VAT-EDE - - - - - - - - TUINREGLEMENT - - - - - - - per 21 maart 2002.
08.08.2002
Artikel 1
a. Uitgaande van artikel 2 van de statuten dienen tuinen te worden gebruikt om daarop ter ontspanning te tuinieren
b. Ieder lid dient de toegewezen tuin(en) goed te onderhouden.
c. De leden dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het complex.
d. Het uitoefenen van beroepsmatige handelingen op de tuin en/of het verkopen van produkten aldaar is niet toegestaan.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Artikel 2
a. De zorg voor het complex is de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het complexbestuur en de leden.
b. Na aankondiging van het complexbestuur zijn de leden verplicht op hun tuin werkzaamheden toe te laten die voor onderhoud of
verbetering van het complex of aangrenzende tuinen nodig zijn.
Artikel 3 -Tuingrenzen-
a. Paaltjes met eventueel daartussen gespannen lijnen geven de grenzen aan van de afzonderlijke tuinen.
b. Deze mogen uitsluitend worden verwijderd of verplaatst met toestemming van het complexbestuur.
c. Andere tuinafscheidingen zijn verboden, tenzij met wederzijds goedvinden van de huurders van de aangrenzende tuinen
en met toestemming van het complexbestuur.
d. Indien hagen als afscheiding tussen de tuinen zijn toegestaan mogen deze niet hoger zijn dan 60 cm en niet breder dan 40 cm.
Artikel 4 -Algemene werkzaamheden-
a. Het complexbestuur is bevoegd algemene werkzaamheden te organiseren met het oog op het onderhoud en de
(her)inrichting van het complex en leden hiervoor op te roepen (HHR art.17.3).
b. Alle leden zijn verplicht deel te nemen aan algemene werkzaamheden ten behoeve van het complex (HHR art.4.4)
c. Het oproepen geschiedt in principe ten minste zeven dagen vóór de werkdatum.
d. Ontheffing van het verrichten van algemene werkzaamheden kan op verzoek van de tuinder door het complexbestuur worden
verleend.
e. Het complexbestuur dient een rooster bij te houden om herhaaldelijk verzuim te registreren.
Artikel 5 -Complexbestuur-
a. Het complexbestuur is bevoegd de tuinen te betreden.
b. Het complexbestuur is bevoegd leden die zich niet aan het Tuinreglement houden, mondeling of schriftelijk te waarschuwen.
c. Het complexbestuur is bevoegd, indien de goede orde of redelijkheid dit eist of indien iemand zich schuldig maakt aan
overtredingen van het Tuinreglement, personen te gelasten zich van het complex te verwijderen.
Individuele verantwoordelijkheid
Artikel 6 -netheid-
a. Het onderhouden en schoonhouden van paden, hagen, groenstroken, hekwerk en bermen geschiedt volgens aanwijzingen
van het complexbestuur. Dit geldt ook voor het snoeien van bomen en heesters die vallen onder
de openbare groenvoorziening.
b. Er mogen geen materialen of afval buiten de eigen tuin worden geplaatst, tenzij op plaatsen die door het complexbestuur
hiervoor zijn aangewezen.
c. Het is verboden tuin- en ander afval te storten of achter te laten buiten het complex.
d. Kruiwagens dienen na gebruik op de daarvoor bestemde plaatsen te worden teruggezet.
Artikel 7
Ieder lid heeft de vrije beschikking over de hem/haar verhuurde grond en is vrij de tuin naar eigen
inzicht te betelen onder de volgende voorwaarden:
a. De tuin moet het hele jaar in goede staat worden gehouden;
b. Bonenstaken, erwtengaas en andere tijdelijke leimiddelen dienen vóór 1 december verwijderd te zijn;
c. De tuin dient vrij te worden gehouden van zaadverspreidend onkruid en/of wortelonkruiden;
e. De tuin dient bij voorkeur eenmaal per jaar bemest te worden met organische mest, compost of met een groenbemester;
f. Er dient zoveel mogelijk wisselteelt te worden toegepast, waarbij voor sommige gewassen extra regels kunnen gelden
Artikel 8 -Aardappelen-
a. Op maximaal 25 % van de tuin mogen aardappelen worden geteeld.
b. Aardappelen mogen eenmaal in de vier jaar op een zelfde plaats geteeld worden.
c. Met het oog op het voorgaande dient iedere tuinder die aardappelen wil telen bij het complexbestuur een aardappelteeltplan
in te leveren. Daarop moet zijn aangetekend waar de komende vier jaar aardappelen geteeld zullen worden.
