STUDIE

Theologische vorming

Een toelichting op de doorgaande studie van de predikant en de gemeenteleden

Het is vastgelegd in de ordeningen van ons kerkgenootschap (en dat is nog zo nu de Protestantse Kerk in Nederland geconstitueerd is) dat de predikant theologie gestudeerd moet hebben. De vorming die de predikant in een doorgaand proces ondergaat, komt niet enkel zijn eigen persoonlijkheid ten goede. Het is ook bedoeld om de gemeenteleden in het gesprek met allerlei stromingen van deze tijd de kans te bieden, tot een eigen mening te komen.
Een predikant heeft, als onderdeel van zijn/haar werk, de plicht tot voortgaande studie. De kerkenraad van onze Gemeente steunt mij altijd royaal in het opnemen van tijd ten behoeve van studie. Die studie variëert van het doorgronden van computerprogramma's tot en met de theologische vakstudie.

Van de vruchten van vele jaren lezen, het deelnemen aan studiedagen en het volgen van actuele discussies kunt u kennisnemen via de navigatieknoppen hiernaast.
Een andere gelegenheid om te leren en te groeien is de studiekring. Enkele jaren heeft deze kring niet gefunctioneerd vanwege de taakverdeling binnen de kerkenraad. In de loop van 2006 zijn de taken herschikt en heb ik met beide handen de kans aangegrepen om de studiekring nieuw leven in te blazen.

W. Baan




De studiekring wordt gehouden op maandagavonden die in onderling overleg worden gekozen.

Het regelmatig deelnemen aan onze liturgieviering wordt voorondersteld.

Elke avond zal er ongeveer zo uit zien:

Na de opening behandelen we een klein stukje uit de Liturgie van de Dienst van Woord en Sacrament. Van de deelnemers is namelijk meer dan helft 'nieuwkomers,' dat wil zeggen, mensen die nog maar zeven jaar of minder lid van de lutherse gemeente zijn.
De lengte van deze behandeling hangt af van de opmerkingen en vragen die de deelnemers naar voren brengen.
Enige tijd voor, of meteen na de pauze beginnen we met bijbelse theologie. We kiezen in onderling overleg waaraan we de meeste aandacht besteden: de prediking van de afgelopen weken, of de behandeling van een kernwoord of een hoofdlijn van het Oude Testament. Het mooiste is wanneer dat alles gelijk op kan gaan -- daar streven we in principe naar.


 

Verslag van de Studiekring gehouden op 23 october 2006

Als openingsonderwerp behandelde ik het gebed in de kerkenraadskamer en de voorbereiding in het kerkgebouw.
Het eerstgenoemde gebed blijft nodig. Hoe goed de voorbereiding op een liturgieviering ook is, er kan iets mis gaan waardoor we (voorganger en kerkenraad) merken: het is niet een vanzelfsprekendheid en we kunnen dit niet uit eigen kracht.
De voorbereiding is uit drie stujes opgebouwd:
Het 'In de Naam...' dat een doopgedachtenis is.
Het 'Onze hulp...' dat uit Psalm 121.
De verootmoediging, die 's ochtends nauw verbonden is met de Liturgie die begint, en 's avonds (in de vespers) meer nadruk op schuldbelijden legt.

De behandeling van de hoodlijnen van het Oude Testament begon met de boekenlijst (de canon) en de vraag, of Genesis 1 ook werkelijk het eerstgeschreven hoofdstuk van de Torah is.
Het is opmerkelijk dat Calvijn en zijn naaste medewerkers een andere canon de hunne noemden dan er tot dusver in de Kerk was. Daarom bleven de lutheranen de reeds bestaande kerkelijke canon houden, maar lazen de calvinisten de Joodse (vastgesteld op de Synode van Jamnia, plm. 100 na Chr.).
Is het eerste hoofdstuk van het boek Genesis geschreven vóór of tijdens de ballingschap van de laatste Israelitische stammen in de zesde eeuw? Dit is belangrijk, want deze vraag hangt samen met een andere vraag: waarom is het scheppingsverhaal geschreven?
Mij lijkt waarschijnlijk, dat de slotredactie van dit verhaal in de ballingschap plaatsvond, en dat dit verhaal tot troost en identiteitsvinding van de ballingen strekte. Het gaat dus niet natuurkundig verantwoorde informatie, maar om een beginselverklaring. Genesis 1:1 horen we als een opschrift dat het hele verhaal samenvat. Voornoemde identiteit is: geschapen zijn naar God beeld. Het is niet dat over Gods scheppingswerk in menselijk-bevattelijke taal gesproken wordt. Hier wordt juist door Hem op goddelijke wijze zijn volk gesteld tot zijn mede-arbeiders.

