Inhoud:
1. Inleiding
2. De andere kant
2.1 De andere kant van onszelf
2.2 De andere kant van relaties
2.3 Op zoek naar de Ander bij uitstek
3. Wie en wat ben ik als pastor?
4. Bij wijze van afsluiting.
1. Inleiding
Een klein zaaltje in de Bijlmerbajes waar ik katholiek geestelijk verzorger ben. Een groep gedetineerden verzamelt zich voor de gespreksgroep. Er is een twaalftal jongens (zoals gedetineerden vaak in een bajes genoemd worden) gekomen van zeer verschillende herkomst. Ze zitten rond de tafel: een Antilliaan, twee Surinamers, wat Nederlanders en ook twee Marokkaanse jongens.
Nog voor ik de groep begin, gewoonlijk met een korte inleiding over de bedoeling en de regels van de bijeenkomst, slingert één van de Marokkaanse jongens zijn thema de kring in: "Jullie denken dat alle Marokkanen niet beschaafd zijn, maar dat is niet waar, het zijn alleen maar die Berbers, die in het binnenland wonen". Ik verslik me even en de meeste anderen kijken een beetje schuin. Een Surinaamse jongen springt er vrijwel meteen op in. "Ja", zegt hij, "dat is bij ons ook zo. Iedereen denkt dat wij Surinamers onbeschaafd zijn, maar dat geldt niet voor bijvoorbeeld de Stadscreolen, wel voor de Boscreolen".
Ik verslik me bijna nog meer, maar voordat ik weer adem kan halen, zegt dezelfde jongen: "Dat zeggen de Stadscreolen wel, maar het is niet waar".
Vanaf dat moment ontspint zich een intercultureel gesprek over de oordelen die we allemaal hebben over onze eigen cultuur en over die van anderen en hoe makkelijk het altijd is om een andere cultuur te vinden die minderwaardig zou zijn aan de jouwe.
Waar in onze maatschappij vind je zo'n uitwisseling tussen verschillende culturen en dan ook in zo'n grote harmonie? Wellicht zijn er scholen te vinden waar jongeren uit verschillende culturele achtergronden samen optrekken, maar een huis van Bewaring of een gevangenis is in Nederland toch één van de weinige plaatsen waar zo veel verschillende culturen heel dicht op elkaar weliswaar gedwongen met elkaar samenleven.
Niet alle gespreksgroepen zijn zo inspirerend en kernachtig.
En alleen de allerbeste en allerslechtste onthoud ik. In deze bijeenkomst werden
binnen een uur in een rap tempo vooroordelen verbroken en leerde een Surinaamse
Stadscreool aan een Marokkaan dat een Berber net zoveel cultuur had als hij
zelf. Het thema ontstond volstrekt spontaan en dat wat ik voorbereid had bleef
lekker onder tafel. Maar de Marokkaanse jongen verwoordde met zijn abrupte
openingszet wel precies hoe hij zich bekeken voelde. Het gesprek dat volgde
leerde hem dat wat hij dacht niet zo uniek was. Ook een Surinamer zou zich
zo kunnen voelen. Maar door de speelse inbreng van zijn Surinaamse medegedetineerde
kreeg de Marokkaanse jongen ook nog de kans zijn gevoelens en ideeën eens
van een andere kant te bekijken. Die andere kant zien of ervaren, zo typeer
ik wel eens de doelstelling van het gevangenispastoraat. Doelstellingen van
pastoraat in het algemeen en van justitiepastoraat in het bijzonder kunnen
natuurlijk heel verschillend geformuleerd worden, maar als uitgangspunt van
deze brochure neem ik dat geestelijke verzorging in een Penitentiaire setting
helpt gedetineerden om op zoek te gaan naar de andere kant.
