|
De SOOP zal in april 2008 haar verjaardag vieren en nodigt
allen die de SOOP kennen als bezoeker,
medewerker/vrijwilliger of deelnemer aan clubs of
activiteiten uit, een bijdrage te leveren aan dit digitale
jubileumboek. Deel je herinneringen over de afgelopen jaren met andere
(ex)SOOP'ers, buurtgenoten en belangstellenden. Schrijf een verhaal, anekdote, brief of anderszins -
eventueel vergezeld van een foto, een tekening, o.i.d., en
lever dit verhaal in: - aan de bar van de SOOP - per post naar de SOOP
t.a.v. Jack van Vlijmen, Nieuwe Kerkstraat 124 1018 VM
Amsterdam - of klik op
soopverhalen@soopnet.nl en verzend jouw verhaal en
eventueel bijbehorende foto's en tekeningen.
Daarna wordt het verhaal geplaatst op deze pagina. Hieronder vind je de
inzendingen tot nu toe:
|
Op deze pagina vind je verhalen over de SOOP. |
|
Voor individuele bijdragen, klik op de naam. |
Mijn wijfies
Jos Haagmans
Eerbiedig en absoluut niet
negatief bedoeld zeg ik wel eens tegen mijn achterban dat ik weer naar 'mijn
wijfies’ ga. Diezelfde achterban hangt ook altijd aan mijn lippen als ik
vertel wat ik nu weer heb door- en meegemaakt, met wie en met wat en hoe en
wanneer en hoe laat en waarom. Het zijn vrolijke verhalen die ik graag mag
vertellen na mijn vaste SOOPdag: donderdagmiddag als ik 'bardienst doe'. Ik
lach wat af. Ik hoop anderen ook.
Inmiddels kom ik er
maandagochtend kunstscheppen, 's middags zingen (als enige man tussen die
'wijfies'), woensdag en zondag jeu de boulen in de 'open lucht' en verder
volg ik al of niet betaalde computerlessen en kom onregelmatig zomaar
binnenvallen om veel te praten en te lachen, want zo ben ik wel. Nu en dan
overval ik zelfs onverwacht en ongenood een serieuze en belangrijke
vergadering. Hetgeen voor mijn doen heel eigenaardige, bijna sm-contouren
aanneemt. Ach wie kent zichzelve: toch? En niet vergeten: samen met een
evenzo geïnspireerde R. kneed ik De Schaduwkrant, een blad over de andere
kant van de SOOPhistische werkelijkheid dat volstrekt regelmaatloos
verschijnt, dus altijd goed is voor heftige opwinding in 'De Inrichting'. R
doet het meeste werk en zo hoort het ook. Hij is er goed in. Kortom: de SOOP
overweldigt me: steeds meer.
Ik kwam er een jaar of drie
geleden voor het eerst. Ik had vele jaren bij nacht en ontij buitengaats
gewerkt: in het Gooi. Maar ik woonde wel al die tijd in De Plantage. Meer ’s
nachts dan wel in de héél vroege ochtend. In mijn vut-periode wilde ik mijn
prachtige, historisch bijzondere buurt nu wel eens echt leren kennen. Met
mensen en al. Na al die verhalen in de ongemeen voortreffelijke Plantage
Weesper Buurtkrant, waarvoor ik ging vrijwilligen als eindredacteur, raakte
ik geïnteresseerd in de SOOP. Nou ja, je wordt wat ouder en zoekt. En je
hebt altijd wel mensen die zeggen dat het goed voor je is. Goede raad, om te
voorkomen dat je vervelend wordt in je luie stoel.
Dus toen gebeurde het: De
SOOP. Ik stapte over die toch wel ernstige drempel. Op een verloren middag.
Ik kreeg mijn gratis kopje koffie en koekje, zoals gebruikelijk als je voor
het eerst komt. In mijn geval zelfs twéé koekjes. Ja, ja dat waren nog eens
tijden. Alleen niet van denderende kwaliteit.. Op die bewuste middag praatte
ik met A en E, voorzitter, respectievelijk barmevrouw. Voor de rest praatten
nog allerlei mensen: voornamelijk op me in. Om me te verzekeren hoe
fantastisch die SOOP wel is en wat voor gewichtigs ze niet allemaal doen en
vooral deden. Er zat iemand te puzzelen, die zich op onverwachte momenten met
het gesprek bemoeide en die later over me bleek 'te gaan', die ‘de intake'
deed en vooral vroeg of ik gezond was en recht bij zinnen: R. Die laatste
vraag was terecht. En er werd geschaakt door de kleine P en lange P. En er
werd veel naar boven en naar beneden gelopen en gestoellift.