W. Baan




Verslag van de Studiekring gehouden op 13 november 2006

Naar aanleiding van de preek op 12 november (www.luthersdordt.com/2nla-d06.html) en van onderwerpen in de vorige bijeenkomst waren er vragen gerezen.
Verrassend was de interesse voor de plaats van het Paradijs- en zondeval-verhaal in het boek Genesis én in de gehele Joodse bijbel (Oude Testament). Ik heb als de mijns inziens meest plausibele oplossing dit naar voren gebracht: dit verhaal is weliswaar relatief zeer laat tot stand gekomen, maar opzettelijk aan het begin van de Bijbel geplaatst. Het is een verzetsverhaal, tégen de mythen en sagen waarmee de Joodse ballingen te maken kregen in Mesopotamië. Maar hier wordt geen algemeen mensbeeld geleverd. De verhouding die het bijbelse Israël met vallen en opstaan beleefde met zijn Bevrijder, wordt van toepassing verklaard op alle mensen. Zo wordt de wereld het toneel van de verbondsliefde van de Heer tot zijn volk.
Minstens zoveel aandacht hadden de deelnemers voor de vraag, wat eigenlijk ‘echt gebeurd’ is. We hebben ons bezig gehouden met de stelling, dat in de oude culturen er geen strikte scheiding was tussen persoonlijke vertelling en weergave van aantoonbaar geschiede feiten. Overigens erkennen moderne historici dat dit nog steeds speelt. Ook nu is het in de wetenschap onmogelijk om iedereen op één lijn te krijgen bij het omschrijven welke de ‘feiten uit het verleden’ zijn.

Na de pauze legde ik uit, hoe de reformatoren in navolging van Augustinus de mens uittekenden als door en door zondig. De leer der erfzonde komt voor rekening van deze theologen. Hun uitleg van Romeinen 5:12-20 zette Adam als eerste zondaar tegenover Christus als zondeloze, en de gevolgen van Adams zonde: de dood, tegenover de vrucht van Christus’ zondeloosheid: onze rechtvaardiging. Dit is een systeem dat de ontwerpers kracht bijzetten door het letterlijk nemen van het zondeval-verhaal. Dat moest ook wel, want volgens hen wordt de zonde immers concreet-fysiek doorgeven van de eerste mensen naar elk ander mens na hen.
Wij hebben over het begrip erfzonde intensief van gedachten gewisseld. Mijn inbreng hierin was, dat ik het jammer vind dat de reformatorische belijdenisgeschriften vrijwel niets zeggen over de plaats en de rol van Israël in de heilige Schrift en in de heilsgeschiedenis. Zo komt het dat zonde een algemene categorie wordt en men daarover spreekt in algemeemheden.

W. Baan





Verslag van de Studiekring gehouden op 27 november 2006

Een dag voor deze samenkomst hebben we Eeuwigheidszondag gevierd. In de preek heb ik de dood van onze medegemeenteleden aan de orde gesteld. In de studiekring zijn we verder op dit onderwerp doorgegaan.

Alllereerst heb ik een stelling (als onderdeel van een korte herhaling van hetgeen in de vorige bijeenkomsten is behandeld en besproken) verdedigd: de dood als einde van het lichamelijke leven is er altijd geweest. Alleen God heeft onsterfelijkheid.
Is het vredig overlijden van een hoogbejaarde te rekenen tot de vloek en de straf die in Genesis 3:17 worden genoemd? Mijn inziens is dit niet geval. De tekst : ... 'ten dage als u daarvan eet, zult u voorzeker sterven' vooronderstelt het verzaken van de opdracht, het paradijs te bewaren en te bebouwen. Wie het er zó bij laat zitten, zal sterven met een niet afgemaakte opdracht. Dat is vreselijk in Israël, en dat werpt ook een schril licht op de vroege dood van de Christus Jezus.
Het versmaden van de taak die wij van God gekregen hebben, is een aanslag op het Beeld Gods waarin Hij ons heeft geschapen. Die aanslag maakt het ons nog zwaarder om Gods medearbeiders te zijn.

Het beeld Gods wil zeggen, dat God ons namens Hem aanstelt als aardse plaatsbekleders, schepsels samen met de dieren en zó ook hoeders van de dieren. Bovendien dat wij voor dit plaatsbeklederschap vrijheid en verantwoordelijkheid krijgen.

In het gesprek over dit onderwerp kwam ook de reïncarnatie aan de orde. Zielen die terugkeren omdat zij in een vorig leven hun levenstaak niet vervuld hebben... is dit een troost voor nabestaanden van hen die ontijdig - vroegtijdig gestorven zijn? In de Kerk is het omstreden. Het ondergraaft de verzoening en de rechtvaardiging, schriftuurlijke begrippen die, zeker voor een lutherse gemeente, onopgeefbaar zijn.
Tenslotte hebben we, in aansluiting op het thema 'erfzonde' nog besproken dat volgens de meeste Joodse denkers in de mens twee drijfveren, impulsen zijn: de goede aandrift en de slechte aandrift. Een levenlang kunnen we bezig zijn met het leren omgaan met die twee impulsen.

