Het
is de vraag of ds Van der Bas deze tekst onder ogen heeft gehad voordat
hij zijn lezing hield. Het is bij een eerste kennisname al duidelijk,
tegen welke groep dit artikel verzet aantekent: de Anabaptisten (letterlijk:
Wederdopers). Zij worden in kerkhistorische publicaties ook wel Dopers
genoemd. Deze beweging is geen direct gevolg van de Reformatie, al zijn
er wel vertegenwoordigers aan te wijzen die eerst waren geïnspireerd
door Luther maar later radicaal werden.
Deze groepering kreeg aanvankelijk de naam Wederdopers, omdat zij bij
mensen die als pasgeborenen gedoopt waren, aandrongen op het ontvangen
van wat zij een 'echte doop' noemden. Alleen iemand die bewust tot geloof
komt, kan gedoopt worden, aldus de Wederdopers. Dat is een Doop op belijdenis.
Zij verzetten zich tegen de kerkelijke leer dat op grond van het doopbevel
van Christus 1) ook pasgeboren kinderen gedoopt
moeten worden.
De Wederdopers vonden het onzinnig dat de Kerk leerde, dat ook pasgeborenen
de Doop nodig hadden tot behoud. Het is in de controverse met hen dat
onze Augburgse Confessie de kinderdoop verdedigt en ontkent dat kinderen
zonder Doop gered worden.
In de periode dat ik godsdienstleraar was, kwam ik bij reformatorische
ouders op huisbezoek. Zij stelden dat de Doop van hun kinderen slechts
een ceremonie was indien zij niet op een bepaald moment wedergeboren zouden
worden. Een typische gedachtegang die beslist niet calvinistisch, laat
staan luthers is. Want zo wordt de Doop als woord van belofte en bad der
wedergeboorte ondergeschikt gemaakt aan wat een individuele persoon ervaart.
Zelfs binnen de Gereformeerde Bond erkennen predikanten en andere theologisch
geschoolden, dat er sterke anabaptistische onderstromingen in de streng-reformatorische
gezindte zijn. Het is dan ook niet vreemd, dat uit die gezindte een voortdurend
verloop richting evangelikale bewegingen is.
In de evangelikale gemeenten en in de reeds langer bestaande pinksterkerken
is het gebruikelijk, dat de overkomers gedoopt worden nadat zij een persoonlijke
geloofsbelijdenis hebben gedaan.
Luther is er van overtuigd, dat de Doop een werkzaam Sacrament is. Het
is echter geen magie (waardoor de Doop een automatische heilswerking heeft)
maar wel een genadewerk van God: het geloof wordt de pasgeborenen geschonken
en de zonden afgewassen in dit bad der wedergeboorte. Maar het geloof
moet gevoed worden en sterker worden, want anders zal het gedoopte kind
bij het opgroeien Gods genade niet kunnen beamen.
Rest ons de vraag, of artikel IX van onze Augsburgse Confessie niet te
beknopt is. Moeten wij dan geloven, dat wanneer een kind onmiddellijk
na de bevalling van de moeder sterft en niet gedoopt is, dit kind verloren
is?
Dit zou ik een grensgeval willen noemen. Artikel IX gaat daar niet over.
Artikel IX wil alleen stellen: is de Doop noodzakelijk voor het heil,
dat geldt dat ook voor pasgeboren kinderen. Een grensgeval laten we aan
God over, wij spreken geen oordeel of beslissing uit. Wij zijn slechts
gebonden aan Christus' doopbevel.
De vervloeking die over de desbetreffende Anabaptisten wordt uitgesproken,
houdt in, dat zij niet tot de kerkelijke gemeenschap worden gerekend.
Dat is dus wel iets anders dan een absolute veroordeling - want in het
krantenbericht lijkt het er op, dat ds Van der Bas dit zo interpreteert.
(zie aldaar)
1)
Matth. 28:19, Markus 16:16
Kunnen gelovigen de heilige Geest verliezen?
Het volledige artikel XII in de Augsburgse Confessie luidt als volgt:
|
Over
de boete wordt geleerd, dat zij die na de Doop zondigen te allen
tijde vergeving van zonden krijgen, als zij zich bekeren. En er
wordt geleerd dat de Kerk aan degenen die boetvaardig terugkeren
vergeving moet schenken.
