deel van de avond gingen we verder met liturgiek. We waren
toe aan de behandeling van de 'Canon van de Mis.' Dit is een onderdeel van
de Eucharistieviering waarmee Luther is opgegroeid. Canon wil hier zeggen:
maatstaf. De miscanon van de officiële Latijnse Liturgie bevat de hoofdsom:
dit gebeurt er volgens de Rooms-katholieke Kerk wanneer de eucharistie wordt
gevierd. Strekking is: het bidden van de Kerk of God de aangebrachte gaven
wil aanvaarden zodat ze een verzoenend offer worden. Luther kreeg groeiende weerzin tegen het spreken van de Kerk die een offer opdraagt aan God. Het was, leerde hij, juist de Heer zelf die zich aan zijn Kerk geeft. Het is niet door de macht van de Kerk en haar gewijde priester, het is het levende Woord waardoor eucharistie mogelijk wordt. De Kerk houdt Woord en Sacrament gevangen, aldus het verwijt van Luther.
Ik heb geprobeerd om te formuleren waar ik zelf als luthers predikant
sta. Niet op een basis van algemene waarheden, zoals: iedereen weet dat
er een god is; dan ook niet in een kerk die deze kennis wat oppoetst met
behulp van bijbelteksten over Christus. De scholastieke rooms-katholieke theologie die sinds de Middeleeuwen
beoefend wordt, is in wezen filosofisch: zij sluit aan op bekende structuren
en symbolen en gelooft dat Gods genade dat alles bekroont. De protestant
stelt zich bewust kritisch op: luistert eerst naar de prediking van de
'ene Naam die ons gegeven is om daardoor behouden te worden.' In Christus
heeft de God van Israël vlees en bloed van mensen op zich genomen. Na de pauze vervolgden wij onze behandeling van de bijbelse theologie
en de verhouding van Torah en Profeten. Na de Torah komen, in de Joodse canon van bijbelboeken, de Vroegere Profeten
en de Latere Profeten. De eerste groep bestaat uit de boeken Jozua, Richteren,
en I,II Samuel en I,II Koningen. |
||
VERSLAG
VAN DE STUDIEKRING |
||
7 november 2007 |
||
Luther en en andere theologen van zijn tijd hebben ingewikkelde discussies
gevoerd over het wezen van brood en wijn in eucharistie of avondmaalsviering.
Om ze te kunnen volgen, moeten we op de hoogte zijn van hun filosofische
achtergrond. In de Middeleeuwen moest elke aanstaande theoloog eerst een
grondige wijsgerige scholing ontvangen. Aan de Europese universiteiten
was deze scholing opgezet aan de hand van het werk van de klassieke Griekse
filosofen. Plato, Aristoteles waren bekend, en ook wel de Ionische natuurfilosofen,
soms vertaald uit het Arabisch!
Luther vond het fascinerend dat Occam de moed had, filosofische waarheid
en theologische waarheid uit elkaar te houden. Zo kon hij een vraagteken
zetten achter de transsubstantiatie: de leer dat het wezen (of substantie)
van brood en wijn veranderen in het lichaam en bloed van Christus, en
de 'bijkomstigheden' d.w.z. uiterlijk, smaak en geur, hetzelfde blijven
voor onze zintuigen. |
||
VERSLAG
VAN DE STUDIEKRING |
||
3 december 2007 |
||
In de eerste helft van deze avond sloten we het onderwerp liturgiek
af. We hebben de laatste onderdelen van de Avondmaalsliturgie besproken: Het woordje 'vriendelijk' spreekt ons allen aan. We realiseren ons dat
wijzelf niet altijd vriendelijk zijn, maar dat de Heer
'wezelijk vriendelijk' is. Een nagekomen vraag betrof het Klein-Gloria dat in de Introïtus
volgt op het psalmfragment. Is dit niet het koppelen van een wezensvreemd
element aan een Joodse gebedstekst? Inderdaad heeft het iets tweeslachtigs:
de Kerkvaders wilden Joodse teksten in de kerkelijke Liturgie bewaren,
en tevens de zeer belangrijke belijdenis van de Drie-ene God als een lofprijzing
voortdurend herhalen. Ter afsluiting deed ik een voorstel voor een nieuw onderwerp bestemd voor de eerste helft van de avond: het mensbeeld in de heilige Schriften en in deze tijd, vooral met het oog op de ethiek. Geen gemakkelijke kost, maar waard om een poging tot behandelen te wagen. In de tweede helft van de avond stelde ik een thema aan de orde dat erg
actueel is. De Synode van de pkn
heeft namelijk een rapport besproken dat gaat over 'onze onopgeefbare
verbondenheid met het volk Israël' - een zinsnede uit het eerste
artikel van de pkn-kerkorde. |
||