Het gebruik van achternamen is in veel culturen heel oud, vooral in China en Japan waar dit gebruik ver voor onze jaartelling begon. In Duits sprekende landen bestaat de vaste achternaam ca. 600 jaar en in de noordelijke Nederlanden zijn de vaste achternamen pas veel later ingevoerd. Eigenlijk pas officieel bij de invoering van de burgerlijke stand. De meeste achternamen zijn afgeleid van patronymen, vaak ook van het beroep, de plaats van herkomst, de provincie, lichamelijke kenmerken (de Groot), woonomgeving (Bos, Brug, Sluis), bij- of spotnamen (Roodhaar, Kale) etc. De meest voorkomende achternamen zijn Li (China), en daarna Sato (Japan). In Engels sprekende landen vindt men veel de naam Smith; in Spaans sprekende Gracia en in Italië Rossie, Mueler in is Duitstalige landen het meest voorkomende, Hansen in Scandinavische landen en Martin in Frankrijk. In Nederland is "de Jong" de meest voorkomende achternaam en daarna “de Vries”. |
|
Toen ik begon met mijn onderzoek naar de
afkomst hoorde ik; van meerdere familieleden het verhaal dat we
afkomstig zijn van Frankrijk. Bij nader onderzoek komt dit doordat de
eesrte Fleurens in Nijmegen circa 1796 uit Middelaar (Toen onderdeel van
de Republiek Frankrijk) afkomstig waren. De Familienaam Floer, Floeren, Fleuren en afgeleide Fleurke, Fleurken en Fleurkens komen voor 1500 voor in de regio Straelen in (opper)Gelre. In de eerste schriftelijke stukken in Straelen is gelijk sprake van een welgestelde familie. Ze waren Buurmeester/Burgemeester, Stadhouder van stad en ambt van Straelen en enkele kinderen studeren in Keulen (medicijnen). Ik heb lang het vermoeden gehad dat de de naam Floer(en), Fleuren afkomt van de stof Velours of velour (naar de Franse naam voor fluweel) dit is een textielproduct met een pool. Hierdoor voelt het weefsel oppervlak zacht aan en het is een zachte en fijne, glanzende stof, die vanouds gebruikt wordt voor kostbare kleding. De uit Azië afkomstige techniek van het fluweel weven kwam rond 1400 in Italië tot bloei, in het bijzonder in Lucca, Florence, Venetië en Genua. Het is bekend dat er levendige contacten waren tussen Gelderland “Gelre” en Toscane “Florence”, over en weer waren er ambassadeurs. Ook was er een levendige handel tussen de twee landen, met name Velours was een gewild product in Gelderland en werd gebruikt voor kleding en (meubel)bekledingen. Recente uitslagen van het Y-DNA onderzoek heeft deze theorie nu ook onderuit gehaald. |
Omdat archiefonderzoek in de geschreven
documenten nog steeds erg lastig is, er is maar een fractie ontsloten en
toegankelijk, heb ik mijn toevlucht gezocht in DNA onderzoek, om langs
deze weg meer over onze afkomst te weten te komen.Aangezien de
achternaam via de mannelijke lijn wordt doorgegeven is het Y chromosoom
bij alle afstammelingen van een oervader gelijk.
Globaal zijn er momenteel 3 methoden bij het Y-DNA-naam-onderzoek welke
voor de genealogie betekenis hebben: (1) de SNP-methode, (2) de
STR-methoden en (3) de DNA-micro-array methode.
1. De SNP (spreek uit snip)
methode (Single Nucleotide Polymorphisme). Nucleotiden zijn de
bouwstenen van het DNA. Bij een SNP is een van de bouwstenen in een van
beide DNA-strengen door een mutatie afwijkend. Een enkelvoudige DNA
streng wordt haplo (haplo = enkelvoudig in het Grieks) genoemd. Met het
woord haplo worden ook deel-(DNA)-strengen met een beperkte omvang
betiteld waar bepaalde eigenschappen nauw aan elkaar zijn gekoppeld.
Veel van deze deelstrengen hebben als regel grote stabiliteit. Het komt
zeer zeldzaam voor dat in zo'n stabiele haplo toch een enkelvoudige
mutatie voorkomt. Men schat dat dit eens in de 500-1000 jaar het geval
is. Deze mutatie wordt aan volgende generaties doorgegeven. Dat betekent
dat een oervader wellicht in de vroege middeleeuwen aan een grote
hoeveelheid personen dezelfde enkelvoudige mutatie heeft doorgegeven.