Het wezen van de boete bestaat uit deze twee delen: het ene is berouw
of angst van het geschokte geweten, dat de zonde erkent. Het andere
is het geloof, dat door het evangelie of de absolutie geschonken
wordt. Dat geloof vertrouwt erop dat vanwege Christus de zonden
vergeven worden, en het geweten getroost en van angsten bevrijd
wordt. Dan moeten de goede werken volgen, die de vrucht van de boete
zijn.
Vervloekt worden de Anabaptisten, die ontkennen dat degenen die
eenmaal gerechtvaardigd zijn de Heilige Geest kunnen verliezen.
Ook worden degenen vervloekt die beweren, dat de gerechtvaardigden
in dit leven een zodanige volmaaktheid bereiken, dat zij niet kunnen
zondigen.
Tevens worden de Novatianen vervloekt, die weigeren om degenen,
die na de Doop gezondigd hebben en boete doen, de absolutie te geven.
Ook worden diegenen verworpen, die niet leren dat de vergeving van
zonden door het geloof verkregen wordt, maar die ons opdragen de
genade door onze genoegdoeningen te verdienen.
|
Tekst:
'Witte Zwanen'
Boekencentrum 1987 |
|
Dit artikel is in eerste instantie gericht tegen een kerkelijke praktijk
van eisen stellen aan boetvaardigen. Het geven van de absolutie is onder
een extra voorwaarde: naast berouw en zondenbelijdenis wordt ook genoegdoening
geëist. Deze genoegdoening is dan wel een kerkelijke straf, maar
suggereert toch, dat berouw en zondenbelijdenis niet voldoende zijn. Het
gevaar is dan, dat de Kerk tussen de vergevende God en de boetvaardige
zondaar komt te staan. Ook wordt zo tekort gedaan aan de verzoening die
in Christus is.
Er moeten wel goede werken zijn, maar enkel als vrucht van de boete.
Er zijn Wederdopers geweest die een christelijke volmaaktheid mogelijk
achtten: aanhangers van het zgn. perfectionisme. Zij die gerechtvaardigd
zijn, verliezen de Heilige Geest nooit meer en leven vrij van zonden.
Het is de Augsburgse Confessie er om te doen, deze pretentie te bestrijden.
Want de apostel Johannes zegt duidelijk in zijn eerste brief (1:8-10):
Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf. Maar
indien wij onze zonden belijden, God is getrouw en rechtvaardig om ons
de zonden te vergeven.
Deze woorden zijn in overeenstemming met al wat Christus en ook de overige
apostelen leren, en sluiten naadloos aan bij een tekst in het Hebreeuwse
bijbelboek Spreuken: Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig
zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen (28:13).
|
Lutherse
avondmaalsleer aangevallen
Er is altijd al veel te doen geweest over het Heilig Avondmaal –
de leer en de deelname. Dit jaar krijgen we te maken met de zoveelste
aanval door strenge calvinisten. Eén van de predikanten die hoort
bij Hersteld Hervormde Kerk in oprichting geeft ons, lutheranen, de schuld
– wij en onze lutherse geloofsbelijdenis zijn de oorzaak, waarom
zij de Protestantse Kerk in Nederland onaanvaardbaar vinden. Afkeurend
wordt over onze avondmaalsleer en onze avondmaalsviering gesproken: 'Veel
te rooms !'
Calvinisten zelf...?
Ook bij de gereformeerde, calvinistische avondmaalsviering zijn roomse
overblijfsels. De rol van de predikant, die als enige het recht heeft
om in de avondmaalsviering voor te gaan! Dat is een overblijfsel van de
roomskatholieke opvatting, dat de bisschoppen, als rechtstreekse opvolgers
van de apostelen, de ware ambtsdragers zijn. Alleen wie door een bisschop
is gewijd kan, als 'priester' geldig de sacramenten bedienen. De protestantse
kerken kennen zo'n ambt(svisie) niet.
Lutheranen geven ieder kerkenraadslid het recht, om in geval van plotselinge
verhindering van de predikant, in de avondmaalsdienst voor te gaan. Maar
in de nieuwe kerkorde van de pkn
is daarin niet voorzien. Dát kan een roomse wending genoemd worden.