Terug naar Inhoud
2.1 De andere kant van onszelf
Op een keer ben ik bijna door een gedetineerde neergeslagen "gehoekt", zoals dat heet in bajestaal. Henk was geen kleine jongen. Ver buiten het milieu was hij bekend en zijn initialen stonden geregeld in de (regionale) kranten. Verschillende detenties zat hij bij ons en dan kwam hij altijd bij mij in de gespreksgroep en ook regelmatig op mijn kamer. Ik leerde hem kennen toen ik fris begon. Maar na een aantal jaren werd ik erg grijs en ook Henk werd niet bepaald jonger. Hij verloor zijn wilde haren wat en hij kwam minder vaak terug en was daar erg trots op. Hij zag dat terecht als een vorm van vooruitgang. Tijdens één van onze gesprekken hadden we het er weer eens over hoe Henk nu zo geworden was. Ik deed hem de suggestie om zijn levensverhaal eens op te schrijven. Henk begon aan zijn boek en binnen een paar weken had hij zeker dertig bladzijden. Het was een aaneenschakeling van verbijsterende feiten. Zo had hij op zijn achtste een revolver van zijn broer gekregen en daarmee op zijn negende zijn meester op school gedreigd. Henk wou graag over zijn "levensboek" praten en liet me elke keer zijn vorderingen lezen.
We spraken erover, in detail, en op een gegeven moment liet ik me ontvallen, dat hij gezien alles wat hij had meegemaakt en gedaan, toch eigenlijk heel slim was. Ik zag hoe hij verstijfde en als ik niet zijn pater was geweest dan had hij me in elkaar geslagen. Woedend was hij, hij liet zich niet in de maling nemen, iemand met niet meer dan een klas of drie of vier lagere school en die zo vaak vast gezeten had als hij kon toch niet slim zijn! En hoewel ik probeerde hem uit te leggen dat er verschillende soorten 'slim' zijn, hij bleef zichtbaar ontstemd. Het klopte niet met zijn zelfbeeld: hij was een domme aartscrimineel en iemand die zei dat hij slim was loog en daar hield hij niet van.
Mijn poging om hem te laten zien dat hij ook een slimme kant had, heeft te maken met de doelstelling van mijn pastoraat. De goede kant van Henk was ondergesneeuwd, hij had niet geleerd om aardig te zijn. Naar school gaan was geen grote waarde in zijn ouderlijk huis. Ik hoefde helemaal niet ver te zoeken naar zijn goede kanten. Hij was creatief en niet alleen in zijn criminele activiteiten, want als hij vast zat maakte hij op zijn cel altijd enorme tekeningen. Als ik hem vergeleek met andere gedetineerden had hij ook echt een groot verstand, weliswaar niet bepaald gepolijst, maar wel helder en snel.
Hij werd echter vooral op zijn criminele kant aangesproken, niet alleen door zijn makkers, maar ook door de mensen die (terecht) bang voor hem waren.
Bij een rechtszaak gaat het er vooral om een verdachte te beoordelen op wat hij/zij misdaan heeft. Officier van justitie, rechter, en medegedetineerden beoordelen hem/haar op zijn slechte kant. In zo'n rechtszaak is het zelfs vaak nadelig om schuld te bekennen, maar wanneer een gedetineerde geen schuld bekent neemt hij ook geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven.
En wanneer je eraan gewend raakt verantwoordelijkheid voor je daden te ontkennen, dan heb je nog minder kansen om je leven te veranderen (ik doe dit wel, maar het is de schuld van het systeem).
Juist met oog op het nemen van die verantwoordelijkheid beschik ik als geestelijk verzorger over een vrij uniek instrument: het op het biechtgeheim teruggaande ambtsgeheim. In alle vrijheid kan een gedetineerde met een geestelijk verzorger spreken over datgene waar hij zich allemaal schuldig aan weet. En over wat hij zou willen en daarom ook kunnen veranderen.
Geestelijke verzorging kan daarbij gedetineerden helpen om vooral ook oog te houden voor hun goede kant en om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leven. Het is de kunst van gelovig en ethisch leven om je zondige kant kleiner te maken en je goede kant groter onder andere door het zoeken naar het goede.