Haplogroepen hebben een sterke genogeografische betekenis. |
2. De STR-methode. STR (Short
Tandem Repeat). Het betreft korte DNA-motieven (meestal 3 of 4
nucleotiden) die in tandem reeksen in een DNA-streng voorkomen. Het
aantal herhalende motieven varieert tussen de 5 en 20. Deze motief
herhalingen zijn niet zo stabiel. Een tandem met 6 herhalingen kan
makkelijk 5 herhalingen of 7 herhalingen worden. De mutatie frequentie
van de verschillende STR's varieert sterk maar men schat dat dit
gemiddeld 1 op 200-500 nakomelingen van een vader voorkomt. Gemiddeld
eens in de honderd jaar vermoedelijk. Vandaar dat men deze STR-mutaties
kan gebruiken om afstammingslijnen te creëren. Anders gezegd: in
tegenstelling tot de SNP's muteren de STR's dus wel snel en zij worden
om deze reden bij het genealogische onderzoek veel toegepast. Men kan
hiermee niet alleen verwantschap opsporen men tevens kan men de
verschillende afstammingslijnen van een bepaalde oervader ontwarren.
Stel dat alle onderzochte STR 347; (meestal tenminste 16) van een
persoon A gelijk zijn met die met B maar met persoon C met dezelfde
achternaam bij een STR verschillen, dan is de gemeenschappelijke
voorvader van A met B meer nabij in de stamreeks dan de
gemeenschappelijk voorvader van A en C. Eenvoudiger gesteld wanneer 16
STR's bij A EN B gelijk zijn dan is de kans dat men de grootvader of
overgrootvader gemeenschappelijk is 50% en de betovergrootvader 90%. Is
een van de STR's afwijkend dan is de gemeenschappelijk voorvader veel
verder terug. |
3.
DNA-micro-chips methode.
Recent is een geheel nieuwe methode ontwikkeld waarbij in rijen
DNA-fragmenten op een glaasje zijn geplakt. |
Twee verschillende valkuilen die belangrijk zijn.
*
Correleert het DNA-profiel redelijk goed met de achternaam. Omgekeerd is
dit natuurlijk niet het geval. Heel wat "oervaders" hebben de zelfde
achternaam gekregen die geen familiebanden hadden. Dus bij een bepaalde
veel voorkomende achternaam kunnen wel diverse niet gelijke
DNA-profielen voorkomen. Maar neemt men een zeldzaam voorkomende naam
dan correleert de achternaam wel met het DNA-profiel. |
*
Bij het verband leggen tussen DNA-profiel en achternaam kan men in de
fout gaan wanneer de vermoede vader niet de biologische vader is,
hetgeen vaak voorkomt. Men noemt dit meestal non-paterniteit.
Vreemd-gaan, adoptie, kunstmatige inseminatie met vreemde donor kunnen
de oorzaak zijn. Uiteraard geldt dit ook bij naamsverandering,
bijvoorbeeld het aannemen van de vrouws-achternaam als familienaam. Twee
broers kunnen dus verschillende achternamen hebben wanneer een van de
broers de achternaam van zijn vrouw als eigen achternaam gaat voeren.
Bij boeren geslachten op het platteland komt dit herhaaldelijk voor
omdat de achternaam vaak gelijk is aan de boerderij naam. |
DNA-ONDERZOEK VOOR GENEALOGIE
Men kan er familieverbanden mee opsporen en zelfs de hele migratiegeschiedenis van de homo sapiens in beeld brengen. Onze 46 chromosomen bestaan elk uit twee strengen DNA van ca. 1 miljard bouwsteentjes, de nucleotiden. Het onderzoek is gebaseerd op de analyse van het mannelijke Y-chromosoom dat uitsluitend van vader op zoon vererft. De wetenschappers lezen de volgorde van de nucleotiden en bepalen van elk individu de typische reeks of het haplotype.
