studieartikel
Een antwoord van ds W. Baan


Gaan ongedoopte kinderen verloren?

Het volledige artikel IX in de Augburgse Confessie luidt als volgt:

Over de Doop wordt geleerd, dat die noodzakelijk is voor het heil, en dat door de Doop Gods genade wordt aangeboden.
Ook wordt geleerd dat kinderen gedoopt moeten worden, en dat zij door die Doop aan God aangeboden en door Hem in genade ontvangen worden. Vervloekt worden de Anabaptisten, die de kinderdoop verwerpen, en ervan overtuigd zijn dat kinderen zonder de Doop gered worden.

tekst:
'Witte Zwanen'
Boekencentrum 1987

Het is de vraag of ds Van der Bas deze tekst onder ogen heeft gehad voordat hij zijn lezing hield. Het is bij een eerste kennisname al duidelijk, tegen welke groep dit artikel verzet aantekent: de Anabaptisten (letterlijk: Wederdopers). Zij worden in kerkhistorische publicaties ook wel Dopers genoemd. Deze beweging is geen direct gevolg van de Reformatie, al zijn er wel vertegenwoordigers aan te wijzen die eerst waren geïnspireerd door Luther maar later radicaal werden.
Deze groepering kreeg aanvankelijk de naam Wederdopers, omdat zij bij mensen die als pasgeborenen gedoopt waren, aandrongen op het ontvangen van wat zij een 'echte doop' noemden. Alleen iemand die bewust tot geloof komt, kan gedoopt worden, aldus de Wederdopers. Dat is een Doop op belijdenis. Zij verzetten zich tegen de kerkelijke leer dat op grond van het doopbevel van Christus 1) ook pasgeboren kinderen gedoopt moeten worden.
De Wederdopers vonden het onzinnig dat de Kerk leerde, dat ook pasgeborenen de Doop nodig hadden tot behoud. Het is in de controverse met hen dat onze Augburgse Confessie de kinderdoop verdedigt en ontkent dat kinderen zonder Doop gered worden.

In de periode dat ik godsdienstleraar was, kwam ik bij reformatorische ouders op huisbezoek. Zij stelden dat de Doop van hun kinderen slechts een ceremonie was indien zij niet op een bepaald moment wedergeboren zouden worden. Een typische gedachtegang die beslist niet calvinistisch, laat staan luthers is. Want zo wordt de Doop als woord van belofte en bad der wedergeboorte ondergeschikt gemaakt aan wat een individuele persoon ervaart.
Zelfs binnen de Gereformeerde Bond erkennen predikanten en andere theologisch geschoolden, dat er sterke anabaptistische onderstromingen in de streng-reformatorische gezindte zijn. Het is dan ook niet vreemd, dat uit die gezindte een voortdurend verloop richting evangelikale bewegingen is.
In de evangelikale gemeenten en in de reeds langer bestaande pinksterkerken is het gebruikelijk, dat de overkomers gedoopt worden nadat zij een persoonlijke geloofsbelijdenis hebben gedaan.

Luther is er van overtuigd, dat de Doop een werkzaam Sacrament is. Het is echter geen magie (waardoor de Doop een automatische heilswerking heeft) maar wel een genadewerk van God: het geloof wordt de pasgeborenen geschonken en de zonden afgewassen in dit bad der wedergeboorte. Maar het geloof moet gevoed worden en sterker worden, want anders zal het gedoopte kind bij het opgroeien Gods genade niet kunnen beamen.

Rest ons de vraag, of artikel IX van onze Augsburgse Confessie niet te beknopt is. Moeten wij dan geloven, dat wanneer een kind onmiddellijk na de bevalling van de moeder sterft en niet gedoopt is, dit kind verloren is?
Dit zou ik een grensgeval willen noemen. Artikel IX gaat daar niet over. Artikel IX wil alleen stellen: is de Doop noodzakelijk voor het heil, dat geldt dat ook voor pasgeboren kinderen. Een grensgeval laten we aan God over, wij spreken geen oordeel of beslissing uit. Wij zijn slechts gebonden aan Christus' doopbevel.

De vervloeking die over de desbetreffende Anabaptisten wordt uitgesproken, houdt in, dat zij niet tot de kerkelijke gemeenschap worden gerekend. Dat is dus wel iets anders dan een absolute veroordeling - want in het krantenbericht lijkt het er op, dat ds Van der Bas dit zo interpreteert. (zie aldaar)

1) Matth. 28:19, Markus 16:16

Kunnen gelovigen de heilige Geest verliezen?