Een bijbelse tekst die dat verwoordt is Amos 5,14.15, waar
de profeet zegt dat zijn toehoorders het goede moeten zoeken en liefhebben,
maar het kwade juist niet moeten zoeken, maar haten. En in dit verband denk
ik ook aan die beroemde tekst van Paulus: "Onderzoekt alle dingen en behoudt
het goede" (1 Thess 5,21; zie ook 1 Petr 3,8-13)
Terug naar Inhoud
2.2 De andere kant van relaties.
Even belangrijk als de andere kant van jezelf is de andere kant van je relaties met mensen, zowel met je geliefden als met andere mensen. Bijvoorbeeld met je slachtoffers. Het mooiste voorbeeld daarbij is de man die een soort verhuisbedrijf begonnen was. Met een eigen auto, medewerkers met passende bedrijfskleding, maar dat was allemaal slechts dekmantel van een naargeestige activiteit. Na bestudering van overlijdensadvertenties keken zij of er in een huis van een overledene iemand achtergebleven was, en zo niet, dan haalde dit "officiële" verhuisbedrijf het hele pand leeg en verkocht alles. Dit soort bedrijven zijn er in allerlei soorten en begrafenisondernemers in grote steden houden er steeds vaker rekening mee en laten iemand op het lege huis passen.
Nu wil het geval dat een leider van zo'n bedrijf vast kwam te zitten, Hij had met zijn verhuisactiviteiten goed geld verdiend en daarmee zijn huis luxueus ingericht. Laat nou tijdens zijn detentie zijn vriendin een verhuisauto voor laten rijden, alles inladen en zonder achterlaten van een adres met de noorderzon vertrekken. Haar ex-vriend was woedend. Dat deed je toch niet, zomaar alles was hij kwijt. Hij somde de hele lijst op: een glazen tafel van tienduizend gulden, een dure televisie, en nog veel meer. Ik weet niet meer hoe hij reageerde, toen ik hem er voorzichtig op wees dat ik zijn eigen model herkende en dat zij alleen maar zijn voorbeeld volgde. Sindsdien heb ik dit verhaal verschillende malen gebruikt in privé-gesprekken, gespreksgroepen en ook wel tijdens de kerkdiensten in de prediking. Er wordt dan altijd wel gegniffeld vanwege de duidelijke herkenbaarheid van dit geval van 'de bedrieger bedrogen'.
Het geval van de verhuizer is een voorbeeld van een "boemerang" daad. Zo'n daad komt bij je terug. Dat komt ook omdat er vaak een relatie is tussen de manier waarop gedetineerden hun slachtoffers "mishandelen" en de manier waarop ze hun directe omgeving behandelen. Ze doen daarmee vaak (onbedoeld) het meeste pijn aan de mensen waar ze het meest van houden: hun kinderen, hun geliefden en hun ouders. Het lijkt zo leuk om veel geld te hebben en daarmee verschillende vriendinnen te hebben (te kopen), maar uiteindelijk zijn het je eigen kinderen (bij die verschillende vriendinnen) die de meeste tijd zonder vader zitten. Vastzitten in een bajes kan dan helpen oog te krijgen voor de manier waarop je je geliefden gijzelt.
De verhuizer ervoer onrecht in zijn privé situatie, maar zo voelde hij zelf wat hij andere mensen had aangedaan. Dat werd misschien wel het meest duidelijk in de relatie met de vriendin. Het leek erop dat hij vooral kwaad was over de verloren spulletjes, maar hij zag ook zijn vriendin als iets materieels. Door zonder gevoel veel van anderen te nemen, had hij haar liefde verloren en had zij zonder gevoel alles van hem weggenomen.
