De baarboom | |||
Maanstof | |||
Schiet de baarboom wortel? Mijn overgrootmoeder Gerritje Westbroek (1838-1922) was de eerste in mijn familie die zich bezig hield met genealogie. In 1862 op 24-jarige leeftijd noteerde zij enige namen en data. Weliswaar in een zeer eenvoudige vorm, maar mijn grootvader vond het toch de moeite waard het resultaat van haar onderzoek zorgvuldig te bewaren. De oudste broer van mijn vader stopte het epistel tezamen met andere familiepapieren in een doos en via diens dochters kwam dit mini-archief in mijn bezit. Verbazingwekkend
is het natuurlijk wel dat juist een eenvoudige vrouw zich de moeite getroostte
enige familiegegevens vast te leggen; genealogie was zeker toen een zaak
waarmee erudiete heren op leeftijd zich vermaakten. Heden ten dage zijn de archieven bevolkt door zowel vrouwen als mannen. De bezetting is nog lang niet fifty-fifty en ook het aantal mannelijke leden van een vereniging als de NGV overtreft nog ruimschoots het aantal vrouwen. Tegen die verhouding in echter treft u in het Verenigingscentrum veel vrijwilligsters die de bezoekers wegwijs maken in de genealogische materie. Opvallend is wel
dat het resultaat van het voorouderonderzoek zo mangericht is. In de
kwartierstaat en de parenteel spelen de voorouders een gelijkwaardige rol, in
de stamboom, de stamreeks en de familiegeschiedenis zijn het de vaders die de
rode draad in het geheel vormen, behalve natuurlijk als enige voormoeders de
onderzoeker bij Karel de Grote, Willem de Zwijger of Grote Pier brengen. Dat is
toch niet helemaal logisch, omdat juist de voorvaderen een onzeker element
vormen. Jaren geleden sprak
ik tijdens het nuttigen van mijn lunch in de cantine van een archief iemand
die bezig was met een erfelijkheidsonderzoek. Zijn aanpak was als volgt: in
plaats van een stamreeks maakte hij een 'baarreeks', dus via zijn moeder, naar
z'n grootmoeder van moederskant enz. naar een verre voormoeder. De laatste
werd het beginpunt van een 'baarboom', een parenteel waarin de mannelijke
nakomelingen niet verder werden uitgewerkt. In de laatste generatie van deze baarboom ging hij zijn onderzoek verrichten. Door op deze manier te werk te gaan sloot hij uit dat er in z'n onderzoeksgebied zoals hij dat noemde onbetrouwbare elementen zouden sluipen. In onze tijd met kunstmatige inseminatie en spermadonoren is daar wel iets bij voor te stellen, maar ook in 't verleden speelden huwelijksontrouw, erkenning al of niet terecht van voorkinderen en spermadonatie een verborgen rol. Wat dat laatste betreft is de anekdote van Mr G.J.J. van Wimersma Greidanus in het afgelopen april/mei-nummer van Gens Nostra over een spermadonor bij de familie Van der Tak in 1529 een sprekend voorbeeld. Conclusie mag zijn dat
naast de bestaande genealogische publikaties de baarreeks en de baarboom als
zeer betrouwbare afstammingsverslagen een volwaardige plaats moeten krijgen in
de genealogie en opname daarvan in uitvoermogelijkheden van genealogische
computerprogrammatuur zou een logisch uitvloeisel zijn. Ook het
macho-programma dat de verwantschapstabel in GD90 aanmaakt is dan aan revisie
toe. De verwantschap tussen een persoon en de broer van z'n vader wordt
aangegeven via een tabel met alle betrokken namen en nummers; die met de broer
van z'n moeder geeft de zin 'Personen hebben een relatie, maar geen
gemeenschappelijke stamvader'. Een artikel als dit is zonder een twintigtal
familienamen niet echt compleet, maar bovendien is dit de
gelegenheid om met een - interessant vanwege de vernoemingen - baarreeks te
eindigen. Baarreeks Geertruij Gijsbertsdr Geertruij Gijsbertsdr, overl. voor 24-5-1692, tr. Gerrit Bastiaansz Hollander.
Gouda,
september 1996 |
|||
31/7-2012 |