In onze cellen bevinden zich
twee soorten DNA: het kern-of Y-DNA
en het mitochondriaal of
mtDNA dat via de vrouwelijke lijn
wordt doorgegeven. De DNA-strengen kopiëren zichzelf om nieuwe cellen te
maken. Daarbij ontstaan foutjes, mutaties,
die bij de volgende kopieer-sessie worden doorgegeven. Er zijn 2 soorten
mutaties. |
|
1 De zeldzame puntmutatie (SNP of snip) komt op een bepaalde plaats van het chromosoom gemiddeld één keer om de ca. 1 miljoen generaties voor bij mannen en vrouwen. Zij is dus uiterst geschikt om de menselijke migratie of genografie te bestuderen. Dat opent perspectieven voor de studie van de regionale en lokale geschiedenis. |
2 De herhalingsmutatie (STR) komt gemiddeld 1 maal per 182 generaties voor, maar enkel bij mannen. Door vergelijking van de STR-waarden is het mogelijk om onderlinge verwantschappen te bepalen. Eventueel kan men vergelijken met oud DNA uit archeologische opgravingen. |
Door vergelijking van de haplotypes van verschillende mannen kan men ze opdelen in een 20-tal grote haplogroepen. Dankzij de snips deelt men die dan weer op in subhaplogroepen. In gewone mensentaal: mannen die tot een zelfde haplo- en subhaplogroep behoren, stammen af van een gemeenschappelijk voorvader. Dat is de basis van de genealogische genetica.
Familiekunde Vlaanderen
heeft een onderzoek “BENELUX-PROJECT” dat openstaat voor iedereen met voorouders
in de huidige Benelux-landen en de aangrenzende gebieden in Frankrijk, Duitsland
en Engeland. Ieder geïnteresseerde man kan daaraan deelnemen. Belangstellenden
kunnen deelnemingsvoorwaarden, privacybepalingen en inschrijvingsformulier
downloaden van de website www.dna-benelux.eu Of ze aanvragen aan de
projectleider die ook vragen beantwoordt via mail:
marc.vandencloot@telenet.be
.
Ik heb aan dit onderzoek mee gedaan en naar aanleiding daarvan volgende
certificaat ontvangen:
|
Haplogroup I2 (Y-DNA) Het onderzoeken van Y DNA is echter van belang voor wat ze noemen "deep ancestery" dus vele duizenden jaren geleden. Dan weet je tot welke groep je voorouders behoorden ergens in de steentijd. Met een andere DNA test kan je onderzoeken of er mensen zijn die veel overeenkomsten vertonen met jouw DNA. Het autosomaal DNA, de andere 22 chromosomen. Hiermee kun je een paar eeuwen terug kijken. Als je geluk hebt kun je een verre voorouder vinden die je gezamenlijk hebt met iemand anders (MRCA Most Recent Common Ancestor).
Geografische spreiding
Oorsprong &
Geschiedenis |
|
|
Drie hypotheses zijn dus mogelijk. In de eerste twee gevallen zou I2 zijn opgegaan in de Neolithische boeren in Zuidoost-Europa (M423), Centraal-Europa (P214, L596), en de westelijke Middellandse Zee (M26). Het relatieve succes van enkele takken van I2 lijkt verband te houden met de verspreiding van de landbouw. De zuidwestelijke I2a1a (M26) tak is opgegaan in de neolithische boeren van de printed-Cardium aardewerk cultuur (5000-1500 vCH), waarvan de nakomelingen meestal zijn te vinden onder de moderne Sardiniërs en Basken. De oostelijke I2a1b (M423) is waarschijnlijk gekoppeld aan de Cucuteni-Trypillian cultuur (4800-3000 vCH), die vóór de Indo-Europese invasies in de Bronstijd de meest geavanceerde neolithische cultuur in Europa was. In tegenstelling tot de centraal, Noord- en West-Europese I2 lijnen (zoals L38, M223, L1286, L1294 en L880) die alleen overleefden bij lage concentraties. De reden kan zijn dat I2 jager-verzamelaars te laat landbouw overgenomen hebben en niet talrijk als de golf van Indo-Europese stammen centrale, Noord- en West-Europa overnam.
Mijn 38 geanalyseerde YSTRs komen na invullen van de
Haplo – I subclade predictor het meest overeen met:
Laatste ontwikkelingen
(09-08-2015) Verder onderzoek is nodig om uit te zoeken tot welke uiteindelijke vertakking ik behoor en waar Fleuren vandaan komt. |