Fluitkoord
Traditioneel
fluitkoord
|
Dit model
fluitkoord is traditioneel voor fluitkoorden van gidsen en padvindsters in Nederland,
en tenminste sinds 1929 in gebruik. Het is de moeite waard, met het maken
ervan deze traditie voort te zetten. Veel succes ermee...
|
Het materiaal
|
Je hebt
nodig een bosje gevlochten wit katoenkoord, Ø 2 mm., 12 m. lang
(verkrijgbaar bij de Scout-Shop, nr. 32520). Verder naald en (wit)draad en
een hulptouwtje van ± 50 cm. dun (vlieger)touw.
|
Het begin
|
Van het
bosje koord knip je 70 cm af, dit heb je aan het eind nodig. De rest van
het koord wind je voorzichtig af, anders raakt het in de knoop. In fig. 1
is het hele koord schematisch aangegeven.
fig.1
Het stukje AB
heb je afgeknipt.
fig.
2 fig.
3 fig.
4
|
Meet nu
de afstand van je taille (broekrand) rond je hals en weer naar je taille,
fig. 2. Dit stukje B - C zal tussen de 110-130 cm. zijn; ben je klein dan
is het wat korter, ben je groot dan is het wat langer. Nooit langer dan
130 cm., anders is je koord te kort. Deze lengte neem je twee keer, zodat
je het stuk B - D krijgt. Let op, niet afknippen! Markeer punt D even met
een knoopje. Neem nu de rest van het koord, D - F, dubbel (dus F komt op
D), zodat je in het midden daarvan punt E vindt. Bij E knip je het door
en het knoopje bij D haal je er weer uit. Je hebt nu twee lange stukken;
E - F en een langer stuk B - E. Houdt alle einden nu bij elkaar en zoek
het midden van E - F.
|
Hier buig
je E - B om, fig. 3. Met het hulptouwtje houd je in dit punt de strengen
met een schootsteek bij elkaar, fig. 3. Doe dit wel netjes want dit punt
blijft zichtbaar in je fluitkoord. Het hulptouwtje knoop je ergens aan vast
om te kunnen vlechten.
|
Het vlechten
|
Je neemt
nu drie dubbele strengen, fig. 5. De strengen I en II zijn lang, streng
III is een lus en korter (± 110 cm.). Je gaat zo vlechten, dat de
strengen netjes naast elkaar komen te liggen, fig. 6. Vlecht door tot de
lus, streng III, op 6 cm. na op is, fig. 7.
|
fig.
5 fig.
6 fig.
7
|
|
De bootsman-platting
|
Haal nu
het hulptouwtje er af en leg het eind van de vlecht op het begin van de
vlecht zoals in fig. 8 is aan gegeven. Je hebt nu dus vier lusjes bij
elkaar. Van uit deze situatie begin je met de twee overgebleven dubbele
strengen ( I en II) aan de boodsmanplatting,
fig. 9. Controleer eerst nog even of er geen verkeerde slag in de
gevlochten lus zit en of je hoofd erdoor past. De bootsmanplatting lijk een
serie platteknopen. Leg de rechterstreng over de
vlecht naar links. De linkerstreng gaat over de rechter, achter de vlecht
langs en dan door de lus die de rechterstreng gemaakt heeft. Trek de knoop
aan. Leg de linkerstreng voor de vlecht langs naar rechts. Neem de
rechterstreng over de linker, achter de vlecht langs en door de lus van de
linkerstreng. Ga zo om en om door tot je aan het eind van de vlecht komt.
Haal nu de rechterstreng door de vier lusies van
de vlecht naar links. Het zelfde doe je met de
linkerstreng naar rechts, fig. 10.
fig.
8 fig.
9 fig.
10
|
De ronde
kroonplatting
|
fig.
11 fig.
12
|
De vier
enkele strengen die je nu over hebt, laat je 6 cm. onbewerkt. Met het
hulptouwtje houd je ze tijdelijk met een mastworp bij elkaar. Dan begin je
aan de ronde kroonplatting, een stapeling linksdraaiende kruisknopen.
Klem het werkstuk tussen je knieën en leg de strengen in vier
richtingen over je knieën. Maak nu de eerste kruisknoop zoals in
fig. 11 is aangegeven; Eén streng leg je naar links over de
tweede, de tweede over de derde, de derde over de vierde. De vierde gaat
door de lus van de eerste. Trek de vier strengen gelijkmatig aan en,
begin daarna op de zelfde wijze aan de volgende
kruisknoop. Na een paar knopen wordt de ronde platting zichtbaar, fig.
