Boek van prof. Dr G. Quispel

 
Valentinus de gnosticus en het Evangelie der Waarheid
 
recensie door Co Allan, in VrijZicht maart 2004

 

Het blad VrijZicht heeft als achterban o.a. de Nederlandse Protestantenbond
en de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden

Inleiding
In 1945 werd in de Egyptische woestijn bij het dorp Nag Hammadi een kruik aangetroffen met handschriften, wat een verborgen bibliotheek bleek te zijn van een gnostische kloostergemeenschap.
Deze recensie gaat overhet boek van Dr C. Quispel, Valentinus de gnosticus en zijn Evangelie der Waarheid (Amsterdam 2003).

Rijker
Dat het geestelijk leven tijdens het ontstaan van het Nieuwe Testament veel rijker was dan dit ons doet geloven werd al langer vermoed. De handschriften dateerden uit de eerste en tweede eeuw. Sommige moeten ontstaan zijn in dezelfde tijd als het Nieuwe Testament. De gnostici vormden binnen het jonge christendom een geestelijke stroming die later uit de kerk werd gestoten, maar invloed heeft uitgeoefend op het jonge christendom en sporen heeft nagelaten in het Nieuwe Testament. De kloosterlingen hadden de opdracht van de kerk om onwelgevallige teksten te vernietigen genegeerd en ze in plaats daarvan in veiligheid gebracht door ze te begraven. Daaraan danken wij nu hun behoud. Dat er nog zoveel van de vondst bewaard is gebleven mag een wonder heten. De boer die de kruik met zijn waardevolle inhoud aantrof was op zoek naar teelaarde om zijn grond te bemesten. Gespannen brak hij de kruik open, bevreesd voor de mogelijkheid dat die een boze geest zou bevatten. Toen hij de inhoud aan de geestelijk leider van het dorp toonde maakte die zich er van af door te zeggen dat het om waardeloze spullen ging waarmee hij niets te maken wilde hebben. De vinder vertelde achteraf dat hij een deel van de inhoud van de kruik had opgestookt, maar dat hij andere handschriften te koop had aangeboden.

Codex Jung
Gilles Quispel, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht hield zich als jonge theoloog al bezig met de gnosis. Hij slaagde erin, na daarover te zijn getipt, om op een van de geschriften de hand te leggen en in Brussel in 1952 aan te kopen. Het ging om het handschrift dat het Evangelie der Waarheid bevatte, later bekend onder de naam "Codex Jung". De auteur van het geschrift was Valentinus (±100-±165), de grootste gnosticus van de Oudheid. Op grond van zijn geleerdheid en welsprekendheid had hij kans om bisschop van Rome, dus paus, te worden.


Yaldabaoth, de gevallen scheppergod
in het
'gnostische pantheon'

Maar naderhand werd hij wegens het aanhangen van de afwijkende leer van de gnosis uit de kerk gestoten. Zijn invloed was echter groot geweest. Quispel vermoedt dat wij aan Valentinus te danken hebben dat het Evangelie naar Johannes in de canon, en daarmede in ons Nieuwe Testament is opgenomen. Sporen van gnostisch gedachtegoed zijn inderdaad in het Johannesevangelie aanwijsbaar.

Behalve het leven van Valentinus en diens opvattingen bevat het boek een nieuwe vertaling uit het Koptisch van het Evangelie der Waarheid. Om dit laatste met meer vrucht te lezen is enige voorkennis van de belang-rijkste opvattingen van de gnostici wel vereist. De schrijver neemt evenwel de lezer voortdurend bij de hand om de vertaling begrijpelijk te maken. De geestelijk acrobatiek die het boek van de lezer verlangt heeft zeker nut. Het geeft oefening in de denkwijze van veel mensen in de Oudheid, ook van de schrijvers van het Nieuwe Testament, en daarmee een mogelijkheid dit ook eens met andere ogen te lezen.

Over de gnostici
Al vóór het ontstaan van de eerste christelijke gemeente waren er gnostici. Hun denken had onder meer wortels in het Griekse denken en in de joodse mystiek. Velen van hen die wij nu tot de eerste christenen rekenen brachten hun gnostiek mee in de eerste christengemeenten. De gnostici meenden te leven in een duistere, boze wereld. Volgens hen behoorde het lichaam van de mens tot die boze wereld, maar de geestelijke kern van elke persoon stamde uit het goddelijke licht dat in het aardse lichaam was gevangen. Zaak was nu deze geestelijke kern uit dit aardse lichaam te bevrijden. Dat kon door eigen kracht en wel door middel van filosofisch nadenken om zo goddelijk inzicht, gnosis, te verwerven. De gnostici hadden door hun verworven inzicht geen bemiddelende instantie als de kerk nodig en ook geen heilige boeken. Vandaar dat zij aan de hun overgeleverde teksten hun geheel eigen interpretatie gaven.