Wie zijn Jezus' minste broeders ? |
||||||||||
De verkondiging op de Voorlaatste zondag van het kerkjaar |
||||||||||
Tekst:
Matth. 25:31-46 |
preek
in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 13 nov 2005 |
|||||||||
Gemeente van onze Heer
Christus , tot ver in de vorige eeuw werd de kerkgangers aangepraat,
dat er ook anoniem christendom was. In de uitleg van het evangeliegedeelte
van deze zondag werd gezegd dat er mensen zouden zijn die, zonder het
zelf te weten, zich christelijk gedragen. Ze bewijzen barmhartigheid
zonder te beseffen dat het aan Jezus' minste broeders ten goede komt.
Daarna hieven de uitleggers het vingertje en riepen vanaf de kansel:
wij moeten als kerk niet denken dat we met onze christelijke leerstellingen
vooraan staan bij God. Er zullen ook mensen zijn die God niet kennen
en het niet beseffen dat zij liefdevol en hulpvaardig jegens Jezus zelf
zijn! Zonder de naam ‘christen' zijn zij in Gods ogen toch christenen.'
Vandaar dus de term: anoniem christendom. Deze uitleg is niet fout, maar toch onzorgvuldig. Bovendien brengt hij de Kerk er toe om zichzelf gering te achten. Toch al iets dat hoort bij de Nederlandse kerkmens. Wie is hier nou trots dat hij/zij deel uit maakt van de Kerk... ?
Laten we geen genoegen nemen met een algemeen antwoord. Wie worden er aangesproken door de tronende Christus in zijn majesteit?
Het zijn de wereldvolkeren die voor zijn aangezicht komen. Zij worden
geoordeeld al naar gelang zij barmhartigheid bewezen hebben aan armen,
hongerigen en vreemdelingen. Het is eigenlijk heel voor de hand liggend in het evangeliegedeelte
hedenochtend: daar zitten alle problemen van de eerste christengemeente
achter. Hoor hoe Mattheüs naast honger en dorst de vreemdelingschap
en de gevangenschap zette. Hij dacht hierbij aan christenen die verdreven
waren en daarom honger en dorst leden, en ook aan christenen die gevangen
waren en daarom ziek werden, zonder voldoende kleding. De volkeren worden geoordeeld naar hun houding tegenover deze Kerk,
die leeft als vreemdeling en verschoppeling op aarde. Laat u niet teveel beïnvloeden door wat u nú in de Kerk
aantreft. De Kerk is in dit land wel kleiner geworden, en heeft overal
geldgebrek. Maar, zij leeft in vrede en hoeft niet bang te zijn voor
vervolging. Een Kerk, samengesteld uit verdrukten, vervolgden, gevangenen met honger en dorst en gebrek aan kleding, is voor de wereld weinig of helemaal niet aantrekkelijk. Maar het gaat er om hoe de Heer haar ziet, en dat is tevens de maatstaf die de tronende Christus aanlegt om de volkeren te oordelen. De Kerk mag leven uit de hoop, dat haar bestaan eenmaal openlijk
gerechtvaardigd zal worden. We zijn er nu niet trots op, dat past
ons niet. Maar een enkele keer mag het wel eens gezegd worden, en
dat is nú, op deze zondag, in deze slottijd van het Kerkjaar. |