Dirkje Kingma,

 

geboren te Dronrijp, op dinsdag 6 november 1906 en overleden te Dronrijp op donderdag 2 maart 2000.

De grote Animator van “DURKJE-DEI”

 

Onze suikertante  of  het doopceel gelicht

geschreven door Herrie Veldman, Franeker in zijn KINGMA-boek

 

Dirkje is geboren op de “Molepôlle”, het Molenpad, en dat was later tevens de plaats, waar zij met haar vriendinnen veel speelde.

Op school was het een “flierefluiter”; buiten alle vogeltjes zien vliegen, lachen en grinniken. Handwerken was een plaag, alle breien mislukte.

 

Later van school was het werken bij de familie Kuiken. Dezen hadden een kurkfabriek in Dronrijp. In de vrije uurtjes was het wandelen of fietsen naar Franeker. Dat laatste gebeurde bij voorkeur op donderdagavond, want dan was er in het centrum van de stad een muziekuitvoering. Het zal wel niet alleen om de muziek te doen zijn geweest! Haar gevoel voor humor was toen ook al aanwezig en volgens de bronnen zong ze toen ook al veel, tot in het “braakhok”toe. Veel plezier heeft ze beleefd met haar vriendinnen, onder wie Anne Veltman en Cile van der Geest.

 

Rond 1928 is ze veel thuis om haar zieke moeder, beppe Johanna, te verzorgen. Eens wandelden ze samen door het dorp. Onderweg komen ze Arie Brouwer, de vader van beppe Johanna, tegen en deze zegt tegen Dirkje dat ze met haar zwakke moeder niet mocht wandelen. Want wat zouden de mensen wel niet zeggen!

Dirkje wordt nog kwaad als ze dit leest.

 

Na al het gefeest, maar toch ook wel verdriet, breekt dan een korte kloosterperiode aan. Omstreeks 1930 gaat ze naar de zusters van Bennebroek, de zusters Franciscanessen, om te proberen of het kloosterleven iets voor haar is.

Uit een brief, vanuit het klooster naar Dronrijp dan het volgende:

“Hoe graag we haar zouden willen houden, omdat ze werkelijk goed haar best doet, is ze hier niet op haar plaats. Ze zou heimwee kunnen krijgen en dat zou nadelig op haar gezondheid kunnen werken. Het is beter dat ze maar weer naar Dronrijp terugkeerd”.

Ze zou terug op vrijdag of maandag a.s. 8 december en of ze opgehaald kon worden. Bij geen bezwaar zou eventueel de huisknecht haar naar Haarlem kunnen brengen om haar daar op de trein naar Enkhuizen te zetten. Mijn vader heeft haar echter opgehaald uit Bennebroek. Iets bijzonders was, voor die tijd tenminste, dat hij bier bij het eten kreeg, zo vertelde hij.

 

Ze geeft echter de moed niet op en zo vertrekt ze enkele jaren later weer naar Bennebroek. Ook van dit bezoek is een brief bewaard gebleven d.d. maart 1933.

In deze brief schrijft ze over de brand bij boer Dijkstra, waar haar broer Frans werkte en vraagt ze of hij nu nog wel werk heeft, feliciteert ze Piet en Jaantje met de geboorte van hun zoon Piet en verzoekt ze de groeten te doen aan vele bekenden.

Ze heeft het ook nu niet lang volgehouden en ze zat al hoog en droog bij haar zus Lies in Groningen, voordat ze in Dronrijp bericht uit Bennebroek kregen over de “mislukking”.

 

In deze tijd moet volgens mijn herinnering ook het volgende voorval plaatsgevonden hebben:

Wij woonden toen in het huis van Pake Doeke (Molepôlle 3). Je zou dat toen als familie-huis kunnen beschouwen: oom Frans was toen nog bij ons en ook Durkje was met haar vrije dagen bij ons te gast. Mijn ouders sliepen beneden in de bedstede en ook de allerjongsten. Ik sliep op zolder net als oom Frans. Die nacht was ook tante Dirkje bij ons. Maar “midden in de nacht”, het was in ieder geval op zolder flink donker, schrok ik wakker door een vreselijk gegil. Er werd licht gemaakt en tante Dirkje stond boven op har bed te dansen en te schreeuwen: “ ’n Muis!  ’n muis!”.

Oom Frans heeft nog gezocht naar het beestje maar hij kon niets vinden! We konden weer verder slapen.

 

Een mens moet toch wat te doen hebben en alhoewel ze ook op Dronrijp altijd werk had gehad (ze denkt nog met veel genoegen terug naar de tijd, dat ze werkte bij de familie Kuiken) ging ze nu aan het werk bij de heren pastoors, in die tijd nog kleine dictators, de goeden niet te na gesproken. Maar net als overal moest je ook hier op de onderste sport van de ladder beginnen. En zo werd ze dan in 1934/1935 tweede meisje op de pastorie van deken van Galkom in Sneek, aan de Van Harixmakade. Die keuken zat half in de grond (sous terrain) en je zag alleen maar de benen van de mensen op het trottoir. Voor haar toen een vreemde gewaarwording.

