Terug naar Zandschrift jg8 nr1
1 afrik 1 aan het woord
door Jean-Pierre Niati *
Inhoud:
Inleiding
Een ontmoeting die verandering bracht
Van Tilburg via de Noordsingel naar Krimpen aan den IJssel
Elke bloem heeft zijn parfum
Koffie aangeboden
Het zwoegen met de Nederlandse taal
Multiculturele bajes, met open ogen bidden
Ik ren niet, dus ik...ben
"Als ik mijn armen kruis, kan God er niks in leggen"
Enkele weken geleden werd ik namens de redactie van Zandschrift benaderd door collega Ryan van Eijk met het verzoek of ik een bijdrage wilde schrijven over hoe mijn Afrikaans pastor zijn beïnvloed wordt door de Nederlandse cultuur en wat er over en weer is (af) te leren. Ik heb lang getwijfeld voordat ik dit verhaal schreef. Maar ik heb uiteindelijk al mijn moed bij elkaar geraapt, omdat delen met anderen vreugde brengt en verrijkt.
Toen ik hier in 1989 kwam, kon ik moeilijk met de mensen communiceren. Om de taalbarrière af te breken begon ik Nederlands te leren. Veel mensen vroegen mij in die tijd of het wel zinvol was voor een Franstalige om dit te doen. Opvallend was: men wilde bijna alles van mij weten, maar van hen zelf kwam niks.
Een ontmoeting die verandering bracht
In het begin van mijn verblijf hier maakte ik kennis met een Nederlandse priester, Pierre Don, uit het Bisdom Breda, die in 1995 overleden is. Ik had hier geen familie, maar God had iemand op mijn weg geplaatst. De eerwaarde Pierre Don had begrip voor mijn problemen. Zijn houding tegenover mij had ik toen van een Nederlander niet verwacht. Onze ontmoeting gaf mij "andere ogen", een andere kijk op de Nederlandse maatschappij. Dit contact gaf mij een klein beetje het gevoel dat ik hier niet alleen een "vreemdeling" was, maar ook een mens. Hij durfde het om een stap naar mij te doen. Dit motiveerde mij vervolgens om ook een stap in de richting van de Nederlandse cultuur te maken. Ik zou in dit verband graag een Arabisch gezegde gebruiken om deze ontmoeting te benadrukken:
Toen ik U van ver zag, dacht ik dat U een reus was.
Toen ik dichter bij U kwam, ontdekte ik dat U een mens was.
Toen U mij een hand gaf, heb ik herkend
dat U mijn broer was.
Tijdens mijn studies op de Theologische Faculteit had ik maar één idee: ik wilde ziekenhuispastor worden. Daar ging ook mijn scriptie over. Wanneer een hoofdstuk klaar was maakte ik een afspraak met mijn scriptiebegeleider. Vroeg in de ochtend was ik in zijn kantoor. "Ik haal een kopje koffie voor jou. Ik heb er al é
én op", zei hij tegen mij. Ik had echter helemaal geen zin in een kopje koffie. Ik dronk de koffie dan ook niet als teken van gastvrijheid, maar omdat volgens de gewoonte van mijn cultuur "nee" zeggen tegen iemand, die voor mij de maan en de zon had gezien, onbeleefd is. Met de uitdrukking 'mensen die voor mij de maan en de zon gezien hebben' bedoel ik mensen die voor mij geboren zijn. 'Nee' zeggen tegen iemand die een hogere functie bekleedt is ook onbeleefd, want zo iemand is "dichter bij de Suprême, God en de voorouders".
Het gesprek bij die professor verliep erg moeizaam. Hij liet mijn papieren op de grond vallen en zei met een sluwe glimlach: "Wat kunnen wij als Nederlanders leren van het Afrikaanse pastoraat?" Later verdedigde hij zich: "Dat was maar om je te prikkelen." Deze manier van omgaan met mij vond ik helemaal niet fijn of prettig.
In de loop van die dag had ik ook een college van professor Gerard Lukken. Hij vertelde iets over de Kongolese ritus van de viering. Hij zei dat men er iets van zou kunnen leren. Kijkend naar mij vroeg hij of ik al een onderwerp had voor mijn scriptie. Tijdens de pauze besloten wij samen dat mijn scriptie over de Kongolese liturgie zou gaan...
