Oorlogskroniek
door
Johan H. Strube


Nederland - VERZET
.

In de door Duitsland in de Tweede Wereldoorlog bezette gebieden is op diverse wijzen verzet geboden, zoals het belemmeren van Duitse bestuursmaatregelen, spionage, sabotage, guerrilla-activiteiten, het uitgeven van illegale publicaties en het helpen van vervolgden. De afwijzende houding van de bevolking uitte zich soms in demonstraties en stakingen.

Het verzet werd zowel gewapend als ongewapend gepleegd. Tot het gewapend verzet worden de acties gerekend van de partizanen in Oost Europa die een guerrilla voerden. Deze acties hadden tot doel de bezetter afbreuk te doen hetzij door troepen te binden zodat zij niet aan het front konden strijden hetzij door daadwerkelijk aan te vallen. Andere vormen van gewapend verzet waren sabotage, liquidaties en overvallen.

Van belang was voorts het verzamelen van militaire inlichtingen ten behoeve van de oorlogvoering. Deze spionage activiteit werd weliswaar zonder wapengeweld uitgevoerd maar had toch direct betrekking op het krijgsgebeuren.

Tot het ongewapend verzet kunnen gerekend worden het drukken en verspreiden van illegale bladen en het helpen van vervolgden. In alle bezette gebieden van West-Europa kwam een omvangrijke illegale pers tot stand. Deze beoogde de verzetsgeest aan te wakkeren en de bevolking voor te lichten over de feitelijke toestand.

Naarmate de bezetting voortduurde groeide het aantal mensen die de Duitse bezetter in handen probeerden te krijgen. Het waren joden, personen die zich onttrokken hadden aan de verplichte arbeidsdienst in Duitsland en in de door Duitsland bezette gebieden ontsnapte krijgsgevangenen, neergeschoten Geallieerde vliegtuigbemanningen en gesignaleerde verzetstrijders. Verzetsgroepen voorzagen deze personen, die zich schuil moesten houden, van levensmiddelen en zorgden voor reis- en valse identificatiedocumenten en voor schuil en/of onderduikadressen. Ook hielden verzetsgroepen vluchtroutes naar Groot-Brittannië in stand.

Naast het hierboven genoemde daadwerkelijk verzet bestond er ook passief verzet dat zich uitte in het lezen van de illegale pers, het luisteren naar verboden radio uitzendingen en het niet inleveren van koper. Onmiddellijk na de capitulatie in Nederland op 14 mei 1940 ontstonden er verzetsorganisaties en begon het verspreiden van illegale pamfletten en bladen. Op dit openlijk verzet reageerde de Duitse bezetter met arrestaties en het opleggen van collectieve boetes.

In Nederland ontstond een omvangrijke illegale pers: Vrij Nederland, Trouw, Het Parool, Je Maintiendrai en de Waarheid. Ook vormden zich allerlei verzetsgroepen. Er werden pogingen ondernomen om met de Nederlandse regering in Londen contact te krijgen. De Nederlandse regering onderhield het contact met het bezette Nederlandse gebied door middel van radio uitzendingen via Radio Oranje en door het uitwerpen van vlugschriften uit vliegtuigen.

 

Engelandvaarders.

Vanaf Mei 1940 , kort na de bezetting van Nederland door de Duitsers, gelukte het slechts enkele duizenden Nederlanders het land te verlaten. Er waren drie reisroutes t.w.

-Over zee naar Zweden of Engeland.

-Over land de Franse grens over naar Zwitserland.

-Tot 11 November 1942 via het onbezette Frankrijk, het neutrale Spanje en Portugal verder naar overzeese bestemmingen

Vele Engelandvaarders ondervonden grote moeilijkheden op de weg naar de vrijheid.

 

Collaboratie.

Collaboratie is afgeleid van het Franse woord Collaboration en betekend "Samenwerking".

Collaboratie is in het Nederlands een ongunstig begrip daar het samenwerking met een vijandelijke bezetter betekend en in het bijzonder met de Duitse bezettende macht in de Tweede Wereldoorlog.

Samenwerking met de bezetter was krachtens het Wetboek van Strafrecht strafbaar. Twee artikelen uit dat wetboek zijn bij de berechting na de oorlog voornamelijk toegepast, nl. art. 101 dat het vrijwillig in dienst treden bij een vijandelijke krijgsmacht in oorlogstijd strafbaar stelde en art. 102 dat opzettelijke hulpverlening aan de vijand tot strafbaar feit maakte. Als maximumstraf op beide feiten is bij het Besluit Buitengewoon Strafrecht de doodstraf gesteld. Daarnaast stelt het Tribunaalbesluit ten hoogste tien jaar internering op de volgende gedragingen: hulp verleend hebben aan de vijand, lid geweest zijn van een Nationaal Socialistische Organisatie, daarvoor propaganda gemaakt hebben of blijk hebben gegeven van een Fascistische of Nationaal-Socialistische gezindheid. Binnen de grenzen van deze wetsartikelen heeft zich de berechting van collaboratie na de oorlog voornamelijk afgespeeld.

De berechting van collaboratie kan men in de volgende groepen onderscheiden .

-In dienst van de vijand.

-Hulp verlenen aan de vijand

-Mishandeling en terreur.

-Economische samenwerking.

-Verraad.

