1. Waarom Justitiepastoraat?
Op grond van de Wet
In artikel 6 van de Grondwet is vastgelegd dat iedereen het recht heeft om zijn of haar godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven. Om dit recht inhoud te geven zijn er geestelijk verzorgers aan iedere justitieinstelling verbonden. Eventueel kan ook op verzoek van een gedetineerde een geestelijk verzorger van buiten de inrichting toegang verleend worden. Het management van de inrichting is in ieder geval verplicht gedetineerden in de gelegenheid te stellen persoonlijk contact te onderhouden met een geestelijk verzorger en bijeenkomsten bij te wonen van godsdienstige en levensbeschouwelijke aard. Alleen wanneer orde en veiligheid in gevaar zouden kunnen komen kan dit recht beperkt worden.
Het belang dat aan geestelijke verzorging gehecht wordt blijkt onder meer uit het stands- of ambtsgeheim, dat zowel geestelijk verzorger als gedetineerde de garantie geeft dat wat in vertrouwen besproken wordt niet in de openbaarheid komt. Het kan zelfs niet ter kennis van de rechter gebracht worden. Gedetineerde en geestelijk verzorger kunnen er dus van uitgaan dat dit ambtsgeheim gerespecteerd wordt. Zo wordt voorkomen dat vrees voor openbaarwording iemand ervan weerhoudt om de bijstand en hulp te vragen die hij of zij nodig heeft.
De wetgever heeft er dus het belang van gezien dat er binnen de samenleving bepaalde personen zijn bij wie men raad kan vragen en aan wie men problemen kan toevertrouwen en die op grond van de aard van hun beroep geheimhoudingsplicht hebben. Er is maar één uitzondering op deze regel: dat is wanneer er een afweging gemaakt moet worden tussen het ambtsgeheim en het feit dat het toevertrouwde de vrees rechtvaardigt dat de gesprekspartner of een ander ernstig (levens)gevaar loopt.
In het verlengde hiervan is de maatschappelijk. relevantie van de geestelijke
verzorging in inrichtingen van Justitie duidelijk: zij kunnen vertrouwensrelaties
opbouwen met mensen die veelal geen vertrouwen kunnen geven en ontvangen. Voor
medemensen die vanwege een delict zijn vastgezet vervullen justitiepredikanten
zo een brugfunctie naar de samenleving. Hierbij doen zij regelmatig een beroep
op kerkelijke vrijwilligers om het contact van gedetineerden met de samenleving
verder inhoud te geven.
Terug naar Inhoud
Op grond van levensvragen en zingeving
Geestelijke verzorging in een inrichting van Justitie is onderdeel van de algehele zorg voor gedetineerden. Ze wordt geboden vanuit de overtuiging, dat er aandacht moet zijn voor zowel de lichamelijke en psychische kanten van hun leven als voor de godsdienstige en levensbeschouwelijke kanten daarvan. Vooral in het begin van de detentie worstelen velen met existentiële problemen, met name met levens- en zingevingvragen. Geestelijk verzorgers zijn erin geschoold om professioneel en zorgvuldig om te gaan met zulke vragen en problemen.
In latere fasen kan het gedetineerd zijn regressie en apathie in de hand werken door de enorme inperking van de eigen verantwoordelijkheid en het overgeleverd zijn aan beslissingen van het systeem.
Geestelijke verzorging levert dan een bijdrage aan het tegengaan hiervan, vaak in samenwerking met andere disciplines. Uiteraard met inachtneming van het ambtsgeheim. Interdisciplinair overleg wordt belangrijk geacht omdat de problematiek waarmee men geconfronteerd wordt vaak moeilijk en ingewikkeld is.
Omdat het beleid van de inrichtingen vooral gericht is op het ongestoord ten
uitvoer leggen van de straf krijgen veiligheid en beheersing grote nadruk. Daarom
is het van groot belang dat geestelijk verzorgers samen met de andere inrichtingswerkers
blijven opkomen voor menselijke waarden en zo zorg dragen voor het geestelijk
klimaat in de inrichting.
Terug naar Inhoud
Op grond van geloof en levensbeschouwing
Geestelijk verzorgers zijn niet alleen professionele begeleiders en hulpverleners. Zij dragen ook een geestelijk ambt. Daarmee staan zij in de traditie van een bepaald geloof of van een levensbeschouwing en hebben zij het vertrouwen van hun achterban (zendende instantie). Door gedetineerden kunnen zij dan ook aangesproken worden op hun zending. De kerken zien het als hun opdracht gevangenen niet aan hun lot over te laten en geven daaraan inhoud door geestelijk verzorgers af te staan voor het werk in de inrichtingen, op basis van de financiële mogelijkheden die de overheid biedt.
Naast de pastores zijn vele vrijwilligers vanuit de kerken bij het justitiepastoraat
betrokken. Zij komen onder verantwoordelijkheid van het justitiepastoraat de
inrichting in. Daar geven zij de kerkelijke betrokkenheid vorm door kerkdiensten
bij te wonen, aan groepsgesprekken deel te nemen en door het bezoeken van individuele
gedetineerden, wanneer dat gewenst is..
Terug naar Inhoud
2. Op welke doelen richten geestelijk verzorgers zich?
Geestelijk verzorgers streven het welzijn van mensen na vanuit hun eigen geloofstraditie. Zij proberen vooral betrouwbare gesprekspartners te zijn voor de gedetineerden en benaderen hen zo positief mogelijk, waarbij zij er van uit gaan dat:
Geestelijk verzorgers streven geen neutraliteit of partijdigheid na. Zij proberen
in hun werk naar een evenwicht zoeken tussen hun verantwoordelijkheid ten opzichte
van hen die een straf moeten ondergaan en hun loyaliteit aan hen die de taak
hebben die straf ten uitvoer te leggen.
