Inleiding
In
1945 werd in de Egyptische woestijn bij het dorp Nag Hammadi een kruik
aangetroffen met handschriften, wat een verborgen bibliotheek bleek te
zijn van een gnostische kloostergemeenschap.
Deze recensie gaat overhet boek van Dr C. Quispel, Valentinus de gnosticus
en zijn Evangelie der Waarheid (Amsterdam 2003).
Rijker
Dat het geestelijk leven tijdens het ontstaan van het Nieuwe Testament
veel rijker was dan dit ons doet geloven werd al langer vermoed. De handschriften
dateerden uit de eerste en tweede eeuw. Sommige moeten ontstaan zijn in
dezelfde tijd als het Nieuwe Testament. De gnostici vormden binnen het
jonge christendom een geestelijke stroming die later uit de kerk werd
gestoten, maar invloed heeft uitgeoefend op het jonge christendom en sporen
heeft nagelaten in het Nieuwe Testament. De kloosterlingen hadden de opdracht
van de kerk om onwelgevallige teksten te vernietigen genegeerd en ze in
plaats daarvan in veiligheid gebracht door ze te begraven. Daaraan danken
wij nu hun behoud. Dat er nog zoveel van de vondst bewaard is gebleven
mag een wonder heten. De boer die de kruik met zijn waardevolle inhoud
aantrof was op zoek naar teelaarde om zijn grond te bemesten. Gespannen
brak hij de kruik open, bevreesd voor de mogelijkheid dat die een boze
geest zou bevatten. Toen hij de inhoud aan de geestelijk leider van het
dorp toonde maakte die zich er van af door te zeggen dat het om waardeloze
spullen ging waarmee hij niets te maken wilde hebben. De vinder vertelde
achteraf dat hij een deel van de inhoud van de kruik had opgestookt, maar
dat hij andere handschriften te koop had aangeboden.
Codex Jung
Gilles Quispel, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht hield
zich als jonge theoloog al bezig met de gnosis. Hij slaagde erin, na daarover
te zijn getipt, om op een van de geschriften de hand te leggen en in Brussel
in 1952 aan te kopen. Het ging om het handschrift dat het Evangelie der
Waarheid bevatte, later bekend onder de naam "Codex Jung". De
auteur van het geschrift was Valentinus (±100-±165), de
grootste gnosticus van de Oudheid. Op grond van zijn geleerdheid en welsprekendheid
had hij kans om bisschop van Rome, dus paus, te worden.
Yaldabaoth,
de gevallen scheppergod
in het
'gnostische pantheon' |
|
Maar naderhand
werd hij wegens
het aanhangen van de afwijkende leer van de gnosis uit de kerk gestoten.
Zijn invloed was echter groot geweest. Quispel vermoedt dat wij aan Valentinus
te danken hebben dat het Evangelie naar Johannes in de canon, en daarmede
in ons Nieuwe Testament is opgenomen. Sporen van gnostisch gedachtegoed
zijn inderdaad in het Johannesevangelie aanwijsbaar.
Behalve het
leven van Valentinus en diens opvattingen bevat het boek een nieuwe vertaling
uit het Koptisch van het Evangelie der Waarheid. Om dit laatste met meer
vrucht te lezen is enige voorkennis van de belang-rijkste opvattingen
van de gnostici wel vereist. De schrijver neemt evenwel de lezer voortdurend
bij de hand om de vertaling begrijpelijk te maken. De geestelijk acrobatiek
die het boek van de lezer verlangt heeft zeker nut. Het geeft oefening
in de denkwijze van veel mensen in de Oudheid, ook van de schrijvers van
het Nieuwe Testament, en daarmee een mogelijkheid dit ook eens met andere
ogen te lezen.
Over
de gnostici
Al vóór het ontstaan van de eerste christelijke gemeente
waren er gnostici. Hun denken had onder meer wortels in het Griekse denken
en in de joodse mystiek. Velen van hen die wij nu tot de eerste christenen
rekenen brachten hun gnostiek mee in de eerste christengemeenten. De gnostici
meenden te leven in een duistere, boze wereld. Volgens hen behoorde het
lichaam van de mens tot die boze wereld, maar de geestelijke kern van
elke persoon stamde uit het goddelijke licht dat in het aardse lichaam
was gevangen. Zaak was nu deze geestelijke kern uit dit aardse lichaam
te bevrijden. Dat kon door eigen kracht en wel door middel van filosofisch
nadenken om zo goddelijk inzicht, gnosis, te verwerven. De gnostici hadden
door hun verworven inzicht geen bemiddelende instantie als de kerk nodig
en ook geen heilige boeken. Vandaar dat zij aan de hun overgeleverde teksten
hun geheel eigen interpretatie gaven.
|