Juist in de vrije verhouding tussen een geestelijk verzorger
en een gedetineerde kan gesproken worden over het verband tussen je houding
ten opzichte van je slachtoffers en bijvoorbeeld je geliefde. Dankzij die vrije
positie van de geestelijk verzorger kan een gedetineerde proberen samen met
hem/haar te kijken naar de andere kant van zijn delicten en naar de manier
waarop zijn handel en wandel ook van invloed waren op de relatie met zijn vriendin.
Terug naar Inhoud
2.3 Op zoek naar de Ander bij uitstek
Met iemand de andere kant van zichzelf of van diens zaak zoeken lijkt wellicht moeilijk, maar niet onmogelijk, maar die derde doelstelling, gedetineerden iets te laten zien van de Ander bij uitstek, van God, lijkt voor menigeen misschien een stap te ver. En toch is die kant van mijn werk soms nog gemakkelijker dan die andere. Steeds weer vertellen gedetineerden me van hun onvermoede geloof en zelfs van hun zeer originele theologie. Ik denk bijvoorbeeld aan die zeer verslaafde man die me in een wat helder moment vertelt dat hij voor het spuiten altijd een weesgegroetje bidt.
Soms komt een gedetineerde vanuit zijn eigen leven tot theologische vondsten. Nooit zal ik dan ook de man vergeten die zei Kerstmis niet te vieren. Het was in de Advent dat ik hem voor het eerst opmerkte. Ik ging voor in een kerkdienst en sprak over de vier kaarsen van de Adventskrans die ons naar Kerstmis als feest van het licht leiden. Tijdens mijn preek stond een boom van een wat oudere man op, nam het woord en begon een verhaal over licht toelaten in je leven. Hij was een oud-commando en vertelde ontroerend over licht zien aan het einde van de tunnel. Toen hij was uitgesproken, besloot ik dan ook om maar niet meer verder te gaan met mijn preek en een lied te laten zingen. Het was goed zo.
Kort daarop organiseerden de dominee, de humanistisch raadsman en ik met hulp van veel ander personeel een kerstavond voor de gedetineerden. Ze kwamen bijna allemaal. Namens de moslims sprak de imam een kort woordje. Er was Surinaams eten, muziek van een band van gedetineerden en bewaarders en ook een korte kerstgedachte. Maar mijn reus die zo ontroerend had gesproken in de kerk ontbrak. In het nieuwe jaar liep ik in een gang tegen hem op. Hij vroeg om een gesprek en we gingen naar zijn cel. We spraken over zijn problemen en toen dat afgerond was vertelde ik hem hoe zijn toespraakje in de kerk me geraakt had. En ik vertelde dat ik hem gemist had op de kerstavond.
"Kerst vier ik niet", zei hij. "Ik vier de bruiloft van Kana, want zo heeft Jezus zich aan ons bekend gemaakt". Hij legde uit waarom Kerst voor hem geen betekenis had. Op die dag at hij alleen water en brood. Maar als de bruiloft van Kana herdacht werd dan vierde hij feest. Op die dag liet Jezus zien wie hij werkelijk was!
Toen hij klaar was, wilde hij nog dat ik met hem bad. Toen ik buitenstond realiseerde ik me dat het verhaal over de bruiloft van Kana vóór Vaticanum II op de 2e Zondag na Driekoningen gelezen werd. De man had dus gevoel voor de oude liturgische gedachte, dat de openbaring van Jezus onder de mensen in fases gaat.
Overigens moet ik nog wat over dat zoeken van de Ander bij uitstek, over het bidden kwijt. Niet alleen deze gedetineerde wilde graag met me bidden. Het cliché is dat nood leert bidden. De uitdrukking heeft een enigszins ambivalente ondertoon. Meer dan men verwachten zou in een wereld die zegt geseculariseerd te zijn en bij veel gedetineerden die vooral geloven in de mammon, klopt dat toch. Ze zijn zelden kerkelijk, maar vaak gelovig, zelfs als ze niets van huis uit mee hebben gekregen. De wereld van de straat, met de vele kruisjes, is een bedding voor godsvertrouwen in zeer verschillende vormen.