12. Deze platting moet 6 cm. lang worden. Laat daarna de strengen weer 6
cm. onbewerkt en houdt ze weer met een mastworp tijdelijk bij elkaar.
|
|
De spiraalplatting
|
Houdt nu
twee strengen die bij het eind van de vorige platting tegen over elkaar zitten
recht. Met de twee andere strengen maak je nu de spiraalplatting, fig.
13. Deze platting bestaat uit een serie "oude wijven knopen".
Leg de rechterstreng naar links over de middenstrengen. De linkerstreng
gaat over de rechter, achter de middenstrengen langs en dan door de lus
die de rechterstreng gemaakt heeft. Trek de knoop aan. De volgende gaat
op precies dezelfde manier. Ook hier wordt na een paar knopen de platting
zichtbaar, fig. 14.
Ga door tot de platting 6 cm. lang is. Je houdt nu twee lange en twee
korte strengen over.
|
fig.
13 fig.
14
|
|
De eindlus en
bezetting
|
Met de
twee lange strengen vorm je een lus zoals in fig. 15 is aangegeven. De
einden overlappen elkaar dus 5 cm. De lus moet tenminste net zo lang zijn
als de fluit of het zakmes dat je er aan wilt hangen. Met naald en draad
naai je de einden aan elkaar. Daarna vouw je deze verbinding rond en zet
dit met een paar steken vast. Neem nu het hulptouwtje dubbel en leg het in
de lengte over de verbinding, fig. 16. Het stukje koord A - B, dat je in
het begin hebt afgeknipt, leg je met het eind ca. 1 cm. ruim over de
verbinding naast het hulptouwtje. Het andere eind wikkel je terug om de
verbinding naar het lusje van het hulptouwtje, fig. 17. Doe dit niet al te
strak maar zorg er wel voor dat de slagen dicht tegen elkaar komen. Het
eind haal je een heel klein stukje door het lusje, waarna je het
hulptouwtje onder de wikkelingen van de gemaakte bezetting doortrekt. Het
koord komt er nu ook onderdoor en het resultaat zie je in fig. 18. Trek de
twee eindjes nog even aan en knip ze dan kort af.
fig. 15 t/m
18
|
Tenslotte
|
fig.19
|
Steek de
dubbele eindlus door het oog van je fluit (of mes) den haal hem daarna
over de fluit zelf. Haal de lus dan terug naar de vorm van fig. 19; Deze
knoop heet de leeuwerikskop.
|
|
Historie
|
Veel van
de tradities bij de padvindsters en gidsen zijn afkomstig uit Engeland waar
'Girl Guiding" begon. De Nederlandse
padvindsters en gidsenbeweging ontleende echter ook veel ideeën aan de
Amerikaanse "Camp Fire Girls". In het omvangrijke knopenboek
"Knots" van de Amerikaan Ashley (1945) komt het betreffende
fluitkoord niet voor. In scouting literatuur is gezocht naar de oorsprong
van het fluitkoord. De Engelse en Amerikaanse boeken en beschrijvingen van
vóór 1930 vermelden echter niets over het betreffende koord.
De eerste melding van een fluitkoord wordt gevonden in de Nederlandse
literatuur. In het "Reglement van de Leidse Meisjesgezellen", met
de hand geschreven in 1911/1912, komt bij de omschrijving van het uniform
voor: een wit koord met fluit. Foto's uit die periode tonen dat het hier
echter niet om een speciaal gevlochten koord gaat. De eerste beschrijving
wordt gevonden in het "Handboek van de padvinderij voor meisjes in
Nederland" uit 1929 van het Nederlandse meisjes gilde. Waar het toen
vandaan is gekomen is nog onbekend. Vooralsnog wordt daarom aangenomen dat
het een Nederlands ontwerp is. In 1954 wordt de beschrijving vrijwel
letterlijk overgenomen in "De wegwijzer" van de Nederlandse
gidsen beweging. Men vervangt in dit boek alleen het "afknippen van 1
el" in "1 m"; verschil 30 cm. Het gevolg hiervan is dat de
lengte van het fluitkoord korter wordt en de eindbezetting langer. De
beschrijvingen na 1954 worden slechter, dus de hoogste tijd om dit unieke
en voor Nederland traditionele fluitkoord in ere te herstellen. In deze
nieuwe handleiding is uitgegaan van de oorspronkelijke vorm, maar er zijn
wel enkele knooptechnische verbeteringen aangebracht.
|
|