Ondanks alles bleef ik aan mijn oorspronkelijke doel vasthouden: pastor worden in een ziekenhuis. Ik volgde toen een pastorale begeleiding in het Bisdom Breda en werd begeleid door eerwaarde heer Pierre Don en de eveneens al overleden pater Jan van der Meer (assumptionist). Zij begrepen mij heel goed. Ik ging mijn pastorale stage lopen in de parochie Breda - Haagse Beemden onder begeleiding van pastor Jos Zwetsloot (hij werkte ook als justitiepastor). Hij was het die mij naar het Huis van Bewaring "De Koepel" stuurde om gesprekken te voeren met de daar verblijvende Franstalige gedetineerden. Het was moeilijk om binnen te komen. Zo was er de Penitentiaire Inrichtingswerker (PIW-er), die mij vergezelde naar de cel van degene die ik ging bezoeken, en mij pardoes opsloot in de cel. Excuses werden later aangeboden. Maar dit voorval gaf mij een bijzonder vreemd en onaangenaam gevoel. Pastor Jos Zwetsloot zei regelmatig tegen mij: "Jij zou beter als justitiepastor kunnen werken." Maar ik had inmiddels besloten dat ik nooit in een gevangenis zou werken.
Toen mijn eerste begeleider overleden was werd ik door pater Jan van der Meer, mijn tweede begeleider, aanbevolen aan de hoofdaalmoezenier, John Hendrickx. De pater zei tegen me in het Frans: "Ne dis jamais: "Fontaine! Je ne boirais jamais de ton eau." Dat wil zeggen: "Zeg nooit: fontein, ik zal nooit van je water drinken", want jij kan op elk ogenblik dorst hebben.
Terug naar Inhoud
Van Tilburg via de Noordsingel naar Krimpen aan den IJssel De IJssel" te Krimpen aan den IJssel. En sinds oktober 2001 ben ik in Penitentiaire Inrichting Haaglanden, vestiging Zoetermeer.
Afrikaan-zijn en ook een pastorale taak uitoefenen binnen de Nederlandse kerk komt niet dikwijls voor. Deze taak of positie is niet gemakkelijk. Je moet het vertrouwen van de mensen "winnen" en dit is een lange weg. En het feit dat je geen Nederlander bent, is soms een nadeel. Soms sta je te zwoegen met de mooie Nederlandse taal die jouw moedertaal niet is... Maar een allochtoon kan, denk ik, toch een kleine bijdrage aan de Nederlandse kerk zijn. Bij een allochtoon 'luidt de melodie van het lied van Jezus anders'. Hij kan met diegenen die niet alleen met het hoofd, maar ook met het hart denken, in aanraking komen en hun aanspreken.
Elke bloem heeft zijn parfum
Toen ik naar Zoetermeer werd gezonden zei hoofdaalmoezenier John Hendrickx in het Stiltecentrum: "Wees wie jij bent". "Elke bloem heeft zijn parfum", zegt men in Afrika. Met andere woorden: verlies het parfum van jouw bloem niet.
Ik gebruik nu inmiddels wel mijn agenda, alhoewel ik weinig daarin opschrijf. En ik drink nu af en toe ook koffie met collegae om solidair met hen te zijn.
In deze wereld waarin alles snel afgehandeld moet worden, probeer ik gewoon in deze maatschappij te functioneren. Heel vroeg in de ochtend word ik wakker - niet door het krieken van de haan - maar door een elektrische wekker. Omstreeks acht uur ben ik op mijn werk. Soms kijkt men naar mij met verbaasde ogen wanneer ik op tijd ben bij een overleg of wanneer ik de kerkdienst gedaan heb binnen de tijd die mij toebedeeld is.
Ik probeer tijd en ruimte te maken voor en te geven aan degenen voor wie ik aangesteld ben, omdat ik geloof dat de tijd die je maakt en de ruimte die je als pastor geeft aan de ander meer waard is dan goud. Tijd en ruimte maken en geven betekent voor mij: geduld hebben om te luisteren, want het gaat niet om mij, maar om die ander. Het gevoel geven aan de pastorant dat ik hem begrijp. Het is geen passieve houding. Ik zorg er bijvoorbeeld voor dat ik zijn zinnen niet afmaak om niet de indruk te geven dat ik alles van hem al weet.
Mijn pastorale houding bestaat uit een gewone handeling: een handdruk geven aan de pastorant als teken van welkom, van acceptatie. En wanneer ik iemand op mijn kantoor ontvang, let ik op zijn culturele achtergrond. Tijdens het eerste contact leer ik van hem wat relevant is voor hem in zijn cultuur. Het geeft een prettig gevoel wanneer de ander constateert dat de pastor rekening houdt met zijn persoon.