W. Baan





Verslag van de Studiekring gehouden op 11 december 2006

Omdat er de vorige keer vraag was naar de behandeling van het Zondvloedgebed, heb ik aan dit onderwerp voorrang gegeven. Het was tevens een mooie gelegenheid om de zondvloedverhalen in het boek Genesis te verbinden met een oude dooptheologie. U kunt de versies van het zondvloedgebed lezen via de gekleurde aanklikbare woorden hieronder.

Een vermoedelijk middeleeuws doopgebed verwijst naar de zondvloed, alsmede naar de Rode Zee. Het water dat te gronde richt en het schuldige mensdom vernietigt, wijst tegelijkertijd op het redden van een „rest” dankzij Gods barmhartigheid. Het zondvloedgebed is een oecumenisch gebed, omdat het gebruikt wordt in verschillende kerkelijke tradities.

In het doopboekje van Luther van 1523 komt dit doopgebed voor het eerst voor. Later is het – met enkele wijzigingen – opgenomen in het klassiek gereformeerde doopformulier. In de lutherse Gemeente Antwerpen is het in 1567 in gebruik. De meest opvallende gereformeerde wijziging, in de versie van 1566, is de weglating van de zinsnede over Jezus' doop in de Jordaan, de zogeheten Jordaan-passage. Een andere typologie in het doopgebed is die van de Rode Zee, waardoor Israël uit Egypte werd uitgeleid. De doop ziet niet in de eerste plaats op zuivering, maar op bevrijding, schepping en heiliging. In de versie van het lutherse dienstboek is de oorspronkelijke tekst weer hersteld.

Het beeld van zondvloed en Rode Zee heeft in het Nieuwe Testament een christologische toespitsing gekregen door de verwijzing naar Christus, die ondergaat in de diepe wateren van de dood en als Eerstgeborene van de nieuwe schepping weer opstaat. Deze aan de Schrift ontleende typologie wordt uitvoerig door de kerkvaders overgenomen en uitgebouwd.

De schrifttekst die een verband tussen de zondvloed en de doop legt, is I Petrus 3:22. Deze wordt ook in het zondvloedgebed gebruikt. De zondvloed krijgt als kenmerk: type, en de doop: antitype. Antitype is in het oude Grieks het afdruksel van een zegelring of (typografisch gesproken) de afdruk van een letter uit een zetsel of uit een serie letters van een typemachine.
Het resultaat staat dus in spiegelbeeld. Het is wel hetzelfde, maar anders geprojecteerd en bezien. Een moeilijke maar treffend beschreven verhouding tussen zondvloed en doop!

Er zijn in de gereformeerde versie enkele elementen weggelaten:
de heiliging van alle wateren door de Jordaandoop van Christus
de afwassing van de aangeboren zonde door de Doop
de redding in de ‘ark der christenheid’ = de Kerk.

De eerste twee weglatingen zijn waarschijnlijk voltrokken om elke schijn van magie vermijden. Magie door de bediening van de Doop.
De ‘ark der christenheid’ is mogelijk gezien als te vriendelijk voor de wereldkerk o.l.v. de paus. Maar dat is een gissing van mij.

In ons gesprek hebben we ook aan de orde gesteld in hoeverre de H. Doop een daadwerkelijke vergeving van zonden is. Bij Luther is de Doop effectief. Van magie is geen sprake... denk aan zijn augustijnse achtergrond. Het is het Woord dat tot het doopwater komt zodat wij van sacrament mogen spreken; aldus Luther in navolging van Augustinus.

De doop is een begin, een verwachting van het Koninkrijk. De eenheid met Christus geeft verplichting aan de gelovige om werken van dankbaarheid voort te brengen. Er is verband tussen doop en gehoorzaamheid. Het gaat in de doop niet om het leven in glorie, maar om leven met en onder het kruis. De Geest voert tot het ene verbond met God en stuwt de aarde en haar geschiedenis naar de nieuwe geboorte in Christus.

W. Baan


1523 Luther
Allmechtiger Ewiger Gott der du hast durch die sindflutt, nach deynem gestrengen gericht, die unglewbige welt verdampt, und den gleubigen Noe selb acht, nach deyner grosszen barmhertzickeyt, erhallten. Und den verstockten Pharao mit allen synen ym rotten meer erseufft, und deyn volck Israel trockenn durch hyn gefuret, damit dis bad deiner heyligen tauffe zukunfftig bezeychnet, und durch die tauffe deyns lieben kindes unsers herren Jhesu Christi den Jordan und alle wasser zur seyligen sindflut und reychlicher abwasschung der sunden geheiliget und eingesetzt. wir bitten durch die selbe deyne grundlose barmherzickeit, du wolltist dieszen .N. gnediglich ansehen, und mit fechtem glawben ym geyst beseligen, das durch diesze heylsame sindflut, an yhm ersauffe und unttergehe, alles was yhm von Adam angepornn ist, und er selb datzugethan hat. Und er aus der ungleubigen zal gesondert, ynn der heyligen Arca der Christenheyt trocken und sicher behalten, allzeit brunstig ym geist frolich ynn hoffnung, deynem namen diene, auff das er mit allen glewbigen deyner verheyssung ewigs lebens zu erlangen, wirdig werde, durch Jhesum Christum unszern herrn, Amen.