Het complexbestuur is bevoegd een aardappelteeltplan op te leggen.
d. Een nieuwe tuinder dient bij de teelt van aardappelen rekening te houden met het aardappelteeltplan van voorgaande jaren.
e. Bij zware aantasting door de aardappelziekte (Phytophthora) dient het loof dat aangetast is direct van het complex te worden
verwijderd. Dit ter beoordeling van het complexbestuur.
f. Bij voorkeur dienen resistente of minder vatbare rassen te worden geteeld.
g. Na de oogst dient alle loof van het complex te worden verwijderd.
h. Na de teelt van aardappelen dient opschot ervan terstond te worden verwijderd.
Artikel 9 -Bonen-
a. Op maximaal 25 % van de tuin mogen stokbonen worden geteeld.
b. Bonen mogen niet vaker dan eenmaal in de twee jaar op een zelfde plaats worden geteeld.
c. Met het oog op het voorgaande dient iedere tuinder die bonen wil telen bij het complexbestuur een bonenteeltplan
in te leveren. Daarop moet zijn aangetekend waar de komende vier jaar bonen geteeld zullen worden.
Het complexbestuur is bevoegd een bonenteeltplan op te leggen.
d. Een nieuwe tuinder dient bij de teelt van bonen rekening te houden met het bonenteeltplan van voorgaande jaren.
e. De hoogte van de bonenstokken mag maximaal 2.50 meter boven het maaiveld zijn.
Artikel 10 -Compost-
a. Composthopen moeten minstens 50 cm van de complexafrastering of de grens van een naburige tuin zijn aangelegd
b. Een composthoop mag met steunmateriaal of met een compostbak omgeven zijn, maar dient in ieder geval een net uiterlijk
te hebben, dit ter beoordeling van het complexbestuur.
c. Een composthoop mag niet hoger zijn dan 1 meter.
Artikel 11 -Gereedschapskist-
a.Een gereedschapskist mag een hoogte hebben van maximaal 60 cm boven het maaiveld. Hij mag maximaal 100 cm breed zijn
en maximaal 200 cm lang.
b. De kist moet donkerbruin of groen zijn en afgedekt met bruin of zwart waterdicht materiaal.
c. Een gereedschapskist mag op of tegen de scheidingslijn van 2 tuinen geplaatst worden als de gebruikers van de twee
betreffende tuinen het daarover eens zijn. In overige gevallen moet de afstand tot de naburige tuin 50 cm bedragen.
Een gereedschapskist mag de afrastering niet raken.
d. Een gereedschapskist dient in redelijke staat van onderhoud te zijn. Dit ter beoordeling van het complexbestuur.
Artikel 12 -Broeibak-
a. De hooge van een broeibak mag ten hoogste 60 cm boven het maaiveld zijn. De boverkant van de bak dient hellend te zijn.
b. De broeibakken van één tuin dienen dezelfde maat te hebben.
c. In plaats van glas mogen ramen, mits netjes, met doorzichtig kunststof zijn bespannen
Dit ter beoordeling van het complexbestuur.
d. Hout dient aan de buitenzijde donkerbruin of groen van kleur te zijn; beton of steen behoeft niet geverfd te zijn.
e. De afstand van de broeibak tot de naburige tuin en/of afrastering moet minstens 50 cm zijn.
f. Een broeibak dient in redelijke staat van onderhoud te verkeren en veilig opgesteld te zijn, dit ter beoordeling
van het complexbestuur.
g. Het oppervlak aan broeibak mag niet meer dan 10 % van het tuinoppervlak bedragen.
Artikel 13 -Plastic tunnels-
a. Plastic tunnels zijn toegestaan van maart tot en met oktober.
b. Het oppervlak aan tunnels mag niet meer dan 10 % van het tuinoppervlak bedragen.
c. Het plastic dient windvast te zijn aangebracht.
Artikel 14 -Andere bouwsels-
a. Anderen bouwsels dan genoemd ia artikel 11, 12 en 13 zijn niet toegestaan.
Indien tuinhuisjes of kasjes worden toegestaan zal hiervoor een aanvullend reglement worden gemaakt.