Terug naar Inhoud
3. Hoe trachten zij hun doel te bereiken?
Allereerst trachten geestelijk verzorgers hun doel te bereiken door aanwezig te zijn. Hun aanwezigheid en hun aanbod onbevooroordeeld te willen luisteren maakt dat mensen met hun (levens)verhalen komen.
Ten tweede trachten zij hun doel te bereiken door pastorale hulp te verlenen in de vorm van het voeren van intensieve individuele gesprekken, waarbij met name gepoogd wordt om de eigen bronnen van levensbeschouwing en geloof van hun gesprekspartners vruchtbaar te maken.
Ten derde doen zij een verzorgingsaanbod dat met hun ambt samenhangt. Zij gaan voor in kerkdiensten, bedienen sacramenten en organiseren catechese- en bijbelstudiegroepen. Daarbij gaat het om het persoonlijke beleven van geloof en van de gemeenschapvormende kanten daarvan in het bijzonder.
In de vierde plaats wordt op geestelijk verzorgers met grote regelmaat een beroep gedaan door mensen die zich zijn gaan beseffen, dat zij in hun leven zijn vastgelopen en die zich zijn gaan afvragen wat de zin van hun leven is. In individuele- en groepsgesprekken wordt aan hun nood tegemoet gekomen.
Om hun doel te bereiken zullen geestelijk verzorgers verder doorverwijzen. Zij krijgen in hun werk te maken met mensen die, afgezien van vele verschillen, toch een aantal gemeenschappelijke kenmerken hebben.
Vaak hebben zij niet zozeer last van schuldgevoelens, als wel van schaamte. Anderen zien zichzelf als mensen die niet alleen iets slechts gedaan hebben, maar ook zelf slecht zijn. Zij voelen zich waardeloos en trachten dat nog al eens te compenseren door de één of andere vorm van zelfbedrog, door bijvoorbeeld zich te plaatsen in de rol van slachtoffer. Anderen voelen zich voor alles machteloos. Een groot aantal is verslaafd aan alcohol of drugs.
Geestelijk verzorgers ontmoeten regelmatig gedetineerden die zij in relationeel opzicht als arm ervaren. Of bij wie weinig basisvertrouwen is te vinden. Eenmaal via de detentie verbannen uit de samenleving, wordt het contact met anderen en met de gemeenschap nog problematischer.
Menigeen kost het moeite om een realistische kijk op het leven te bewaren. Zelfreflectie of het maken van een levensplan kost grote moeite. Geestelijk verzorgers zullen daarom samenwerking met een psycholoog of psychiater zoeken. Een gedetineerde met overwegend psychiatrische problemen zal verwezen moeten worden. In een andere geval kan geregeld overleg op zijn plaats zijn.
Tenslotte zal een geestelijk verzorger een gedetineerde die een beroep op hem/haar doet met respect benaderen. En al het mogelijke doen om zoveel veiligheid te bieden, dat er gezocht kan worden naar de eigen rol in de problematiek die speelt. Aan de bijbel ontleende beelden en verhalen blijken daarbij belangrijke hulpmiddelen te zijn om te komen tot verheldering en zelfreflectie.
Een meer reële kijk op de eigen persoon is helend en kan de weg vrij maken
om te komen tot een nieuwe kijk op het leven en tot een haalbaar levensplan.
Wat er weer toe kan leiden dat iemand (opnieuw of voor het eerst) een plek in
de gemeenschap kan innemen.
Terug naar Inhoud
De taken die de geestelijk verzorger te vervullen heeft liggen in het verlengde van het voorgaande en zijn tenminste de volgende:
Initiatieven zijn in de eerste plaats gericht op het leggen en onderhouden van contacten. Daarbij vormt de vertrouwensrelatie de basis op grond waarvan gewerkt kan worden.
De geestelijk verzorger nodigt uit tot het vertellen van het levensverhaal en zoekt daarin naar de sporen van een levensvisie, een leidmotief, naar resten van geloof, naar de positieve en sterke kanten van de gesprekspartner en naar diens normen en waarden. Religie wordt daarbij niet alleen als een gave, maar vooral ook als een opgave gezien, waarvoor ieder mens is gesteld. Het zoeken naar de zin van het leven wordt serieus genomen. Binnen een sfeer van acceptatie en respect wordt het initiatief genomen tot confrontatie met de werkelijkheid.
Voorts wordt gepoogd via groepsgesprekken en kerkdiensten een brugfunctie te vervullen tussen gevangenen onderling en tussen hen en de gemeenschap buiten.
Temidden van vaak uitzichtloze situaties zoekt de geestelijk verzorger, met het oog op het welzijn van zijn/haar gesprekspartner(s), naar bronnen waaraan levenszin valt te ontlenen en naar haalbare en hoopvolle perspectieven.
In dit licht moeten ook de vele projecten op het terrein van de nazorg gezien
worden, die door justitiepredikanten zijn opgestart.
Terug naar Inhoud
Naar dr. M.B. Blom: Geestelijke verzorging; een verklaring. In: Taken en Voorwaarden, Den Haag 1995.
Literatuur:
-Ambtsgeheim, een zaak van vertrouwen en integriteit; uitgave:
Bureau Hoofdpredikant en Bureau Hoofdaalmoezenier, redactie: dr. M.B. Blom;
Den Haag, juli 1990
-Geestelijke verzorging in penitentiaire inrichtingen in Nederland; herziene
uitgave; Den Haag, 6 november 1990