Toen ik pas in de bajes ging werken, wees een oude collega
me op een gedachte van Paulus. In Romeinen 5,20 zegt hij: "Waar de zonde groter
wordt, vloeit de genade over". Daar moet ik vaak aan denken, als ik weer eens
een gesprek heb met een gedetineerde, die groot geloof en dromen van een goede
toekomst paart aan allerlei soorten van door de wet veroordeeld gedrag.
Terug naar Inhoud
3. Wie en wat ben ik als pastor?
Als pastor wil ik de verhalen van de gedetineerden plaatsen in de grotere context van hun eigen levensverhaal, in de spiegel van de verhalen van anderen en in het licht van verhalen uit tradities als Oude en Nieuwe Testament en andere religieuze wijsheid.
Hoe kun je een gesprek met een gedetineerde plaatsen in zijn eigen levensverhaal? In de bovenverhaalde geschiedenis van Henk vertelde ik hoe hij zijn levensverhaal was gaan schrijven. Dat hielp hem om meer oog te krijgen voor de betekenis van zijn verleden voor heden en toekomst. En door het krijgen van een verleden gaf het hem meer macht over het stuur van zijn leven in de toekomst.
Ook het geconfronteerd worden met het verhaal van een ander kan licht werpen op je eigen geschiedenis. Het verhaal over de verhuizer, een verhaal dat ik samengesteld heb aan de hand van ervaringen met meerdere gedetineerden, levert altijd herkenning op als ik het als voorbeeld gebruik. Iedereen in de bajeskerk weet dat het niet precies zo is gebeurd en toch (of misschien wel daarom) is het zo levensecht dat het een licht werpt op hun eigen leven.
Ook bijbelse verhalen zijn ervaring, gestolde ervaring en de kunst is om die door onze levensadem weer te ontstollen, weer levend te maken. Hoe kun je nu het verhaal van mensen plaatsen in het grotere geheel van bijbelse en religieuze wijsheden? Dat kan wanneer men de overeenkomsten ziet tussen de ervaringen neergeslagen in de bijbelse verhalen en de eigen ervaringen nu. Ik geef weer een voorbeeld.
Ik leidde eens een kerkdienst over het bijbelboek Prediker. Daarbij vergeleek ik de ik-figuur, een oerscepticus met een kankerende verkoper van de Albert Cuyp markt in Amsterdam. Op het moment dat ik dat zei zag ik de cocaïnebaron op de eerste rij grijnzen. Hij was Amsterdammer en kende de markt door en door. Het kwartje was gevallen.
Door Prediker te vergelijken met een koopman van de Albert Cuyp zag hij in dat de scepsis van veel moderne mensen ook al in de Bijbel te vinden is. En dat de worsteling en de wijsheid van Prediker (en Job, Jesaja, Mozes, Jan de Doper en Jezus) hem en mij verder kunnen helpen bij ons eigen zoeken.
Of wanneer we in de Meimaand " Let it Be" zingen. Waarom? Omdat John Lennon daarmee een gebed aan Maria in een vorm van de 20e eeuw heeft gegoten. Wanneer je "Let it Be" legt naast allerlei eigenschappen van Maria, dan zie je hoe de "mother Mary" uit dat lied zeer veel overeenkomsten vertoont met de moeder van Jezus (die naar mijn overtuiging diezelfde Maria is).
Zo mag de pastor met behulp van allerlei verhalen de levenservaringen
van gedetineerden nieuwe perspectieven geven.
