WERKWIJZE MET ACRYLVERF EN ACQUARELVERF
ACRYLVERF:
A. De aquarelachtige methode,
maar dan wel met acrylverf. Om een zekere mate van doorzichtigheid te
bereiken, werk ik met veel dunne lagen acrylverf op een witte
ondergrond van gesso (primer).
Dit "glaceren" verhoogt de intensiteit van de kleuren, net zoals bij aquarelleren.
De structuur op de drager (MDF of multiplex) geeft een extra mogelijkheid de onderste lagen door te laten schijnen.
In principe werk ik dus van licht naar donker.
Voordat ik begin met schilderen, werk ik een idee uit in een aantal schetsen op klein formaat.
Als ik tevreden ben over de schets, heb ik een begin voor een nieuw schilderij.
B. De tamponeermethode, ook met acrylverf.
De ondergrond krijgt eerst
een egale kleur (bv. rood, geel, donker paars). Ook hier wil ik
kleuren laten doorschemeren in de volgende lagen.
Dat gebeurt door met meer of minder druk te tamponeren met een grote ronde kwast.
Het vormenspel ontstaat
door gebruik te maken van stroken karton ( bogen en rechte stroken),
hetgeen tevens een beperking geeft.
De kleuren worden steeds feller en lichter, naarmate het schilderij vordert.
Soms improviseer ik naar aanleiding van een schets, dan weer begin ik met een vlakverdeling en kijk ik welke kant het opgaat.
AQUARELVERF:
Als ik aquarelleer (bloemen , figuren) begin ik met een vage ondergrond, nat in nat, waarin nog weinig vorm te herkennen valt.
In de volgende lagen ontstaan meer vormen en komt er meer diepte in het werk.
|