1566 Frankenthal (ten zuiden van Worms, in de Pfalz)
O Allmachtige, eewighe Godt, Ghy die nae uwen stranghen oordeele die ongeloovige ende onboetveerdighe Weereldt met de Sundtvloet gestraft hebt, ende den geloovigen Noach, sijn achtster, uit uwe groote barmherticheidt behouden ende bewaert, Ghy die den verstockten Pharao met all sijnen volcke in 't roode Meer verdroncken hebt, ende uwe volck Israel drooghs voets daer doer gheleydet, door d'welcke desen Doop beduydert wert. Wy bidden u doer uwe grondloose barmherticheit, dat ghy dit uwe kind genaedelick wilt aensien, ende doer uwen heiligen Geest uwen Sone Iesu Christo inlijven, dat het met hem in sijn doodt begraven werde, ende met hem magh opstaen in een nieuw leven, op dat het sijn Cruys, hem daghelicks naevolgende, vroylick draegen moge, hem aenhange met waerachtigen geloove, vaster hope, ende vieriger liefde, dat het dit leven (d'welck toch niet anders is, dan een ghestaedige doot) om uwent wille getroost verlaeten, ende ten letsten daege voor den Rechterstoel Christi uwer Sones sonder verschricken moge verschijnen, doer den selven onsen Heere Iesum Christum, uwen Sone, die met u ende den heylighen Geest een eenigh Godt leeft ende regiert in eewicheit, Amen.

Zondvloedgebed in ons Dienstboek
Almachtige, eeuwige God,
die door de zondvloed de ongelovige wereld naar uw streng gericht hebt verworpen en de gelovige Noach met zeven anderen naar uw grote barmhartigheid hebt bewaard,
die de hardnekkige farao met al de zijnen in de Rode Zee hebt verdronken, en uw volk Israël droog doorheen hebt geleid,
waarmee gij dit bad van uw heilige doop als toekomst hebt aangeduid,
en die door de doop van uw kind, onze Heer Jezus Christus, de Jordaan en alle wateren tot heilzame zondvloed en overvloedige afwassing der zonden hebt geheiligd en ingesteld:
wij bidden U om deze uw grondeloze barmhartigheid
wil deze, N.N. in genade aanzien en met recht geloof bezielen door de Heilige Geest,
opdat door deze reddende zondvloed alles aan hen/hem/haar verdrinke en ten onder ga,
wat hen/hem/haar van Adam af is aangeboren en wat hij/zij er zelf nog bij heeft/hebben gedaan,
opdat hij/zij, uit het getal der ongelovigen afgezonderd, in de heilige ark der christenheid droog en veilig bewaard, te allen tijde vurig van geest en blij in de hoop, uw naam dienen,
ten einde waard te zijn, met alle gelovigen uw belofte van eeuwig leven te verkrijgen, door Christus Jezus, onze Heer. Amen.





Verslag van de Studiekring op 15 januari 2007

De tijd op deze kringbijeenkomst werd besteed aan twee onderwerpen, zoals de opzet van deze avonden zijn zou.
Het eerste deel was bestemd voor de behandeling van een onderdeel van onze Liturgie. Het andere deel van de tijd ging naar de bijbelstudie en bijbelse theologie.

'Gebeden in de Eredienst' zijn niet dezelfde als de gebeden die de gelovigen thuis zeggen. Grote veschillen zijn: ze zijn publiek en ze zijn geen voortbrengsels van het gelovige gemoed. Zo bepalen voorbeden de Gemeente bij haar verantwoordelijkheid. Het Kyriëgebed is omwille van de nood van deze wereld - en we vallen daarmee met de deur in (Gods) huis. De voorbeden sluiten hier op aan maar zijn specifieker.
De Westerse Kerk is gewoon om met enkele psalmteksten de liturgieviering te beginnen. De Psalmen zijn het gebedenboek van de Bijbel! Ook deze zijn bedoeld als publiek gebed.

Naar aanleiding van een vraag uit de deelnemers behandelden wij deze avond de Noachidische geboden. 'Noachidische geboden' betekent: de opdrachten van de nakomelingen van Noach – en er is een samenvattend gezegde dat luidt: ‘gerechtigheid is de ware nakomelingschap van Noach’
Volgens het zondvloedverhaal heeft de mensheid sinds Noach een nieuwe start mogen maken. Joden en niet-Joden behoren gezamenlijk tot de nakomelingen van Noach. Daarom gelden de Noachidische geboden voor heel de volkerenwereld. Elders op deze website kunt u het studiepapier inzien, dat ik voor deze avond heb gemaakt.