 

In de oorlog ’40-’45 vinden we haar als huishoudster bij de pastoor van Ameland. Februari 1944 is ze even in Dronrijp. Er had zich daar bij Piet en Jaantje een jonge spruit aangediend, die háár roepnaam, Dirkje, had gekregen. Voorwaar een belangrijke gebeurtenis. Maar ze moest weer terug naar Ameland. Haar pastoor wachtte. Maar er stond nogal wat wind, zodat de kapitein van de veerboot Holwerd-Ameland besloot om maar aan de wal te blijven. De “barkas”bleef dus liggen. Maar niet voor lang, want de Duitse soldaten gaven hem opdracht te varen. Befehl ist befehl. Ook onze Dirkje stapte aan boord. Dat werd, hoe kan het ook anders, schipbreuk lijden. Met behulp van de visserslui/bootreizigers gelukte het de kapitein de barkas bij Wierum op de dijk te zetten. Door- en doornat en in- en inkoud werden de passagiers met een legerwagen weer naar Holwerd teruggebracht, waar bij gastvrije mensen de nacht werd doorgebracht.

En zo is Dirkje dus een schipbreukeling geweest. Hoe haar gedachten en gevoelens waren, zal maar niet beschreven worden. Een geluk voor ons, dat ze hier gebleven is (Durkje-dei)

 

Ook pastorieën in Wythmen, Heeg en Huizum(Leeuwarden) worden voor kortere en langere tijd door haar bewoond.

In Wythmen bij Zwolle kwam ze bij een pastoor, die bouwpastoor was. Wel was het zijn wens, dat Dora samen met hem ging winkelen of samen een eindje fietsen. Dat was natuurlijk niets voor haar en ze vertrok dan ook al weer gauw.

Heeg is de volgende pleisterplaats. Op de pastorie is daar dan Atsje, die ze op de pastorie in Sneek had leren kennen. Het verblijf in Heeg was ook maar van korte duur, want eind ’44, begin ’45 vinden we haar op de pastorie van de Johannes de Doper-parochie in Huizem (Leeuwarden) bij pastoor de Geus. De oorlog liep ten einde en een enkeling (Joke) die van Dronrijp naar Leeuwarden moest (school) kwam af en toe eens even bij haar aanwippen.

 

In 1946-1949 vinden we haar bij de rector van het sanatorium Berg-en-Bosch bij Bilthoven. Hier ontmoet ze ook nog een nicht, de dominicanes zuster Dolorosa Jorna, wiens moeder een zuster was van beppe Johanna Brouwer, en met wie ze het goed kon vinden.

 

Dan vertrekt ze in 1949 naar Nijmegen, naar een voor ons onbekende professor in de exegese, verbonden aan de katholieke universiteit daar, professor Alfrink.

Ook hier is het een kwestie van enkele jaren. In 1951 wordt haar professor benoemd eerst tot coadjutor van kardinaal de Jong, later, na diens dood tot aartsbisschop van Utrecht en …….ze gaat mee naar Utrecht.

Het is voor haar daar een drukke tijd. Er komen veel mensen voor besprekingen naar de Maliebaan 40. Er is in Nederland veel in beweging. Veel conferenties en veel reizen naar Rome. De tijd van het Tweede Vaticaans Concilie en het Pastoraal Concilie in Noordwijkerhout.

En ze leeft mee met haar “Eminentie”. Welke de steun is geweest, die ze elkaar hebben gegeven in deze roerige tijd, waarin vele zekerheden los raakten, zal wel nooit aan het licht komen, maar dat ze veel aan elkaar hebben gehad in hun gewoon menselijke relaties zal ontegenzeglijk waar zijn.

In 1974 viert ze haar zilveren feest als “huishoudster”bij de kardinaal. Dit feest wordt op grootse wijze gevierd in Dronrijp, waar de kardinaal voorgaat in de Eucharistie-viering. Daarna vindt de eerste familiereünie van de Kingma’s plaats. Durkje-dei is geboren.

In 1975 legt kardinaal Alfrink zijn functie als aartsbisschop van Utrecht neer en neemt hij zijn intrek in een voor hem gebouwde bungalow op het terrein van het oude grootseminarie Dijnselburg bij Zeist.

En onze Dora, zoals ze aan de pastorieën genoemd wordt, gaat mee, samen genieten van het leven. Zij kan niet van huis als eminentie, de “meester”, thuis is.

Toch is er een dag, dat ze er tussen uit gaat: Durkje-dei. Een heerlijke dag varen over het Friese water, samen met al die familieleden, die ook zo, net als zij, genieten van een dag samen uit en samen bij elkaar; een dag van je verbonden voelen met elkaar, een dag van lekker eten en drinken en plezier maken, een dag die verbindend werkt naar al die mensen, die zich verwant voelen met haar……………..

 

aldus Herrie Veldman in het Kingma-boek.