POSTOPERATIEVE COMPLICATIES
1. Shock door nabloeding van de operatiewond.
Meestal treedt deze complicatie binnen de eerste 24 uur op. De patiënt moet dan opnieuw worden geopereerd om de bloeding te stelpen.
2. Acuut longfalen. Hierbij schiet de ademhaling tekort zodat de zuurstofconcentratie van het bloed daalt. Mogelijke oorzaken zijn: aspiratie van maagzuur; opgezette buik waardoor het middenrif omhoog geduwd wordt (dit belemmert de ademhaling); wondpijn (bijv. na een buikoperatie) leidt tot oppervlakkig ademen en slecht doorhoesten, waardoor het slijm zich in de longen ophoopt. Dit is te voorkomen door het geven van analgetica. Ook de fysiotherapeut kan een bijdrage leveren door het geven van ademhalingsoefeningen en technieken om het slijm goed op te hoesten; embolie, pneumonie en een pneumothorax kunnen uiteraard ook leiden tot acuut longfalen.
3. Acuut nierfalen. Men spreekt van acuut nierfalen wanneer de urineproduktie minder is dan 400 ml/24 uur. Mogelijke oorzaken zijn: onvoldoende doorbloeding van de nieren bijvoorbeeld door shock; beschadiging van de nieren door medicijnen; stuwing van urine, waardoor de druk in de nieren te hoog wordt en het nierweefsel beschadigt (hydronefrose).
4. Stoornissen in vocht- en elektrolytenbalans. Vaak krijgen patiënten postoperatief een infuus. Als bij de toediening van infusievloeistoffen fouten worden gemaakt, kunnen er stoornissen optreden in de vochtbalans (te veel of te weinig vocht). Bovendien kan het vochtverlies na de operatie sterk zijn toegenomen door bijvoorbeeld verlies via een maagsonde of ophoping van vocht in de darmen (na een buikoperatie). Ook bij een groot wondoppervlak is het vochtverlies in het omgevende weefsel aanzienlijk.
Naast water verliest de patiënt ook elektrolyten (opgeloste zouten). De meest voorkomende electrolytstoornis is een tekort aan natrium. De verschijnselen hiervan zijn: misselijkheid, braken, spiertrekkingen, epileptische aanvallen en coma.
5. Stoornissen in zuur-base evenwicht. Normaal gesproken ligt de pH van het bloed tussen 7.35 en 7.45. Dat de waarde tussen deze nauwe grenzen constant gehouden wordt is noodzakelijk voor het goed functioneren van de enzymen. Enzymen spelen een belangrijke rol in de celstofwisseling. Zonder enzymen kunnen de chemische processen in de cel niet meer plaats vinden. Als de pH te veel afwijkt van de normaalwaarde, worden de cellen zodanig in hun functie geremd dat ze te gronde gaan (een pH van 7.0 is al niet meer met het leven verenigbaar). Bij een pH lager dan 7.35 spreekt men van een acidose ofwel verzuring. Terwijl men met een alkalose aangeeft dat de pH hoger is dan de bovengrens van 7.45.
6. Sepsis
7. Wondproblemen. Mogelijke wondproblemen zijn: wondinfectie en wonddehiscentie. Een wondinfectie is te herkennen aan lokale ontstekingsverschijnselen (roodheid, warmte, zwelling en pijn). Soms komt er zelfs pus uit de wond en stijgt de lichaamstemperatuur.
Onder wonddehiscentie verstaat men het wijken van de wondranden. Hierdoor vertraagt de wondgenezing en ontstaat er een lelijk litteken. In de buikwand kan wonddehiscentie zelfs fataal aflopen door een peritonitis.
8. Trombose/embolie. Operatiepatiënten hebben een verhoogd risico op trombose, omdat iedere operatieve ingreep gepaard gaat met beschadiging van bloedvaten. Dit activeert het stollingsmechanisme, wat op zich nuttig is om overmatig bloedverlies te voorkomen. Als dit mechanisme echter te ver doorschiet kan er een bloedprop ontstaan die de ader volledig afsluit. Vaak doet dit probleem zich voor in het been. Deze is dan opgezwollen, warm en pijnlijk. Een andere reden waarom operatiepatiënten meer kans hebben op trombose is vertraging van de bloedstroom door bedrust.
9.Maagdilatatie. Bij een maagdilatatie is de maag sterk uitgezet door uitval van de peristaltiek. Het kan optreden na buikoperaties, stomp buiktrauma, wervelfracturen en spinaal anaesthesie. In feite is het een soort paralytische ileus en kan het dus leiden tot shockverschijnselen door dehydratie.
De patiënt mag niets per os om de dilatatie niet te verergeren. In ernstige gevallen kan een continue zuigdrainage van de maag ervoor zorgen dat de spijsverteringssappen worden afgevoerd. Vocht en voeding krijgt de patient dan via een infuus. Pas als de peristaltiek is teruggekeerd, mag de patiënt weer voeding p.o. krijgen (eerst vloeibaar, daarna langzaam opbouwend naar vast voedsel).
10. Complicaties veroorzaakt door drains: decubitus/weefselnecrose; infectie doordat bacteriën langs de drain binnendringen
11. Decubitus
12. Pijn