God-weet-wie-allemaal. En: het ruiste vriendelijke, spraakzame, lonkende
vrouwen.
Mijn eerste kennismaking.
Er hingen van die vreselijk oudbollige lampen boven een vreselijk oudbollige
bar. H. bevond zich in de tuin en zoniet dan at hij ijsjes werd me verteld.
Want daar had hij dan recht op. En als de ijsje op waren moest ik dat noteren
in een boek. Ik werd 'voorgelicht'en 'ingewijd' door L. die verliefd was
geworden op L. die op dinsdag 'stond'. Dus of ik 'de donderdagmiddag' wilde.
Want dan kon hij 'op dinsdag' vanwege L.
Maar natuurlijk, wat maakte
mij dat uit. Ik wilde van jongsafaan al achter een bar staan. Dus toen, op
die vaste donderdagmiddag ontmoette ik een andere L, die ik uit bewondering
bij haar volle voornaam wil noemen: Leslie. Een bijzondere collega.
In zo'n eerste gesprek
probeer je onder elkaar een beetje te vertellen wie je bent. Verdomd: ,,Ben
je getrouwd met Maddie? Die ken ik wel. Die heeft ballet gedanst met mijn zus
Tiny. Ik heb nog foto`s van haar van het Nederlands Danstheater, gemaakt door
Ger", haar overleden man.
En ach, natuurlijk vanwege
mijn journalistieke achtergrond, dook ik de PR-commissie in. Maar mijn
gezondheid (ja, ja verzwegen tijdens mijn intakegesprek) en druk, druk,
drukte en nog drukker leven liet dat niet lang toe.
Inmidddels is 'mijn
SOOPfamilie' gegroeid. Met W. M, M, M, M, A, P, J, P, R, R, T, E, G, L enz.
enz. Neem me niet kwalijk als ik iemand vergeet. Aardige mensen, soms teveel
bemoeiallen. Soms wel héle erge teveel bemoeiallen. Types waartegen ik altijd
in opstand kom en met wie ik normaliter vreselijke mot mee heb. Maar in dit
geval niet áltijd: nu en dan bedoelen bemoeiallen het een beetje goed. Alleen
op hun manier. Dat heb ik geleerd op de SOOP. Een harde leerschool. Nog
steeds. Het houdt je levendig. Dat wel.
En verdomd: misschien maakt
die krankzinnige Inrichting je wel mild.
Goed dan: nog één M. Ze
schaakte met die kleine P en lange P. Ik moest d'r eerst een kopje thee
geven. Ik deed dan altijd alsof ik vergat dat er suiker in moest en een
lepeltje en een schoteltje voor het natte theezakje. En dan riep ze
vriendelijk 'Waar blijft de rest, en ook suiker hoor'. En dan vergat ik
zogenaamd het koekje. Ik wist dat ze van een speculaasje hield. Dus dat
bewaarde ik voor haar. ‘En waar blijft mijn koekje’. Ik wachtte erop. En even
later, voor een paardensprongetje gebaarde ze door een drinkgebaar te maken
‘dat het tijd was’. Voor haar glaasje rode Martini. Ik schonk het in een glas
van het formaat dat bestemd was voor frisdrank, met twee klonten ijs. Met
steeds hetzelfde grapje: boven het schaakbord.
'Sta je op winst? Dan krijg
je een extra scheutje'.
En dan lachte ze. En dat
alles gratis, inclusief lach. 'Omdat ze er al vanaf het begin bij is', werd
me verteld. Pas later begreep ik dat allemaal.
,,Dag jongen. Je bent
goed", zei ze aan de zwaar scharnierende buitendeur, die ik na haar geschaak
voor haar openhield, vooral nadat ze zich per rollator verplaatste.
Ach, M. Ze is dood.
Het oubollige buffet is een
veilige barricade geworden. Daar kan ik verhalen aanhoren, interessante
mensen leren kennen, stemmingen ruiken (gaat het goed of minder goed?) en kan
ik ook wat van mezelf kwijt. Inmiddels groeit die donderdagmiddag uit tot
nachtwerk, als een aantal getrouwen hun echte, soms intieme vertelsels
vertellen. Die we onder elkaar honoreren met 'een rondje' dat ik dan trouw
inschenk, incasseer of betaal. En nu is er na die maandag ook een dinsdag. En
dreigt na de woensdag en de vaste donderdag - die steeds drukker wordt omdat
'ze' er alle evenementen op hebben gepland - De SOOP breidt uit en ik ook.