In een volgende aflevering van deze verslagen ga ik verder in op de inhoud.

W. Baan





Verslag van de Studiekring op 29 januari 2007

Op deze kringavond zijn we verdergegaan met de beide onderwerpen van de vorige avond.
1. Gebeden in de Eredienst.
Het zondagsgebed heet ook wel Collectagebed. Collecta is meervoud, het betekent: de verzamelde (gebeden). Al wat in de pas begonnen liturgieviering gebeden is, wordt verzameld in dit ene, korte gebed.
Andere liturgiekenners zeggen, dat collecta op het verzamelde volk aanduidt.
Het wordt in een liturgieviering met meederdere voorgangers altijd door 'hoofdvoorganger' of de bisschop gebeden.
In deze zondagsgebeden treffen we een drieslag aan: Eerst wordt de Heer gevraagd, zijn barmhartigheid te gedenken. Daarna komt de eigenlijke vraag. Ten derde drukt het gebed uit, met het oog waarop het gevraagde ontvangen zou moeten worden.
Het gebed wordt beëindigd met 'Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U en met de Heilige Geest, leef en regeert tot in de eeuwen der eeuwen...'

Als voorbeeld de Collecta op de Tiende zondag na Trinitatis:

Eeuwige Koning en HEER aller heren, Gij die ons door het evangelie geroepen hebt om uw volk te zijn en erfgenaam van uw beloften,
Wij bidden U: leidt ons tot de kennis van uw heilzame en genadige wil,
opdat wij verstaan wat tot onze vrede dient.
Door onze HEER Jezus Christus uw Zoon, die met U en met de Heilige Geest, een enig God, leeft en regeert tot in de eeuwen der eeuwen, Amen

Door uitdrukkelijk deze gebeden te handhaven in onze liturgieviering, laat ik uitkomen dat niet ik persoonlijk bid. Het Collectagebed is het gebed der Kerk. Deze teksten vind je in alle klassieke, wereldwijde kerkgemeenschappen. Het gebruiken van deze gebedsteksten is een vorm van échte kerkelijke oecumene.

2. Het behandelen van de Noachidische geboden stuk voor stuk is onbegonnen werk. Bevattelijker is de verwerking van deze geboden door de eeuwen heen. Daarom heb ik gekozen voor een momentopname uit de geschiedenis van de Joden.
De theoloog-filosoof Maimonides (* 1135, Cordoba) was er van overtuigd, dat de Noachidische geboden rechtstreeks van God afkomstig zijn. Ze kunnen niet uit de natuur afgeleid zijn, of door de nakomelingen van Noach geformuleerd.
Maimonides was zich wel bewust van de wens van vele geloofsgenoten om de eigen overtuiging helder aan buitenstaanders uit te leggen.
Ook wilde hij graag het redelijke en verantwoorde van zijn Joodse geloof aantonen.
Daarom zette hij dertien geloofswaarheden op papier. Dat was nieuw binnen het toenmalige Jodendom. Maar al waren het dogma's, er was geen sprake van dogmatiek - want dat is systeembouw. U kunt de tekst lezen op onze website.

W. Baan





 

Verslag van de Studiekring op 12 februari 2007

In de eerste helft van de avond zijn we toe gekomen aan een belangrijk onderdeel in onze Liturgie: de eerste schriftlezing - die doorgaans de oud-testamentische is. Wij stelden elkaar de volgende vraag:
Waarom blijven wij het Oude Testament samen met het Nieuwe Testament lezen, en waarom kunnen wij niet volstaan met het Nieuwe Testament?

Deze vragen waren actueel reeds in de tweede helft van de eerste eeuw. Marcion presenteerde in de christelijke gemeente te Rome rond 140 een dun bundeltje 'bijbelboeken': het evangelie van Lukas en tien paulinische brieven, waarin hij nog flink geschrapt had. Alle Joodse trekjes moesten er uit...!
Veel volgelingen van Luther na de zestiende eeuw waren tevreden met een nieuwtestamentische prediking en lazen weinig in het Oude Testament.

Lutheranen in Nederland lopen (in vergelijking met de rest van de lutherse wereldkerk) al tientallen jaren voorop in aandacht voor het Oude Testament.

Ik noem u enkele belangrijke redenen waarom het Oude Testament onmisbaar in de prediking is:
Wie is Christus? Deze vraag komt voortdurend terug. Het Oude Testament bevat veel gegevens om daarmee bezig te zijn. Het Nieuwe Testament biedt ons ook veel stof, maar bestudering van het OT kan voorkomen, dat wij een eenzijdig Jezusbeeld vormen. Bijvoorbeeld een uitvergroting van de plaatsvervangende, verzoenende gekruisigde.
De betekenis van Israël en het beloofde land wordt in reformatorische en evangelikale gemeenten wel erkend. Maar het zoeken naar de juiste verhouding van de teksten daarover in Oude - en Nieuwe Testament kan fundamentalistische uitleg voorkomen.

