Als de spanning aangaat loopt er een kleine stroom door beide leds.
Die stroom laadt de elco's op, totdat er bij een genoeg stroom doorheengaat om de transistor te activeren.
Zodra bijvoobeeld T2 aangaat, loopt C2 weer een leeg; T1 gaat dan niet geleiden en de linker led gaat branden.
Zodra je de knop indrukt laadt C1 ietsje verder op, als je de knop weer loslaat gaat hij terug naar het oude niveau.
Hierbij gaat T2 weer uit. De collectorspanning van T2 stijgt, waardoor T1 gaat geleiden.
Die blijft geleiden totdat je de knop weer indrukt, en het proces zich omgekeerd afspeelt.
Oké, genoeg theorie. Nu de praktijk. Wat heb je eraan?
Je kan bijvoorbeeld een led door een relais vervangen, zodat je echt iets kan schakelen.
Er verandert dan wel wat:
De leds vervallen, de linkerled wordt vervangen door een 120 Ω weerstand.
R2 en R5 worden allebei 2,7 KΩ.
Er komt een diode parallel aan het relais met de anode (streepje) aan de plus.
De transistors worden van het type 2N3053 of vergelijkbaar.
R3 wordt 15 Ω.
Ook kan je hem aan allerlei schakelaars koppelen (geluid- of aanraakschakelaar).
Het schema van de aanraakschakelaar op deze site kun je gebruiken:
De schakelaar in dit schema wordt dan vervangen door de FET (IRF510) uit dat schema.
Je kan dan je lamp in de kamer aan- en uitdoen door twee contactjes aan te raken.