 

In dienst van de vijand:

De meest voorkomende vorm van collaboratie was het vrijwillig in dienst treden bij de vijandelijke krijgsmacht. Er zijn ter zake van dit feit 6.806 veroordelingen uitgesproken. Sommigen zijn ook nog wegens een ander feit veroordeeld bijvoorbeeld omdat zij in Duitse militaire dienst de vijand bovendien hulp verleenden door als bewaker in concentratiekampen op te treden. Ten slotte zijn de meeste jeugdige wapendragers door het openbaar ministerie voorwaardelijk buiten vervolging gesteld. Deze groep valt buiten het getal van 6.806 . Men kan het aantal wapendragers zeker boven de 10.000 stellen.

Voor de strafmaat maakte het een groot verschil bij welk onderdeel van het Duitse militaire apparaat men had gediend. Wie deel had uitgemaakt van een SS-formatie (Waffen SS of Vrijwilligers legioen Nederland) kreeg al gauw 10 tot 15 jaar omdat deze formaties een ideologisch nationaal-socialistische grondslag hadden.

Hulp verlenen aan de vijand:

Veel gecompliceerder dan het misdrijf van het in vreemde krijgsdienst treden was dat van hulpverlening aan de vijand. De bijzondere gerechtshoven hebben 3.283 veroordelingen ter zake uitgesproken. Wat is nu als strafbare hulpverlening beschouwd? De meest typische vorm was de politieke: het streven om Nederland tot een nationaal-socialistisch land te maken onder leiding van het Groot-Duitse Rijk. De leider van de Nationaal-Socialistische-Beweging der Nederlanden, A.A.Mussert, is daarvoor ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Zijn plaatsvervanger, van Geelkerken, kreeg daarvoor levenslang. Gelijk aan de politieke collaboratie was het voeren van propaganda voor de bezetter en voor zijn politieke systeem. De bekende radiospreker Max Blokzijl is daarom ter dood veroordeeld en geëxecuteerd.

Voor de verleende hulp van Nederlandse autoriteiten aan de vijand zijn alleen de door de bezetter benoemde nationaal-socialistische burgemeesters vervolgd. Vaak hadden deze actief meegewerkt aan de arbeidsinzet voor Duitsland.

Eenzelfde lijn vinden we bij de vervolging van politieambtenaren. Zij moesten noodgedwongen met de bezetter meewerken. Vervolgd zijn de politiemannen die gedetacheerd waren bij afdelingen die zich speciaal bezighielden met het opsporen van ondergedoken joden en illegalen. Zij waren vrijwel altijd nationaal-socialist.

Mishandeling en terreur:

Een relatief groot aantal van de 140 uitgesproken doodstraffen komt voor rekening van de categorie kampbeulen, mensenjagers en terreurbedrijvers. Kampbeulen waren de bewakers in de concentratiekampen Vught, Ommen of Amersfoort die weerloze gevangenen mishandeld hebben. Onder mensenjagers zijn inbegrepen de leden van een groep in Amsterdam die voor een vergoeding van enkele guldens per hoofd ondergedoken joden opspoorden en aan de Duitsers overleverden.

In de laatste periode van de bezetting is systematisch terreur bedreven. Mensen werden zonder duidelijke redenen gearresteerd en vaak zonder vorm van proces neergeschoten en soms als vorm van represaille door de bezetter vermoord. Deze terreur werd steeds bedreven door landwachters en deels door onderdelen van de SS.

Economische samenwerking:

Het theoretisch moeilijkste probleem van hulpverlening was om te bepalen in welke gevallen economische samenwerking met de vijand als strafbare hulpverlening moest worden beschouwd en in welke gevallen niet. Gevallen van geringe betekenis waren niet strafbaar: zoals de bakker die broodjes aan de Duitsers heeft geleverd of de vrouw die in een Duitse kazerne aardappels heeft geschild. De strafbaarheid werd door twee criteria bepaalt: of het object moet van directe betekenis voor de Duitse oorlogsinspanning zijn geweest of de betrokken verdachte moet met groter enthousiasme dan verwacht mocht worden zijn prestatie geleverd hebben. Op grond daarvan zijn scheepsbouwers veroordeeld die oorlogsvaartuigen aan de Duitsers hebben geleverd evenals aannemers van werken op vliegvelden en van bunkers of barakken ten behoeve van Duitse verdedigingswerken.

De tribunalen hebben in totaal 49.920 zaken afgedaan. Daaronder bevonden zich veel lichtere gevallen van wapendragers en van economische collaboratie. Degenen die slechts gewoon lid van de NSB geweest waren zijn er met een voorwaardelijke buitenvervolgstelling afgekomen zij het ook dat zij na de bevrijding geruime tijd in voorlopige bewaring hebben doorgebracht.

Verraad:

Minder talrijk zijn de verraadgevallen geweest. Er zijn 1.344 veroordelingen voor dit feit uitgesproken. Er waren in de eerste plaats de verraders die in verzetsgroepen infiltreerden om de op deze wijze verkregen gegevens aan de Duitsers door te spelen. In veel gevallen zijn ook onderduikers, joden en verzetsstrijders aan de Duitsers verraden door mensen die op enigerlei wijze belang daarbij hadden. Als deze gevallen de dood tot gevolg hadden werden strenge straffen opgelegd. Ook in deze categorie zijn doodvonnissen uitgesproken en ten uitvoer gebracht.

naar hoofdmenu