Terug naar Inhoud
Mijn ervaring is dat er dingen zijn die onze allochtone pastoranten gemakkelijk aan een Nederlandse collega kunnen vergeven dan aan mij. Vorige week sprak ik met een Surinaamse man. Hij verwachtte van mij niet dat ik hem koffie aanbood. Hij gaat er wel vanuit dat wanneer hij over winti of over zijn familie spreekt, dat ik hem begrijp. In het begin van mijn werkzaamheid als geestelijk verzorger gaf ik uit onoplettendheid een kop koffie aan een Afrikaanse gedetineerde. Hij was ouder dan ik, maar hij bleef beleefd, omdat 'nee' zeggen tegen mij (als geestelijke, een man van God dus) onbeleefd zou geweest zijn. Want iemand die niet ongeworteld is, leert hoe je om moet gaan met mensen die - volgens de traditie - "dichter bij de Suprême, God en de voorouders" zijn. Maar ik merkte dat de sfeer veranderd was. Bij zijn vertrek keek hij mij aan en zei terwijl hij mijn hand in zijn handen hield: "Ik begrijp jouw collega: een Europeaan voelt zich niet thuis in onze traditie, maar jij...", en liet toen mijn hand los. Ik vond het jammer dat ik hem koffie had gegeven. Koffie drinkt men in bepaalde Afrikaanse culturen wanneer iemand dood is. Zo komt het dat koffie aanbieden gelijk kan staan aan wensen dat de ander dood gaat of aan de ander laten voelen: "ik haat je", of "in mijn ogen ben jij geen mens". Ik bood hem mijn excuses aan, maar de verhouding in de andere gesprekken bleef anders. Dit vergeeft een allochtoon wel een Europeaan. Allochtoon geestelijk verzorger zijn is dus niet gemakkelijk, want een gebaar horend bij de Nederlandse samenleving door mij gemaakt kan verkeerd overkomen bij een allochtone pastorant.
In maart 2001 had ik een uitvaart van een gedetineerde. Onderweg naar het graf pakte de moeder van de overledene mijn hand in haar hand. Dit gebaar heeft in de westerse wereld een andere betekenis. Ik kende de vrouw niet. Maar zij greep mijn hand vast en zo liepen wij naar het graf. Voor haar betekende het, op het moment dat zij haar zoon ging begraven, dat zij steun nodig had: steun van God en van een medemens. Dat gebaar, ver van de profane betekenis, werd gezien als gebaar dat in de aanwezigheid en de solidariteit van "de man van God" God ons dag aan dag draagt. Ik hoorde toen ook een kort gebed van een kerkganger voor het begin van mijn gebed: "God, ik vraag U: behoed mij en mijn familie in de Antillen van alle kwaad. Red en leid ons met uw rechterhand..."
Wij leven in een maatschappij waar een lichamelijk contact snel dubbelzinnigheid kan krijgen en misschien daarom beperken wij ons bij de begroeting tot: "Hallo!?" of "Hi" of "Dag", etc. Dit gebed onderstreept de kracht van de hand. "Op de bittere momenten vooral, mag je elkaar bij de hand houden.. zodat je het aankunt", zei de oma van een gedetineerde met wie ik een begeleid bezoek had.
Terug naar Inhoud
Het zwoegen met de Nederlandse taal
Ik herinner mij ook de keer dat ik voor het eerst moest preken over de gelijkenis van de wijnbouwers (Marcus 12). In mijn land van herkomst is er geen wijngaard. En tijdens de dienst reageerde een kerkganger: "Bij ons zijn geen wijngaarden". Het was voor mij echt zwoegen deze gelijkenis uit te leggen, omdat ik nooit eerder een wijngaard had gezien. En om mij dan iets daarbij voor te stellen...
Het maken van een preek nam in het begin dan ook heel veel tijd in beslag. Soms zwoegde ik om een woord te vinden. Ik heb wel heel veel moeilijkheden gehad om Nederlandse uitdrukkingen te begrijpen. Bij voorbeeld toen de algemeen directeur Leo Jansen tegen mij zei na een functioneringsgesprek: "Jij bent met je neus in de boter gevallen". Mijn neus wrijvend keek ik hem verbaasd aan en reageerde: "Ik heb geen boter gegeten". Of toen een collega van de regio zei: "Nu gaan wij de stoute schoenen aantrekken". Ik vroeg mij af: hoe kunnen schoenen stout zijn? Omdat ik het niet goed begreep, hadden de begeleiders van nieuwe pastores (tijdens "Stoutenburg", de villa waar de trainingen plaatsvonden) twee collegae, de collegapastores Sibren de Lange en Annie Zomer, gekozen om de uitdrukkingen aan mij uit te leggen. Later ontving ik als kerstcadeau een boek met uitleg van Nederlandse uitdrukkingen. En bij het afscheid van collega Ryan van Eijk ontving ik een boek: "Afrikaanse wijsheid." Deze gebaren vond ik fijn.