Terug naar Inhoud
4. Bij wijze van afsluiting
"Bart, wil jij even naar cel 22 gaan. Er is geen land met die man te bezeilen. Hij scheldt ons helemaal stijf, de psychologe heeft hij er ook al uit gezet. Hij ziet er niet uit, misschien heeft hij wel een ziekte onder de leden. Nou ja, dat zie je gauw genoeg" zegt Rafaël, een vaderlijke Antilliaanse bewaarder, en hij brengt me direct naar de man toe. Ik kom de cel binnen. De gordijnen zijn dicht. Soms doen gedetineerden dat om de tralies niet te hoeven zien en ook de rest van de werkelijkheid enigszins buiten te sluiten. Op het bed zit een lange man met Indonesische trekken. Hij heeft een zijdeachtige gele blouse aan, ooit duur geweest, maar nu kapot. Ondanks enkele zweren en een gehavend uiterlijk kan ik zien dat het eens een mooie jongen moet zijn geweest. Ik probeer wat met hem te praten. Hij komt inderdaad uit Indonesië. Hij moppert op het personeel dat te weinig voor hem doet. Zijn verhaal komt er half uit. Een vriend zou dìt voor hem doen, een ander heeft dàt gelaten, de hele wereld is tegen hem en laat hem in de steek. Hij zit er bij als boos kind dat gewend is om altijd zijn zin te krijgen. Luisterend naar zijn verhaal en naar de taal van zijn gezicht en lijf, hoor ik, zie ik, die eens zo mooie jongen. Die oudere rijke heren genoeg kon krijgen om zich door hen te laten fêteren en betalen. Maar nu is hij ziek en ziet er niet meer uit. Letterlijk en figuurlijk iemand om alleen nog maar met handschoenen aan te pakken. Toch zit hij er nog altijd bij als een prins. Hij heeft een hele lijst van wensen. Hij wil vooral meer medicijnen en methadon. Ik leg hem uit dat ik geestelijke verzorger ben en daar niets aan kan doen, maar dat ik wel in zijn verhaal geïnteresseerd ben. Als hij merkt dat er niets bij mij te halen valt, ontspant hij wat en moppert en vertelt maar door. Een grote golf van al maar doorgaande verhalen overspoelt me. Dan zeg ik bij een ingeving, dat ik hem wel kan zegenen. Plotseling kijkt hij me aan en bijna blij zegt hij letterlijk: "Dat heb ik nog nooit gehad".
Ik vraag hem te gaan staan en leg mijn handen op zijn hoofd en bid over hem een variatie op het gebed over een ziek kind uit het oude missaal. Ik voel hoe hij ontspant. Als ik de cel verlaat kijkt de bewaarder, een oude rot in het vak, even naar binnen en zegt waarderend: "Wat heb jij met hem gedaan"? "Waarvoor ik hier ben, Rav", zeg ik. Een week later is de gekwetste prins alweer weg.
Ik heb geprobeerd hier in enkele verhalen de praktijk van het justitiepastoraat samen te vatten. Als pastor steun ik op de andere werkers in de gevangenis: mijn collega humanist, dominee of imam, een betrokken directielid, maar vaak op zo'n aardige, vooral ook deskundige bewaarder als Rafaël. Hij wees me op een jongen die volstrekt vast zat in zijn verslaving en absoluut niet meer de andere kant van zichzelf, zijn relaties met de wereld en van de hulpverleners in de bajes kon zien. Ik hoorde zijn verhaal aan, realiseerde me dat ik met redeneren of wat dan ook hem nooit zou kunnen bereiken. Maar door hem te laten opstaan - letterlijk - en uit oude wijsheid de zegen te geven, ervoer hij iets totaal anders en kreeg hij even rust.
In dit geval weet ik niet hoe het verder met hem is gegaan.
Soms ben je als pastor echt alleen maar een voorbijganger in iemands leven.
Maar waar het mij om gaat, is dat het hier wel lukte hem een andere kant te
laten beleven, ook al was het maar even.
Terug naar Inhoud
Dit is een bewerking van een artikel van dr. B.Koet
Bart Koet is R.K. geestelijk verzorger
in de P.I. Overamstel te Amsterdam.