Artikel 15 -Milleu-
a. Het verbranden van vuil en/of ander materiaal is niet toegestaan.
b. Er mogen geen activiteiten worden verricht die enig risico voor de verontreiniging van bodem, water of lucht met zich meebrengen
c. Vernielingen en of beschadigingen dienen aan het complexbestuur te worden gemeld.
Artikel 16 -Water-
a. Tijdens het sproeien van water dient de tuider op het tuincomplex aanwezig te zijn.
b. Slangen en sproeiers dienen degelijk aangesloten te zijn.
c. Water mag alleen worden gebruikt voor tuindoeleinden, zoals gieten en sproeien.
d. Slangen moeten na gebruik van de kranen worden verwijderd.
Artikel 17 -bestrijdingsmiddelen-
a. De leden mogen uitsluitend gebruik maken van voor kleingebruik toegelaten bestrijdingdmiddelen.
b. Toepassing dient zodanig te zijn dat geen bestrijdingsmiddel op aangrenzende tuin(en) terechtkomt.
Artikel 18 -Verbodsbepalingen-
Het is verboden:
a. Beplanting te hebben staan die naar het oordeel van het complexbestuur hinder voor anderen veroorzaken of bij wet verboden zijn;
b. Gewassen te verbouwen waaruit psychologene (geestverruimende) middelen kunnen worden gefabriceerd;
c. Op de tuin levend vee, duiven, pluimvee of andere dieren te houden; het houden van honingbijen is slechts toegestaan
met toestemming van het complexbestuur;
d. Loslopende honden of katten op het terrein te brengen of te houden en vuil van deze dieren buiten de eigen tuin te laten liggen;
e. Bomen of struiken op de tuin te hebben die hoger zijn dan de afstand van de stam tot de grens van de dichtsbij gelegen tuin(en),
waarbij een maximumhoogte geldt van 4 meter. In onderling overleg en met toestemming van het complexbestuur
kan hiervan worden afgeweken;
f. Handelingen te verrichten die naar het oordeel van het complexbestuur hinder aan anderen veroorzaken of anderen het genot van het
tuinieren beperken dan wel ontnemen;
g. Onbevoegd de tuinen van anderen betreden;
h. Motorvoertuigen te parkeren op andere dan de hievoor bestemde plaatsen;
i. Zonder toestemming van het complexbestuur paden te berijden met andere voertuigen dan brommers, fietsen,
fietsaanhangers en kruiwagens;
j. Gereedschappen van de vereniging buiten het complex te gebruiken, tenzij met toestemming van het complexbestuur;
k. De vrije doorgang van paden te belemmeren;
l. Materialen te plaatsen tegen of te verbinden aan de afrastering van het complex.
Artikel 19 -Overtredingen-
a. Bij overtredingen van enige verbodsbepalingen en/of bij niet nakomen van enige verplichting wordt hiervan door het complexbestuur
schriftelijk aan het betreffende lid mededeling gedaan.
b. Het lid dient de door hem door het complexbestuur gegeven aanwijzingen op te volgen, dan wel de aan hem in bepaalde gevallen
opgelegde maatregelen binnen veertien dagen te nemen.
c. Indien het betrokken lid herhaaldelijk de regels overtreedt, dan wel de aan hem opgelegde maatregelen niet binnen de gestelde termijn heeft
genomen, ontvangt hij van het complexbestuur een schriftelijke waarschuwing. Het lid krijgt alsnog minimaal veertien dagen de tijd
om de opgelegde maatregelen te nemen.
d. Indien het lid in gebreke blijft, doet het complexbestuur een voordracht tot royement aan het hoofdbestuur
(Stat Art. 8.7, HHR atr. 8 en 8.2)
Artikel 20 -Aanvullende regels voor een complex-
Het complexbestuur kan extra regels stellen.
a. Deze regels worden vastgesteld in een complexvergadering.
b. Deze regels mogen niet in strijd zijn met Statuten of Huishoudelij Reglement. Dit ter beoordeling van het hoofdbestuur.
c. Deze regels dienen zo spoedig mogelijk na vaststelling te worden bekend gemaakt in de Kruiwagen en treden in werking
de eerste van de maand volgend op het uitkomen van de Kruiwagen. (HHR art.4)
Artikel 21 -Slotpepaling-
Indien het Tuinreglement niet voorziet in enige zaak treedt artikel 46 van het Huishoudelijk Reglement in werking.