Het Oude Testament mag niet gekwalificeerd worden als voorspelling. Dat roept misverstanden op:
nu alles uitgekomen is, kan het OT gemist worden,
het aardsgerichte van het OT is inferieur aan het geestelijke NT, en
de Kerk is gekomen in de plaats van Israël.

Een ander gevaar is een overschatting van de waarde van het Oude Testament. De Utrechtse theologieprofessor A. van Ruler noemde het Nieuwe Testament: 'Het verklarend woordenboekje bij het Oude Testament'. In deze aardige vondst zit een kern van waarheid. Maar het Nieuwe Testament is meer dan dat: het getuigt van vervulling -- een bijbels begrip dat de prediking van het Oude Testament niet overbodig maakt maar volledig tot haar recht laat komen.

In de tweede helft van de avond gingen wij verder met de bestudering van het boek Genesis. Wij bekeken een mogelijke indeling van dit boek aan de hand van het sleutelwoord toledot. U kunt in deze zin klikken om het studiepapier in te zien.

De deelnemers gaan de gegevens thuis bestuderen en over veertien dagen bespreken wij het.

W. Baan





 

Verslag van de Studiekring op 26 februari 2007

Het eerste gedeelte van de avond hebben we zoals gebruikelijk besteed aan liturgiek. Aan de orde waren de verhouding van Epistel en Evangelie. De Epistel staat voor een (meestal midddelste) schriftlezing die uit de Nieuw-testamentische brieven genomen is, of soms uit het boek Handelingen of Openbaring aan Johannes. Ze hebben meestal een 'vermanend' karakter. Maar dat is nooit moralistisch. Sommige Epistellezingen zijn prachtig gevat in een evangelisch kader. Een voorbeeld is die op het Hoogfeest van Pasen, in de dagdienst.
Daarin wordt ook verwezen naar het ongezuurde deeg in de Joodse liturgie.
De Epistels zijn bijna allemaal eerder geschreven dan de Evangeliën. Toch komt de Evangelielezing in de Liturgie ná de Epistellezing. Hierachter zit de klassieke gedachte dat wij met de woorden van Christus op hét hoogtepunt zijn aanbeland. Dit kan misverstanden in de hand werken, zoals we in de vorige bijeenkomst hebben besproken.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw schrapte onze Liturgische Commissie één van de beide doxologieën rond de evangelielezing. De redenering was: het zou teveel eer zijn voor deze schriftlezing, want we zingen niets voor de oud-testamentische lezing en blijven er bij zitten. In Dordecht, Zierikzee en nog een enkele ander Gemeente werd de dubbele doxologie gehandhaafd. Immers, wij lofprijzen niet een lezing vanaf papier, maar het levende Woord, Christus.

Na de pauze gingen wij verder met de behandeling van van de opbouw en de strekking van het boek Genesis. De kringleden hadden het studiepapier bestudeerd. Ik ben begonnen bij Genesis 2:4 en heb daaraan de meeste aandacht besteed.
Genesis 2:4 wordt doorgaans uitgelegd vanuit de andere genesisteksten waarin het woord toledot staat. Maar zou het niet beter zijn, deze eerste toledottekst juist als norm te nemen en aan de hand daarvan de andere toledotteksten uit te leggen?

De eerste vraag die wij stellen: waartoe is de scheppping van hemel en aarde? Vele Joodse rabbijnen zeggen: 'Die is terwille van de gave van de Tora aan Gods eerstgeborene, het volk Israël.' De Torah is dus prae-existent, 'werd al door God gelezen voordat Hij zijn scheppende arbeid begon.'
Hier is een totaal andere manier van omgang met de gewijde geschriften dan zoals wij dat geleerd hebben.
Omdat Israël Gods eerstgeborene is, kunnen we stellen dat de wording van Israël de menswording is. Het is een gerichtheid op de toekomst, vaak onder strijd en mislukking. Want deze wording is geen zaak van vitaliteit. De toledot zijn geen geslachtsregister om daarop trots terug te kijken. Het zijn verwekkingen, en die zien vooruit.
Deze doorbraak naar de toekomst is volgens het boek Genesis Israëls oorsprong.

De volgende keer werken we dit nader uit en bezien we de verwekking die ternauwernood is.

W. Baan





Verslag van de studiekring op 12 maart 2007

In het eerste gedeelte van de avond behandelde ik de keuze voor - en de inhoud van het zondagsevangelie van de afgelopen zondag: Oculi. Het evangelie van de ene demon die tenslotte met zeven maten terugkeert.
In de eerste plaats: de keuze is vele eeuwen geleden ingegeven door de voorbereiding op het Paasfeest in het algemeen en op de Doop in de paasnacht in het bijzonder. Demonenuitdrijving was een bekende en aanvaarde praktijk in de Oud-christelijke Kerk.