Het wordt steeds omvattender.
Waar gaat dat naar toe? Ik
zal toch niet aangestoken zijn door het SOOPvirus? Die wijfies?
Impressie van de SOOP door Ies Jacobs

IMPRESSIE
Jack van Vlijmen
De
impressie van Ies Jacobs hierboven, treft heel goed de serene sfeer van een
rustige dag in de SOOP gelaghkamer. Links onder zitten de bridgers dat is
onmiskenbaar. Ze versperren half de weg naar de wc. Als ik er langs loop
onderdruk ik altijd de neiging om X, die met zijn rug naar het raam zit, te
groeten. Y die naast hem zit ziet er me te vervaarlijk uit. In het verleden
heeft hij me verontwaardigd aangesproken op mijn gedrag. Bridgers mogen
absoluut niet gestoord worden. maar ik vind ze toch wel grappig. Die eeuwige
kaarters brengen hier een beetje de sfeer van een Limburgs café. Ik stel
me voor dat als ik heel oud ben – ben ik dat al niet? – ik ook heel gelukkig
zal zijn met mijn glaasje en de afleiding. En ik zou beslist niet uit mijn
concentratie gebracht willen worden door langslopende personen!
Mijn
lievelingsplekje is op deze rustige dag het hoekje met de luie stoelen. Ik
laat me in een grote fauteuil glijden. De lange vrouw met grijs opgestoken
haar, van wie ik steeds de naam vergeet, komt naar me toe en vraagt met een
allerliefste glimlach of ik wat wil drinken. Ik voel me bijna schuldig dat
de koffie voor me gehaald gaat worden. We zijn toch allemaal vrijwilligers.
Ik kan best naar de bar lopen. Maar ze komt terug en ze heeft een grote doos
met koekjes bij zich.
'Zitten ze tegenwoordig in een doos?' vraag ik.
'Ja,
en we mogen ze niet meer op de bar zetten'
Sommige mensen schijnen meer dan één koekje te nemen bij een consumptie. Nu
is er hard ingegrepen: de koekjes moeten door de gastvrouwen en -heren
gepresenteerd worden. En daar wordt weer kritisch commentaar op geleverd .
Gisterenavond werden er aan de bar grappen gemaakt over pinda's die
eigenlijk geteld zouden moeten worden. We haalden herinneringen op aan de
vorige twist over het voedsel. Toen ging het over mensen die een grote kop
koffie kregen en mensen die een kleine kop koffie kregen voor dezelfde
prijs. De barman wakkerde het vuurtje nog aan door zich naar mij over te
buigen en hardop te fluisteren:
'Het
komt allemaal in de schaduwkrant'
Hij
grijnsde er veelbetekenend bij. Inmiddels is er een groep mensen
binnengekomen die ik niet ken. Ze worden naar de grote tafel in de hoek
geloodst. Ineens is het actie aan de bar. Kopjes koffie worden aangedragen
en de doos met koekjes gaat rond. Als iedereen voorzien is komen beide
barmedewerksters aan mijn tafeltje zitten.
'Wie
zijn dat?' vraag ik.
'Dat
zijn mensen uit Zwijndrecht'
'Wat
doen die hier?'
'Die
doen een rondleiding lang Joodse plekken in de buurt. Zulke groepen komen
wel vaker.'
Ik
kijk de mensen eens aan. Er is een beetje een dikke man bij met
stekeltjeshaar en twee hele gewone vrouwen. Nu ze uit Zwijndrecht komen
probeer ik er iets in te zien van mensen uit de buitengebieden, maar ze zijn
in niets van Amsterdammers te onderscheiden.
'Ik
mag ze niet laten betalen' zegt de vrouw met het lange grijze haar,
'bezoekers die voor de eerste keer komen krijgen hun eerste kopje koffie
gratis'
Als
de gasten vertrekken wijzen zij het hun gratis aangeboden kopje
verontwaardigd van de hand.
'Ben
je gek,' zegt de begeleidster van het gilde Amsterdam, 'dat zou wat moois
zijn. Wij betalen gewoon. Anders durven we hier niet meer te komen.'
De
rust keert weer. De barmedewerksters vertellen mij hoe lang ze al bij de
SOOP zijn. Vanaf het begin blijkt, en ze waren direct al vriendinnen. Ze
lachen blij naar elkaar en ik lach naar hen.
Wat
is het een heerlijke ochtend.