Avondmaalsmijding
Bij strenge calvinisten is de schroom groot om deel te nemen aan het Heilig
Avondmaal. Zij voelen zich te zondig, ze vinden zich onwaardig, ze zeggen
dat ze niet wedergeboren zijn... Hier zetten mensen zichzelf in het middelpunt.
Blijkbaar is niet doorslaggevend de uitnodiging van de gastheer, maar
een zelfbeeld. Hoe zij zichzelf zien, wat zij voor zichzelf belangrijk
vinden.
Mensen die almaar met hun eigen bekering bezig zijn, maakt het kopschuw
wanneer zij zien hoe hier, in een lutherse Gemeente of in een roomskatholieke
Parochie, in principe alle aanwezigen aan het Heilig Avondmaal deelnemen.
Christus roept
Wij ontvangen het lichaam en bloed van de Christus niet omdat wij allen
bekeerd, gelovig en vroom zijn...! Wij gaan ten Avondmaal omdat de Christus
zelf ons roept! Wij ontvangen Hem daar op zichtbare wijze, even zeker
als wij Hem in de verkondiging op hoorbare wijze ontvangen. Het gaat dus
om de Christus zelf, en niet in de eerste plaats om mooie lessen en herinneringen.
'In, onder en met'
Wij belijden, dat wij in, onder en met brood en wijn het lichaam en het
bloed van Christus ontvangen.
Dat zou dan ook ‘rooms' zijn... terwijl Luther met deze woorden
enkel het evangelie zelf trouw wilde blijven. Christus geeft zichzelf,
dat hoort bij de kern van het Evangelie.
De werkelijke aanwezigheid van Christus
Luther heeft zich verzet tegen de leer van de westerse middeleeuwse Kerk,
de Kerk van Rome, dat de kern, het wezen van brood en wijn veranderden
in het lichaam en bloed van Christus. Het ging hem om de Christus zelf
en zijn aanwezigheid als Hoofd van zijn Kerk. Zo is Hij dan in, met en
onder brood en wijn aanwezig. Verder moet je het niet willen uitleggen.
Die aanwezigheid is krachtens het werk van de Heilige Geest. Wij bidden
ook om zijn werkzame kracht.
'bij ons wordt geleerd...'
Dit zijn oud-kerkelijke overtuigingen. Onze Augsburgse Geloofsbelijdenis
benadrukt dat, door telkens, bij elk artikel, te stellen: 'Bij ons wordt
geleerd...' De bedoeling van al die artikelen was, te benadrukken dat
wat lutheranen geloven, oud-kerkelijk is.
Het zichtbare Woord
Lutheranen hechten aan tastbaarheid en zichtbaarheid van brood en wijn.
Het fysieke, het materiële, dienen de aanwezigheid van de Christus
in het Heilig Avondmaal. Het hoort bij de kern van het Evangelie: God
is in het vlees en bloed van ons mensen ingegaan.
Volgens het Johannes-evangelie zegt de Christus: 'Voorwaar, voorwaar,
ik zeg u, tenzij u het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed
drinkt, heeft u geen leven in uzelf. Wie mijn vlees eet en mijn bloed
drinkt, heeft eeuwig leven, en ik zal hem opwekken ten uiterste dage.
Want mijn vlees is ware spijs, en mijn bloed is ware drank. Wie mijn vlees
eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik in hem.' - Johannes 6 :
54,55
Zijn vlees eten, zijn bloed drinken, dat is een liturgisch gebeuren, in
het H. Avondmaal. Het is datgene wat we bij andere protestantse geloofsgemeenschappen
node missen: men kan daar niet liturgisch vieren en al helemaal niet sacramenteel
denken.
Gemeente zijn
Het al te vaak wegblijven van het Heilig Avondmaal is een miskenning van
de oproep van de Christus, maar ook een miskenning van Christus zelf.
Een versmaden van een feestelijke, en gezamenlijke vereniging met Hem.
Dit was niet bedoeld als onderonsje, maar een grondleggend onderdeel voor
het toekomstige gemeente-zijn. De Gemeente van Christus, met haar Christusprediking.
De prediking dat Christus de Heiland van deze wereld is. Want zo verkondigt
het Johannes-evangelie het in de woorden van de Christus : 'Wie mijn vlees
eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven.'
Om deze belofte en verwachting heeft Christus’ leven een onvergelijkbare
en onvervangbare waarde.
W. Baan, 20 juni 2004
|