Pazuzu,  
een Babylonische
stormdemoon  

De inhoud zouden we – zoals we in de afgelopen maanden bij de evangeliën altijd geprobeerd hebben – wel willen herleiden op de Hebreeuwse Bijbel, maar dat lukt niet. In het Oude Testament staat weinig over demonen. Ze worden op enkele plaatsen met bijvoeglijke naamwoorden aangeduid: de harige, de zwarte, de droge, of ze heten leugengeest. Alleen de naam Azazel kennen wij als aanduiding van een woestijndemon naar wie de verzoenbok (in het ritueel van Grote Verzoendag) gestuurd werd. Het bijbelse Israël schonk weinig aandacht aan aparte, individuele boze geesten. Alleen de Heere-God is de enige en unieke Allerhoogste met wie rekening te houden is.
In de tijd van de Babylonische ballingschap kwamen de Joden in aanraking met demonologieën uit Perzië. Het Zoroastrisme, dat dualistisch is, liet uiteraard veel ruimte voor speculatie over verschillende boze geesten en hun namen en rollen. Zo kwam het, dat er in de intertestamentaire periode meer aandacht in de geschriften besteed werd aan deze geesteswereld.
We hebben als reactie op dit onderwerp gesproken over de realiteit van de demonen in deze tijd. Wij weten veel over psychiatrische verschijnselen, wij beseffen dat geestesziekten niet afdoende verklaard en zeker niet altijd genezen kunnen worden. Staat een verklaring die wij zoeken in de realiteit van de demonen, misschien op gespannen voet met de eigen verantwoordelijkheid die wij bij ieder mens verwachten? Maar sommige mensen kunnen niet zelf keuzen maken en kunnen niet verantwoordelijk voor hun daden worden gehouden.

Het gesprek is wat uitgelopen, zodat het onderwerp van de tweede helft van de bijeenkomst opgeschoven wordt naar 26 maart. Dat wordt dan de geboorte van de zoon die ternauwernood is, en een vergelijking tussen die geboorte en de geboorte van de Christus Jezus.

W. Baan





     Verslag van de studiekring op 16 april 2007

Het onderwerp in de eerste helft van de avond was: het Credo in de Liturgie.

We begonnen met een korte opfrissing van onze kennis. Er zijn drie oecumenische geloofsbelijdenissen: zij zijn door alle klassieke kerkgenootschappen aanvaard.
In het tweede millennium van onze jaartelling ontstonden geloofsbelijdenissen die aan afzonderlijke kerkelijke richtingen gebonden zijn.
Credo betekent ‘ik geloof’ - een ‘ik’ dat ingebed is in het geheel der Kerk. Het is vergelijkbaar met het ‘ik’ in veel Psalmen dat staat voor de vierende volksgemeenschap in de tempel.
In de lutherse Liturgie van Woord en Gebed heeft het Credo geen vaste plaats. Het kan gezegd/gezongen worden na de evangelielezing, na de preek of vlak voor de wegzending. Elke plaats geeft een nuance weer die bij het Credo hoort: ‘hoofdsom van het Evangelie’, onderstreping van de kerkelijke prediking en de mondelinge belijdenis die wij de wereld inbrengen.
In ons gesprek vroegen wij ons af hoe dan het Credo van de Kerk zich verhoudt tot de eigen geloofsbeleving. We kwamen uit op een mening die wij konden delen: het Credo geeft houvast ook wanneer we twijfelen of wanneer we met sommige gedeelten moeite hebben. Deze twijfel en moeite zijn mogelijk in onze Gemeente; wij verwijten ze elkaar niet. Een eigen geloofsbelijdenis is niet afkeurenswaardig, mits altijd voorafgegaan door het Credo van de Kerk.

In het tweede deel van de avond behandelde ik de ‘wonderbare geboorte.’

Dit is een sleutelbegrip in het boek Genesis, en ook in de rest van de gewijde Schrift.
Wonderbare geboorte staat tegenover elke vorm van biologisch en natuurlijk omschreven geboorte. Mijn inziens is de term ‘maagdelijke geboorte’ niet schriftuurlijk. Deze term wekt de suggestie, dat de geboorte van Christus uit te leggen is als een bovennatuurlijk gebeuren waarin de voortplanting op miraculeuze wijze is omzeild. Dan behoort het bij spectaculaire erotische verhalen uit de antieke religies over goden die bij mensenvrouwen halfgoden verwekken.
Wonderbare geboorte mag niet los gemaakt worden uit de geschriften waarin zij beschreven wordt: de Torah en de Profeten. De God van Israël doet ongedachte heilsdaden door een nieuw begin. Dit is herhaaldelijk de verwekking van een zoon uit een vrouw die oud en/of onvruchtbaar is, weduwe of anderszins uitgerangeerd wat betreft het voortplantingsproces. De omstandigheden zijn ongunstig, zoals het dragen van smaad om kinderloosheid of vanwege afwijkend gedrag, of de slavernij of ballingschap van het hele volk.
Maria is een jong meisje dat verdachtmaking moet dragen; ook haar verloofde Jozef wil er haastig vandoor. Maar een engel van de Heer verkondigt het Woord dat van rechtvaardiging spreekt. De evangelist Mattheus neemt in het geslachtsregister van Jezus twee scabreuze gegevens op: de relatie van Juda en Tamar en van David en Bathseba. Het rechtvaardigende Woord gaat ook over deze kwalijke erotiek.
Wonderbare geboorte in schriftuurlijke zin is schokkend voor mensen die moralistisch denken of God bespreken als een bovennatuurlijk wezen.
Op de volgende bijeenkomst, 14 mei a.s., behandelen wij: de zoon in Israël.