Miep Kraak
Elly van der
Kleyn
Ik weet nog geeneens meer in
welk jaar - 2002 dacht ik - toen ik voor het eerst bij de SOOP kwam. Ik was
54 jaar en voelde me stokoud ! En ook niet echt lekker in mijn vel. Ik was
vrijwilligster geweest bij Bernardus maar dacht: is dat nou oud worden ? Ik
werd er echt niet vrolijk van.
Ik was op zoek naar
vrijwilligerswerk, niet goed wetende wat ! Via de Stopera - de 50 plus markt
- had ik o.a. een folder van de SOOP. Geen idee wat het was maar het leek me
wel wat.
Een gesprek met Aaltje en
wat hartelijk allemaal, werd meteen uitgenodigd voor de vernissage die er in
die week was. Zo kwam ik achter de bar en voelde een hele fijne sfeer, dus ik
meteen 2 keer per week !
Mijn zelfvertrouwen groeide
enorm; je voelde je er echt bijhoren en ervaarde het als een soort familie
en... ineens had ik er ook geen moeite meer mee dat ik de 50 gepasseerd was
want ik was helemaal onder de indruk hoe energiek de mensen waren die al over
de 70 zijn. Ik dacht: zo kan het dus ook !!
Ik voelde me als een vis in
het water en deed ook mee aan computerlessen en zo enthousiast werd ik, dat
ik dacht: aan dit soort plekken wil ik meewerken.
Dus ging ik als
vrijwilligster ook bij De 2e Uitleg, en heb ik meegeholpen de SOOJ op te
zetten. En wat ook heel leuk was: er werd nog weleens gezegd “ach jij bent
nog jong.”
In ieder geval heeft de SOOP
voor mij heel veel betekend.
Alleen maak
je toch steeds andere fases door en had ook wat behoefte om wat meer in de
Jordaan te doen, waar ik woon met ook andere doelgroepen. Vandaar dat ik even
wat afstand nam.
Maar ik kan
gewoon niet zonder die fijne mensen van de SOOP, dus ik ben er weer hoor! En
nooit gedacht: als Miep Kraak ! Ik maak daar schoon en sta zo nu en dan weer
achter de bar.
SOOPSE INDRUKKEN
Rijk van den Hoek

Kennismaking
De eerste keer dat ik bij de SOOP binnen kwam
werd ik allerhartelijkst ontvangen eerst door een man en een paar meter
verder bij de kapstok, door een vrouw. Hij zwaaide me joviaal de hand, vroeg
hoe ik heette, hoe het met de kinderen ging en ik kreeg het gevoel dat we
elkaar allang kenden, dat we familie waren. De vrouw omhelsde me
hartstochtelijk en zoende me op beide wangen, zodat ik me nog meer deel van
de familie voelde. Dit is een leuke club dacht ik, hier kom ik vaker. Later,
veel later, ik ben niet zo vlug, kwam ik er achter dat die twee iets met
elkaar hadden en toen dacht ik dat ze wellicht net besloten hadden om
verliefd op elkaar te zijn, of dat allang waren, maar een ruzie hadden
goedgemaakt. Dat ze dus uit zichzelf en om elkaar zo blij waren, en niet om
mij, waarom ook?
Dat kon niettemin mijn pet niet deuken, er
waren nog veel meer aardige mensen met wie ik kennis maakte. En dat de SOOP
eigenlijk alleen maar een holle ruimte is, althans een stichting met de naam
“Ontmoetingsruimte” en dat er eigenlijk nog meer hoofdletters in de naam
horen te staan, zoals de W voor Weesperbuurt en dat als je de volledige naam
leest je bijna zo duizelig wordt als van de lange en ingewikkelde namen die
overheidsdienaren verzinnen voor de meest simpele organisaties, zie ik
gerust door de vingers, want de naam SOOP, doet denken aan Soap-opera en dat
vind ik een leuke associatie. Melodramatische situaties maak ik er niet zo
erg veel mee, ik kom er niet elke dag, maar het kan broeien en gisten in de
gelaghkamer, breek me de bek niet open. De naam SOOP duidt dus op inzicht
bij de oprichters in ’s mensen natuur, gevoel voor humor en die ruimte slaat
denk ik op het elkaar ruimte bieden jezelf te zijn.
Vrijwillig
Het aardigste vind ik het feit dat de
stichting volledig op het werk van vrijwilligers draait, er komt geen
betaalde kracht aan te pas. Maar denk niet dat het werk van de vrijwilligers
knullig wordt gedaan. Alle activiteiten worden zeer professioneel verricht.