Natuurlijk maakte ik tijdens de kerkdienst in mijn eerste jaar van pastor-zijn nog al wat taalfouten. Ik zei bijvoorbeeld bij lezingen uit het evangelie: "Jezus zei: "Waarvoor, waarvoor zeg ik U" in plaats van "Jezus zei: Voorwaar, voorwaar zeg ik U". Of in mijn preek zei ik: "Jezus drukt bij na" in plaats van "Jezus benadrukt". Na afloop van de dienst werd ik dan heel vriendelijk gecorrigeerd door enkele kerkgangers. Dit heb ik als positief ervaren. Zij zeiden tegen mij: "Wij leren van jou en jij leert van ons". Het maakte wel het contact gemakkelijk met de kerkgangers. Deze benaderden mij gewoon. En zo ontstond een gesprek.
Terug naar Inhoud
Multiculturele bajes, met open ogen bidden
Dat de populatie van de bajes multicultureel is geworden is een feit. De aanwezigheid van een allochtone geestelijk verzorger kan een bijdrage zijn in het pastoraat bij deze mensen die een moeilijk periode doormaken. Met zijn andere achtergrond kan een allochtone geestelijk verzorger enkele levenswaarden, die in de Nederlandse situatie nauwelijks vanzelfsprekend zijn, bij de pastoranten weerspiegelen: optimisme, geduld, respect, vertrouwen en God met eerbied benaderen.
Ik bid met open ogen. In mijn jeugd heb ik altijd van de Nederlandse en Belgische paters geleerd te bidden met open ogen. Een Nederlandse pater zei tegen ons tijdens zijn godsdienstles: "Open je ogen, want de God tot wie jij bidt is een God van de levenden en niet van de doden, Hij is een levende God". En in de streek waar ik vandaan kom is je "ogen dicht doen" een uitdrukking van doodgaan of een manier om te zeggen tegen je gesprekspartner: "Ik wil je niet zien, of ik ben moe, of ik heb andere dingen in mijn hoofd waarover ik nu wil dromen". De ouderen leren ons: "Degene met wie je spreekt moet je in de ogen kijken".
Omdat de kerkdienst uitdrukking is van de eer van de bewoners, vrijwilligers en voorganger aan God, probeer ik het Gods volk erbij te trekken. Wij maken er een dienst van waaraan iedereen, gedetineerden, vrijwilligers en voorganger actief deelnemen. Bij de lezing van de Schrift vervult iemand de rol van verteller (het kan een gedetineerde, een vrijwilliger of de voorganger zelf zijn). Een ander speelt de rol van Jezus en weer een ander bijvoorbeeld de rol van Zacheüs.
De preek is toegespitst op de kerkgangers. Soms gebruik ik wel eens een beeld uit mijn eigen culturele achtergrond. Zo heb ik een keer gepreekt over het evangelieverhaal waar Jezus ons beveelt een keus te maken, want niemand kan twee meesters dienen. Ik beëindigde mijn preek met dit simpele beeld: "Een hond heeft vier poten en kan toch alleen maar één weg volgen". Als de hond ondanks zijn vier poten één weg volgt dan kan jij - als mens - met je twee voeten ook maar alleen één weg volgen. Na afloop van de dienst zei een Nederlandse gedetineerde: "Bij ons zeggen ze: een jager kan maar op één doel mikken". Of een ander voorbeeld: tijdens de 40 dagentijd worden wij opgeroepen tot verandering. Ik legde die verandering in een groep uit: kijk naar een slang. Zij ontdoet zich van haar vel en wordt een ander schepsel. Daarop reageerde een Nederlandse deelnemer tijdens een individueel gesprek: "Pastor jij hebt over mij gepreekt, want ik hunkerde naar middelen die mijn leven meer zin hadden moeten geven. Dit leverde niks op. Dat is het vel van mijn slang." Daarmee bedoelde hij dat hij zijn verleden achter zich moest laten om een "ander mens" te worden. Na de behandeling in een afkick-instelling zag ik hem later in een winkelcentrum met zijn vrouw en kinderen. Hij stelde mij aan de zijnen voor: "Door de verbeeldende taal van deze pastor ontdekte ik, dat ik als een slang moest zijn om weer in jullie midden terug te keren."