W. Baan





Verslag van de studiekring op 14 mei 2007

Ditmaal hebben we na de opening met elkaar twee liederen geoefend: de gezangen 236 en 238. Deze worden gezongen op het aanstaande Hoogfeest van Pinksteren. Het Vrouwenkoor La Confiance zal ons daarbij helpen. Deze gezangen hebben oude melodieën die wij vooral moeten bewaren. Het Gregoriaans en de Latijnse Liturgie zijn grondslagen van onze lutherse Eredienst.

Een groot deel van de avond hebben we gewijd aan verhouding Schriftlezingen - preek.
Hoe komen de Schriftlezingen in de Liturgie? Omdat in de Synagoge en in de vroeg-christelijke Gemeente gelezen werd uit de Torah, de Profeten, en alle overige boeken die Geschriften worden genoemd. Er was al vóór Christus een leesrooster. Roosters zijn er tot de dag van vandaag. Twee van de argumenten om het gebruik van roosters te verdedigen zijn: de Kerk blijft bij het vieren van de Hoogfeesten, en de predikator krijgt niet de kans om zijn eigen smaak van tekstkeuze uit te leven. Wil de predikator toch met eigengekozen bijbelteksten komen, dan is de kansel de plaats om ze voor te lezen en uit te leggen.
Schriftlezingen krijgen niet altijd gepaste aandacht van de kerkganger. Er zijn Rooms-katholieken die pas halverwege de Woorddienst het kerkgebouw betreden, in de mening dat het eucharistische gedeelte toch het belangrijkste is. Er zijn ook protestanten die niet opletten tijdens de Schriftlezingen; zij wachten totdat de preek komt, omdat het naar hun mening daar om gaat. Dat is verkeerd, want de Schriftlezing brengt ons bij de bron en de norm van de prediking: dat is de heilige (of beter: gewijde) Schrift.
Wil dit zeggen dat een preek te allen tijde uitleg van een bijbeltekst of -pericoop moet zijn? Niet in de zin van een nauwkeurige woord-voor-woord verklaring. Dat is niet nodig op de preekstoel en in de meeste gevallen ongewenst. Laat de predikant dat thuis doen of op een studiekring. Wie een maaltijd voorgeschoteld krijgt, hoeft ook niet voortdurend te beseffen uit welke ingrediënten deze bestaat en hoe de samenstelling is. Dat is analyse. Maar voor het genieten telt de synthese.
Het gaat het in een preek om een centrale boodschap, en die is Christus.
Hier is iets waarin calvinisten en lutheranen elkaar kunnen herkennen: wordt het Evangelie verkondigd, staat Christus in het middelpunt?

In het tweede deel van de avond zijn we begonnen met de behandeling van het themawoord 'zoon' - de zoon in Israël. In deze en in de laatste bijeenkomst voor de zomer kijken wij vooral naar het functioneren van dit wooord in het Nieuwe Testament. Daarvoor nemen wij één van de oudste brieven van Paulus ter hand:
de Galatenbrief.
Deze brief laat de controverse tussen jodenchristenen en heidenchristenen zien: is de Torah ook voor de christgelovigen uit de volkeren verplichtend?
Paulus voert Abraham ten tonele en zegt dat de beloften aan hem gedaan zijn (dat is Evangelie) voordat de Israelieten de Torah ontvingen. De Torah is maar een tijdelijke voogd. Eerst was het volk Gods een onmondige, nu mag het een (vrije) zoon zijn.

Paulus schrijft niet: de Torah heeft afgedaan. Wel spreekt hij over de vloek van de Wet. Hij kijkt naar de mensen met wie hij te maken heeft, in de Gemeente van Galatië, en constateert: hier zijn gelovigen die, ondanks dat zij in Christus een nieuw schepsel zijn, zich toch weer onder het juk van de Wet begeven. Maar dit vraagt de Heer niet. De Wet hoeft niet opnieuw als een zware verplichting op hen te rusten, maar is tot zijn voltooiing gekomen in Christus. Geloof in Christus gaat voorop.

De vraag is nu: wat is dan nog het verplichtende gezag van de Torah? Hoe is verhouding van Christus de Zoon tot ons als zonen?

W. Baan