Pluk rijpe bramen, was ze en verwijder alle
slechte vruchten.
Zitten er wormpjes in zet ze dan een paar uur in
licht zoutwater en was ze daarna twee maal.
Zet de vruchten op met weinig water verwarm ze
zachtjes totdat ze het sap loslaten.
Men kan de vruchten ook rauw uitpersen.
Zeef het sap door een zeef en daarna door een
natgemaakte dichtgeweven doek en pers de pulp
goed uit.
Voeg de helft van de suiker plus de giststarter
toe.
Vul de gistingsfles voor 2/3 deel en zet deze
voorzien van een waterslot bij een vrij warme
temperatuur weg.
Let bij deze wijn erg op de omgevingstemperatuur,
hij gist vrij moeilijk doordat er gebruik wordt
gemaakt van puur sap en kan de hoge zuurgraad de
gisting belemmeren.
Komt de gisting op gang dan zal deze zeer fel
zijn, neemt de gisting af dan in gedeelten de
rest van de suiker toevoegen.
Is alle suiker verwerkt en de wijn tot rust
gekomen dan de eerste keer overhevelen. (ca. na 8
weken)
Vul nu de fles tot aan de hals.
Hevel nog twee keer over steeds na 2 maanden, als
de wijn acht maanden oud is afproeven en zonodig
suiker toevoegen.
Voor het bottelen 2 maanden koel opslaan.
Bramenwijn mag zeker een paar jaar oud zijn om de
volle smaak goed tot zijn recht te laten komen.
Ontkurk hem minsten een halfuur voor het drinken
en het is goed hem een dag van tevoren
rechtopstaand te chambreren.
Hij is erg koppig en het best te gebruiken bij
een goede maaltijd.
|