Terug naar Inhoud
Ik ren niet, dus ik... ben
In het Afrikamuseum bij Nijmegen las ik dat, toen God de aarde schiep, hij een klok gaf aan de Europeanen en aan de Afrikanen de tijd. Het zou overdreven zijn als ik zou beweren dat ik geen druk van "de horlogetijd" voel. Ik leef in de moderne wereld waar bijna iedereen het haastig en druk heeft. Het tekort aan tijd wordt benadrukt door een Nederlandse lied "Niemand heeft nog tijd" van het Eurovisie Songfestival in 1997. Omdat ik hier leef houd ik rekening met die "horlogetijd". En tijdens een gesprek - zonder overigens de indruk te geven dat ik opgejaagd ben - laat ik mijn gesprekspartner weten dat ik de volgende pastorant bij moet staan door bij voorbeeld te zeggen: "Ik vind het goed dat wij hebben gesproken. Vind je het goed als wij het hierbij laten? Volgende keer (ik geef een dag aan) spreek ik je weer." Dikwijls beaamt de pastorant dat en sommigen vragen: "Zou je ook Piet of Jantje een keertje halen voor een gesprek. Het zal hem goed doen." Dan sluiten wij met een handdruk af. Een pastorant schreef mij: "Jij rent niet, jij bent er gewoon. Jij maakt tijd voor mij." Ik ren niet, maar ik doe ook niet langzaamaan. In de tijd die mij gegeven is, probeer ik mijn hart te richten, mijn oren te openen en de ander bij me binnen te laten. Zo probeer ik recht te doen aan mijn medemensen. Over de tijd schrijft Etty Hillesum:
In het leven volgt alles zijn eigen, natuurlijk ritme.
Een ritme van arbeid en rust.
De aarde, de bloemen en de dieren demonstreren het luisteren.
In een wereld waarin alles snel moet gaan, is het volgens mij belangrijk geduld uit te stralen, om tijd te geven aan mensen. Bij ons is de neiging groot om in de draaimolen terecht te komen. Maar ik denk dan soms aan wat een Afrikaanse priester tegen mij zei in Louvain-la-Neuve (België): "Werken is goed, maar denk eraan: Mensen vóór jou hebben gewerkt', mensen van nu werken en mensen na ons zullen werken. Geef dus niet de indruk dat jij het werk van de hele wereld af zal maken." Met andere woorden, haastige spoed is zelden goed.
Terug naar Inhoud
"Als ik mijn armen kruis, kan God er niks in leggen"
Leven in een andere cultuur is geen eenvoudige zaak. Het veroorzaakt een verscheurde persoonlijkheid. Aan de ene kant ben je geroepen om je van de westerse wereld niet af te sluiten. En aan de andere kant moet je zorgen dat je je eigenheid niet verliest. Hier wordt de wijsheid van onze ouderen een werkelijkheid: "Wanneer de muziek verandert, moet het lichaam de bewegingen ook volgen", anders sta je buiten de dans. Om niet buiten de dans te staan werk ik in een gevangenis waar Nederlanders en Niet-Nederlanders zijn. Elke dag leer ik van de Nederlandse maatschappij. God geeft kracht, maar ik moet daar ook iets voor doen. Op de muur van het klooster van de Zusters Dominicanessen te Rotterdam las ik: "God zorgt wel voor de vogels maar brengt het eten niet in het nest." Ik weet dat God, de Suprême, almachtig is, maar onze ouders leren ons: "Als je je armen kruist, kan God er niks in leggen." Dat betekent niet meer en niet minder dan dat wij moeten blijven ploegen als wij een goede oogst willen hebben. En God helpt mee...
Met de hoop dat God helpt wil ik afsluiten.
De aanwezigheid van een allochtoon kan gezien worden als een teken. Een teken dat de kerk, en vooral het Justitiepastoraat, openstaat voor Nederlanders en Niet-Nederlanders. Zo wordt het voor beide partijen een leerzame ontmoeting. En bij deze gelegenheid wordt het "onbekend maakt onbemind" minder scherp. Aldus kunnen wij samen zeggen: "Heer, wij zijn uw Kerk, uw verzameld volk, uw multicultureel volk..."
* Drs. Jean-Pierre Niati is r.k. geestelijk verzorger in de P.I. Haaglanden, locatie Zoetermeer