Het volledige artikel XII in de Augsburgse Confessie luidt als volgt:

Over de boete wordt geleerd, dat zij die na de Doop zondigen te allen tijde vergeving van zonden krijgen, als zij zich bekeren. En er wordt geleerd dat de Kerk aan degenen die boetvaardig terugkeren vergeving moet schenken.
Het wezen van de boete bestaat uit deze twee delen: het ene is berouw of angst van het geschokte geweten, dat de zonde erkent. Het andere is het geloof, dat door het evangelie of de absolutie geschonken wordt. Dat geloof vertrouwt erop dat vanwege Christus de zonden vergeven worden, en het geweten getroost en van angsten bevrijd wordt. Dan moeten de goede werken volgen, die de vrucht van de boete zijn.

Vervloekt worden de Anabaptisten, die ontkennen dat degenen die eenmaal gerechtvaardigd zijn de Heilige Geest kunnen verliezen. Ook worden degenen vervloekt die beweren, dat de gerechtvaardigden in dit leven een zodanige volmaaktheid bereiken, dat zij niet kunnen zondigen.
Tevens worden de Novatianen vervloekt, die weigeren om degenen, die na de Doop gezondigd hebben en boete doen, de absolutie te geven. Ook worden diegenen verworpen, die niet leren dat de vergeving van zonden door het geloof verkregen wordt, maar die ons opdragen de genade door onze genoegdoeningen te verdienen.

Tekst:
'Witte Zwanen'
Boekencentrum 1987


Dit artikel is in eerste instantie gericht tegen een kerkelijke praktijk van eisen stellen aan boetvaardigen. Het geven van de absolutie is onder een extra voorwaarde: naast berouw en zondenbelijdenis wordt ook genoegdoening geëist. Deze genoegdoening is dan wel een kerkelijke straf, maar suggereert toch, dat berouw en zondenbelijdenis niet voldoende zijn. Het gevaar is dan, dat de Kerk tussen de vergevende God en de boetvaardige zondaar komt te staan. Ook wordt zo tekort gedaan aan de verzoening die in Christus is.
Er moeten wel goede werken zijn, maar enkel als vrucht van de boete.

Er zijn Wederdopers geweest die een christelijke volmaaktheid mogelijk achtten: aanhangers van het zgn. perfectionisme. Zij die gerechtvaardigd zijn, verliezen de Heilige Geest nooit meer en leven vrij van zonden.
Het is de Augsburgse Confessie er om te doen, deze pretentie te bestrijden. Want de apostel Johannes zegt duidelijk in zijn eerste brief (1:8-10): Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf. Maar indien wij onze zonden belijden, God is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven.
Deze woorden zijn in overeenstemming met al wat Christus en ook de overige apostelen leren, en sluiten naadloos aan bij een tekst in het Hebreeuwse bijbelboek Spreuken: Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen (28:13).


'Ons Avondmaal' te rooms ...?

Het volledige artikel X in de Augsburgse Confessie luidt als volgt:

Over de maaltijd van de Heer wordt geleerd, dat lichaam en bloed van Christus waarlijk aanwezig zijn en uitgereikt worden aan degenen die deelnemen aan het Avondmaal.
Verworpen worden degenen die een andere leer aanhangen.

tekst:
'Witte Zwanen'
Boekencentrum 1987


Lutherse avondmaalsleer aangevallen

Er is altijd al veel te doen geweest over het Heilig Avondmaal – de leer en de deelname. Dit jaar krijgen we te maken met de zoveelste aanval door strenge calvinisten. Eén van de predikanten die hoort bij Hersteld Hervormde Kerk in oprichting geeft ons, lutheranen, de schuld – wij en onze lutherse geloofsbelijdenis zijn de oorzaak, waarom zij de Protestantse Kerk in Nederland onaanvaardbaar vinden. Afkeurend wordt over onze avondmaalsleer en onze avondmaalsviering gesproken: 'Veel te rooms !'

Calvinisten zelf...?

Ook bij de gereformeerde, calvinistische avondmaalsviering zijn roomse overblijfsels. De rol van de predikant, die als enige het recht heeft om in de avondmaalsviering voor te gaan! Dat is een overblijfsel van de roomskatholieke opvatting, dat de bisschoppen, als rechtstreekse opvolgers van de apostelen, de ware ambtsdragers zijn. Alleen wie door een bisschop is gewijd kan, als 'priester' geldig de sacramenten bedienen. De protestantse kerken kennen zo'n ambt(svisie) niet.
Lutheranen geven ieder kerkenraadslid het recht, om in geval van plotselinge verhindering van de predikant, in de avondmaalsdienst voor te gaan. Maar in de nieuwe kerkorde van de pkn is daarin niet voorzien. Dát kan een roomse wending genoemd worden.

