Bestek
en conditiën
met
bijbehoorende tekening voor de vervaardiging
van een Nieuw Kerkorgel in de kerk de Hervormde
gemeente te Leerbroek van J.F. Kruse
voorheen W. Hardorff Orgelfabrikant te Leeuwarden
Het orgel zal zijn een achtvoetswerk een klavier
en aangehangen pedaal.
De navolgende dispositie van de stemmen is
alsvolgd:
- Prestant 8 voet
engelsch tin in't front gepolijst
- Petit Bourdon 8
voet
- Viool de Gamba 8
voet
- Octaaf 4 voet
- Fluit Lamous 4 voet
- Quint 3 voet
- Octaaf 2 voet
- Trompet 8 voet
- Ventiel
(werktuiglijk register)
Artikel
1. De orgelkast
De kast zal overeenkomstig de tekening van fijn
vurenhout gemaakt worden
Art. 2.
Het Ornamentwerk
Het ornamentwerk of snijwerk zal van fijn
grenenhout moeten zijn, zonder spint zuiver
uitgesneden.
Art. 3.
De windlade
De windlade met hare pijpstokkenroosterbord enz.
moeten van 1e kwalitiet zuiver uitgewerkt
eikenwagenschot worden vervaardigd.
Art. 4.
De blaasbalg
De blaasbalg zal van fijn vurenhout met eerste
kwaliteit schaapleder vervaardigd worden.
Art. 5.
De kanalen of windbuizen
Die zullen van grenen en van fijn schaapleder
vervaardigd worden.
Art. 6.
Het handklavier.
Het handklavier en het daarbij behoorende raam,
gemaakt van een zacht en rechtdradig
eikenwagenschot, zal in 54 toetsen accuraat
verdeelde strekking hebben van Groot C.
tot en met drie gestreepte f. Op de onder
toetsen zullen fijne witte plaatjes gelijmd
worden, de boventoetsen zullen van van ebbenhout
zijn. Het geheele raamwerk zal zwart gepolitourd
worden.
Art. 7.
Het voetklavier of pedaal.
Het pedaal zal in 20 toetsen verdeeld
worden loopende van Groot C tot en met
klein g, verder zal het pedaal zelve uit
wagenschoteikenhout vervaardigd worden
Art. 8.
De abstuctuur.
De welborden of ramen zullen van grenen en
eikenwagenschot zijn, de wellen en abstructuur
fijn grenen de winkelhaken van koper.
Art. 9.
De registertrekkers.
De registertrekkers zullen worden zwart
gepolituurt, met witte porseleinen plaatjes,
waarop de naam van het register staan zal.
Art. 10.
Het houtenpijpwerk
Het houtenpijpwerk zal uit fijn vurenhout
vervaardigd worden, van binnen met lijm en krijt
bestreken van buiten met olie en vernis, zoodat
men altijd het hout kan onderscheiden.
Art. 11.
Metalenpijpwerk
De frontpijpen zullen van Engelsch fijn tin met
een weinig lood vermengd vervaardigd worden
(anders kan men het tin niet verwerken) het
binnenpijpwerk van half en half (half tin half
lood)
Art. 12.
Conductors of windleiders.
De conducten, welke tot al het afgeleide pijpwerk
vereischt worden zullen, vloeibaar gebogen en sterk
gesoldeerd, van geplet spaansch lood
gemaakt zijn.
Art. 13.
Zamenstelling der tongwerken.
De tongen zullen van koper de bekers en voeten
zullen van metaal gemaakt worden.
Art. 14.
Toonshoogte.
De toonhoogte van het Orgel zal die van het
Ordinaire Orkest zijn, en de stemming van het
geheele werk naar eene welverdeelde
gelijkzwevende temperatuur zuiver worden
volbracht. op een luchtpersing of windzwaarte
van 28 - 30 graden.
Art. 15.
Materialen en bewerking.
Orgel vertrouwingszaak
Alle materialen zullen van het beste
genomen worden. (wat schrijft de heer M van't
Kruijs in een Orgelcourant. In dezen
beroep ik mij op de heer M. van't Kruijs, die
langen tijd de organist was van het grootste
orgel in Nederland, namelijk van dat te
Rotterdam. Volgens hem kunnen vele nieuwe orgels
van den tegenwoordige tijd slechts een halve eeuw
het gebruik doorstaan, om daarna zoo goed als
versleten te zijn, omdat de makers door op de
materialen te bezuinigen een weinig of veel
goedkoper kunnen leveren, MAAR dan ook ten
koste van de duurzaamheid van het instrument.
Hoe geheel anders is dat met de orgels van
vroegeren tijd, die eeuwen hebben stand gehouden
door dat bij de samenstelling het beste niet
te goed werd geacht. Hier blijkt goekoop
duurkoop te zijn en daarom wordt door mij alles
uitsluitend in de eerste kwaliteit geleverd,
opdat het nageslacht nog door de stichting
profiteeren kan. verder zal het werk zoo
ingericht zijn, dat men gemakkelijk bij alle
onderdeelen komen kan.
Art. 16.
Tot de geheele levering van het werk
Tot de geheele levering van het werk behoort te
zijn gerekend.
de
plaatsing van het orgel in de
kerk.
het
zuiver afstemmen naar
bovengenoemde gelijknoemende
temparatuur.
Het
schilderen en vergulden van het Orgel
Uitgezonderd
is:
De plaats waarop het orgel staan moet met
kroonlijst en kleine lambriseering komen voor
de rekening van de Heeren Kerkvoogden.
Art. 17
Tijd voor de vervaardiging.
De orgelfabrikant of vervaardiger moet tijd
hebben voor solied werk te kunnen leveren
ten minste een jaar of nog liever veertien
maanden na goedkeuring van dit bestek als er geen
ziekte tusschen beide komt, daar kan eene
gemeente bij deze bepaling gerust zijn, dat alles
goed droog is, en dat is eene vaste vereischte
bij een kerkorgel.
Art. 18.
Reponderen van het werk.
Na de voltooiing van het werk geeft de fabrikant
eene garantie over een tijdvak van tien
achtereenvolgende jaren. Des noods wil hij voor
de deugd van het werk ook levenslang garantie
geven. Deze garantie bepaalt zich uitsluitend
tot gebreken ontstaan door schuld van hem
fabrikant. Den maker verbindt zich om jaarlijks
in het daarvoor geschikte seisoen, het
orgel te inspecteeren de intonatie op te zuiveren
voor een honorarium van F 48,50.
Art. 19.
Aannemingssom.
De fabrikant of aannemer zal voor de
vervaardiging van dit werk genieten:
de som van
TWEE DUIZEND VIERHONDERD GULDEN
Art. 20.
Termijn van betaling
Nader te maken conditiës
Art. 21.
Ook beloofd de fabrikant bij leven en welzijn het
Nieuwe Kerkorgel bij de eerste Godsdienstoefening
zelf te bespelen.
Leeuwarden: 18 October 1898
J.F. Kruse
|