Het spel wordt gespeeld met de klok mee, en iedere speler krijgt 4 kaarten. De speler na de deler mag als eerste uitkomen. De overige spelers moéten, als ze dat kunnen bekennen. Dus als het bijvoorbeeld Harten is, moeten ze een Harten opleggen. Kunnen ze dat niet dan mag een willekeurige kaart worden gespeeld.

De winnaar van een slag is diegene met de hoogste kaart van de als eerst gespeelde kleur*. De winnaar van de láátste slag (dus de 4-de) wint het spel. Deze winnaar deelt voor de volgende slag en de speler na hem speelt de eerste kaart.

Ieder spel gaat in het begin om 1 punt. Spelers kunnen, op elk willekeurig moment, toepen. Dat doe je door met je knokkels op tafel te slaan en te zeggen: "Ik toep". Op dat moment wordt de inzet verhoogd met 1 punt.

Een speler heeft zich dood gespeeld als hij 15 punten heeft.

Voordat nog een kaart gespeeld wordt moeten de andere spelers zeggen of ze meegaan of passen op die toep. Dit passen of meegaan op een toep moet gebeuren in volgorde vanaf de toepende speler.

Een speler mag niet over zichzelf heen toepen. Een speler mag ook niet voor meer punten toepen dan hij zelf nog te gaan heeft. Hij mag wel voor meer punten dan hij heeft, meegaan op een toep van een ander. De verliezers krijgen het aantal punten waarvoor is getoept (en waarvoor ze zijn meegegaan) er bij.

Indien een speler 14 punten heeft, betekent dit Armoede voor die speler. De armoede speler mag als eerste uitkomen. De overige spelers moeten dan eerst zeggen of ze tegen de Armoede speler spelen. Doen zij dit niet dan krijgen zij 1 punt. De spelers die dit wel doen spelen voor 2 punten. Een speler die op 15 of hoger komt verliest de partij.

Verzaken is een ernstige verstoring van het Toepen. Er is van verzaken sprake als een speler niet de gevraagde kleur* speelt terwijl het deze wel heeft.
Indien de speler dit zelf ontdekt terwijl er nog geen volgende kaart is gespeeld mag hij de gespeelde kaart terug nemen en de juiste kaart spelen (het nadeel ligt dan immers alleen bij de verzaker zelf).
Indien de speler dit zelf ontdekt en er inmiddels door de volgende speler een kaart is gespeeld moet de verzaker passen. Hij krijgt dan 1 strafpunt extra bovenop het dan geldende puntenaantal waarvoor wordt gespeeld. In ieder ander of later stadium moet het spel worden gestaakt. De verzaker krijgt dan 3 strafpunten en het spel moet worden overgespeeld.

Indien geen van de nog in het spel zijnde spelers kan bekennen, is de rangvolgorde van de kaarten eerst en als dat gelijk is dan geld 1) Harten 2) Schoppen 3) Ruiten en 4) Klaver.
Voorbeeld:
3 spelers hebben allen nog maar 1 kaart. Speler A mag als eerste uit, en speelt een Klaver Boer. Speler B heeft Ruiten 10 maar klopt toch (bluft). Speler C heeft Schoppen 10 en houdt wel van wat bluf en gaat mee. Speler A past echter. De spelers B en C hebben beiden niét de gevraagde kaart. Speler C wint hier echter omdat in dit geval de Schoppen 10 hoger is dan de Ruiten 10.

Hachie-Hachie wordt gespeeld er nog 2 spelers over zijn. De 2 spelers krijgen 11 kaarten waarvan ze er 3 moeten wegleggen. Met de overige kaarten spelen zij een normaal spel tegen elkaar.