Avondmaalsmijding

Bij strenge calvinisten is de schroom groot om deel te nemen aan het Heilig Avondmaal. Zij voelen zich te zondig, ze vinden zich onwaardig, ze zeggen dat ze niet wedergeboren zijn... Hier zetten mensen zichzelf in het middelpunt. Blijkbaar is niet doorslaggevend de uitnodiging van de gastheer, maar een zelfbeeld. Hoe zij zichzelf zien, wat zij voor zichzelf belangrijk vinden.
Mensen die almaar met hun eigen bekering bezig zijn, maakt het kopschuw wanneer zij zien hoe hier, in een lutherse Gemeente of in een roomskatholieke Parochie, in principe alle aanwezigen aan het Heilig Avondmaal deelnemen.

Christus roept

Wij ontvangen het lichaam en bloed van de Christus niet omdat wij allen bekeerd, gelovig en vroom zijn...! Wij gaan ten Avondmaal omdat de Christus zelf ons roept! Wij ontvangen Hem daar op zichtbare wijze, even zeker als wij Hem in de verkondiging op hoorbare wijze ontvangen. Het gaat dus om de Christus zelf, en niet in de eerste plaats om mooie lessen en herinneringen.

'In, onder en met'

Wij belijden, dat wij in, onder en met brood en wijn het lichaam en het bloed van Christus ontvangen.
Dat zou dan ook ‘rooms' zijn... terwijl Luther met deze woorden enkel het evangelie zelf trouw wilde blijven. Christus geeft zichzelf, dat hoort bij de kern van het Evangelie.

De werkelijke aanwezigheid van Christus

Luther heeft zich verzet tegen de leer van de westerse middeleeuwse Kerk, de Kerk van Rome, dat de kern, het wezen van brood en wijn veranderden in het lichaam en bloed van Christus. Het ging hem om de Christus zelf en zijn aanwezigheid als Hoofd van zijn Kerk. Zo is Hij dan in, met en onder brood en wijn aanwezig. Verder moet je het niet willen uitleggen. Die aanwezigheid is krachtens het werk van de Heilige Geest. Wij bidden ook om zijn werkzame kracht.

'bij ons wordt geleerd...'

Dit zijn oud-kerkelijke overtuigingen. Onze Augsburgse Geloofsbelijdenis benadrukt dat, door telkens, bij elk artikel, te stellen: 'Bij ons wordt geleerd...' De bedoeling van al die artikelen was, te benadrukken dat wat lutheranen geloven, oud-kerkelijk is.

Het zichtbare Woord

Lutheranen hechten aan tastbaarheid en zichtbaarheid van brood en wijn. Het fysieke, het materiële, dienen de aanwezigheid van de Christus in het Heilig Avondmaal. Het hoort bij de kern van het Evangelie: God is in het vlees en bloed van ons mensen ingegaan.
Volgens het Johannes-evangelie zegt de Christus: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, tenzij u het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, heeft u geen leven in uzelf. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en ik zal hem opwekken ten uiterste dage. Want mijn vlees is ware spijs, en mijn bloed is ware drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik in hem.' - Johannes 6 : 54,55
Zijn vlees eten, zijn bloed drinken, dat is een liturgisch gebeuren, in het H. Avondmaal. Het is datgene wat we bij andere protestantse geloofsgemeenschappen node missen: men kan daar niet liturgisch vieren en al helemaal niet sacramenteel denken.

Gemeente zijn

Het al te vaak wegblijven van het Heilig Avondmaal is een miskenning van de oproep van de Christus, maar ook een miskenning van Christus zelf. Een versmaden van een feestelijke, en gezamenlijke vereniging met Hem. Dit was niet bedoeld als onderonsje, maar een grondleggend onderdeel voor het toekomstige gemeente-zijn. De Gemeente van Christus, met haar Christusprediking. De prediking dat Christus de Heiland van deze wereld is. Want zo verkondigt het Johannes-evangelie het in de woorden van de Christus : 'Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven.'
Om deze belofte en verwachting heeft Christus’ leven een onvergelijkbare en onvervangbare waarde.

W. Baan, 20 juni 2004

deze pagina hoort thuis op www.luthersdordt.com