Op weg
Vanaf het informatiebord (zie ‘routebeschrijving’) bij de
parkeerplaats vervolgt u eerst de Stendermolenweg om vervolgens
rechtsaf de gele paaltjes te volgen. Spoedig loopt u door een
weelderig jeneverbesstruweel (1).
Oude bessen
Het Buurserzand staat bekend om de vele jeneverbessen. De struiken zijn
hier allemaal zo’n 125 tot 150 jaar geleden ontsproten. Daarvóór hielden
de vele schapen die hier graasden de begroeiing zeer kort. Met het
verdwijnen van de schaapskuddes vonden de jeneverbessen overal plekken
met open zand waar ze ongestoord konden kiemen. Jeneverbesplantjes
kunnen slecht tegen concurrentie omdat ze zo langzaam groeien. Aan de
jonge loten — herkenbaar aan de grijsblauwe waslaag — kunt u zien hoe
weinig er per jaar bijkomt. Eenmaal volwassen kunnen jeneverbesstruiken
heel lang standhouden. Als takken door zware sneeuwval omvallen, lopen
ze gewoon weer uit en dragen zo bij aan de grillige vorm van deze taaie
soort. De laatste jaren komen er ook weer jonge jeneverbesstruikjes
bij, wat vrij uniek is in ons land.
Een los hoes is geen los huis
Boerderij De Bommelas (2)
is rond 1850 gebouwd. Het is een mooi voorbeeld van een los hoes: de
typische Twentse boerderij waarbij de stal en de woning zich in één
ruimte bevinden. U kunt De Bommelas niet van binnen bekijken.
Gevarieerd bos trekt spechten
Het bos (3) naast de boerderij bestaat grotendeels uit eiken en grove dennen
die zo’n honderd jaar geleden zijn aangeplant op de heide. Inmiddels is het
tot een vrij natuurlijk bos uitgegroeid, mede door het op de natuur
gerichte beheer dat Natuurmonumenten hier sinds 1929 voert. In dat
jaar schonk de familie Van Heek het Buurserzand aan de vereniging.
In het bos, waar aardig wat open plekken en dood hout te vinden
zijn, hebben onder meer eekhoorns, spechten, boomklevers en bosuilen
zich weten te vestigen. Vooral de groene specht is een veel geziene
bewoner. Anders dan de andere spechten zoekt hij zijn voedsel
dikwijls op de grond, zowel in als buiten het bos. Groene spechten
eten veel mieren, maar ook wel zaden en vruchten. Behalve aan hun
onhandige gehip op de grond zijn groene spechten van een afstand te
herkennen aan hun heldere ‘lach’ en hun sterk golvende vlucht.
Grazen in Euregio-verband
Op de heide (4) ziet u vanaf
half juni overal de zachtroze bloemetjes van de dop-heide. Deze
heidesoort geeft aan dat het hier behoorlijk vochtig is. De
struikheide die pas vanaf augustus paars bloeit, groeit alleen op de
drogere bulten van het Buurserzand. Tussen de dopheide is soms ook
de paarsblauwe bloem van de zeldzame klokjesgentiaan te ontdekken.
Veel vaker zult u echter stuiten op de geelgroene grassprieten van
het pijpenstrootje. Om te zorgen dat de grassen en boompjes de
heideplanten niet overwoekeren laat Natuurmonumenten geregeld
schapen op de heide grazen. De kudde met herder komt uit het Duitse
Zwillbrock en ‘werkt’ zo’n tweeënhalve maand per jaar in het
Buurserzand. Waar de ruim 300 schapenbekken de vergrassing niet
kunnen tegenhouden, moet Natuurmonumenten maaien of plaggen om de
heide te behouden.
Fort van zand en bomen
Deze bult (5) is hoogstwaarschijnlijk een stuifduin. Ontstaan in de tijd
dat de boeren zoveel schapen in het Buurserzand lieten grazen, dat het
plantendek hier en daar volledig verdween en de wind vat kreeg op de
blootgekomen zandbodem. Vaak werd het zand daarbij rond een boom of
struik opeen geblazen. De ondergestoven boom groeide gewoon weer uit
waardoor een dun beboste zandberg ontstond. Voor veel dieren vormt
zo’n duintje een welkome afwisseling van de open heide. U kunt hier
bijvoorbeeld geregeld de wielewaal horen fluiten.
Recreatie hier, rust daar
Bij de ingang (6) aan de
Langenbergweg vindt u een mooi stuk met veel open zand en gezonde
heide. Reptielen als de levendbarende hagedis koesteren zich op
zulke plekjes graag in de zon. U zult ze op dit drukbezochte punt
echter niet vinden omdat ze hier te snel verstoord worden. Om deze
en andere schuwe heidedieren, zoals de nachtzwaluw, een rustige plek
te gunnen in het Buurserzand is het middengedeelte niet toegankelijk
voor het publiek.
Natuurontwikkeling
Langs de rand van het Buurserzand onderhoudt Natuurmonumenten enkele
hooilanden (7). Ze worden pas laat in het jaar gemaaid, zodat de grassen en
kruiden volledig kunnen uitgroeien. Veel vlinders, vogels en zoogdieren
profiteren van de bloemen en zaden, terwijl andere weer op de insectenrijkdom
afkomen. Ree, groene specht, tapuit en wulp zijn enkele van de vaste
bezoekers die u hier tegen de schemering kunt zien. Natuurmonumenten
hoopt nog meer van de omliggende landbouwgronden om te kunnen vormen
tot natuurgebied. Het wachten is op de uitkomst van de
ruilverkaveling die hier binnenkort plaatsvindt. Verderop (8) wil
Natuurmonumenten de bemeste bovenlaag verwijderen en de
oorspronkelijke hoogtes en laagtes (vennen) herstellen. Op de
verschraalde bodem kunnen de heideplanten weer terugkeren.
Oude tijden herleven
Voorbij de bocht (9) ligt nog een fraai stuk heide met vennen,
jeneverbesstruwelen en enkele heuveltjes. De vroegere eigenaar
Bernard Jan van Heek wilde van dit parkachtige deel een openluchtmuseum maken
en liet bij het derde vennetje een oude graanmolen (anno 1802) uit Usselo
opbouwen. Eind jaren zeventig heeft Natuurmonumenten de inmiddels zwaar
gehavende windmolen teruggegeven aan Usselo. Als u op de terugweg naar
Enschede rijdt, komt u de opnieuw herstelde ‘Wissink’s Möl’ tegen.