Een nieuw biervaatje aanslaan onder de bar bijvoorbeeld, wordt door menigeen
vrijwillig zonder haperen gedaan. Maar ook de boekhouding klopt al jaren,
van dag tot dag, onder de vaardige handen van een serie elkaar opvolgende
zeer bekwame penningmeesters. Maar er zijn nog tientallen andere mensen
werkzaam als soopers. Ze geven cursussen, organiseren spelletjes, er worden
kunsten bedreven en als je er binnenkomt en een nieuwe activiteit bedenkt
die een beetje kans maakt aan te slaan, dan kun je er direct en onmiddellijk
mee beginnen en ben je zoveel-en-tigste vrijwilliger. De meeste waardering
verdienen de barmedewerkers, de cateraars en bevoorraders. Een hele zwerm
mensen die zorgen dat alle bezoekers worden ontvangen, van een natje en een
droogje worden voorzien, dat er een bloemetje op tafel staat en dat er een
gesprek met je wordt gevoerd als je eenzaam aan de bar zit.
Er maken erg veel mensen gebruik van de
diensten van de SOOP. Er zijn er die eenmalig een cursus volgen maar er zijn
er ook die jaar in jaar uit komen bridgen, schilderen of schaken. Op sommige
dagen lijkt het of de SOOP één grote bridgeclub is. Op andere dagen staat de
gelaghkamer op zijn kop, want er wordt een nieuwe expositie ingericht. Op
mooie dagen wordt de tuin al gauw bevolkt door wie maar wil. Er wordt
gelezen, geschilderd of speksteen bewerkt en natuurlijk wordt de tuin
onderhouden door vrijwillige, zéér bekwame tuinmannen. Laatst zat er nog een
in de magnolia op drie meter hoog waterscheuten te snoeien■
|
Jos Haagmans
Ies Jacobs
Jack van Vlijmen
Elly van der Kleyn
Rijk van den Hoek
Len Caljouw
Wim Claassen
Irene Hertel
Clary Idzinga
Regina Imamkhan
Aartje van Zwieten
Anneke Brenning
Aad Stoeltie
Paulien Roos
Marjan Dros
Simon Jager
Henry Kloostra
Jette de Rooij
Werk van de tekenclub
Ester Wouthuysen
Itzchak Jacobsen |
Pluim
Len
Caljouw
Ik vind het heel aardig
van de Soop, dat ik altijd Doortje, mijn hond, mee
kan nemen. En een tweede
gasthond ook wel.
Pluim, wat ons betreft,
voor de Soop.
Meteen thuis
Wim Claassen
Ik
zat in het onderwijs, raakte overspannen en belandde in de wao. Alle tijd
dus voor zelfonderzoek, en zo kwam ik erachter dat ik eigenlijk best heel
graag wilde werken, maar dan niet in een snoeiharde sfeer waar je permanent
je tanden moet laten zien. Ik ben niet zo competitief.
Ik
kocht een computer, die veel van mijn tijd opslokte, en had een flink aantal
prettige jaren niets met de wereld te maken. Tot ik me opgaf voor
vrijwilligerswerk. Een dame van Seniorweb nam contact met me op; zij had van
Itschak en Aaltje een aanvraag om een computercursus te starten.
Zo
kwam ik bij SOOP terecht, nu negen jaar geleden. Ik weet niet of het nog zo
is, maar destijds kreeg ik een onthaal vanjewelste. “Wat heerlijk dat je er
bent! Op jou hebben we gewacht!” Ik voelde me meteen thuis.
Voor
mij was belangrijk dat er geen voorschriften waren. Dat je zelf kon bepalen
hoe je een cursus in elkaar wilde zetten. Sterker nog: ze vonden het
geweldig dat ik zulke leuke ideeën had.
Itschak vond bijvoorbeeld aanvankelijk dat mensen heel lang computerles
zouden moeten krijgen, tot ze er genoeg van hadden. Ik heb direct gezegd dat
ik dat niet wilde: eerst maar eens een cursus van vijf keer en dan kijken
hoe het verder moet.
Bij
de SOOP kreeg ik alle vrijheid. Wat een onbeperkt vertrouwen in een
vreemdeling, dacht ik. Het streelde mijn, in het onderwijs nogal geknakte,
ego, waar de betutteling van de grote onderwijsvernieuwing iedereen op de
kast had gejaagd.
Ik
ben geen natuurtalent als leraar, door schade en schande ben ik wijs
geworden. Ik heb een bepaalde techniek, die volg ik, en dat maakt me soms
inflexibel. Maar ik heb wel geleerd om te kijken waar iemand behoefte aan
heeft. Je moet de groep centraal stellen, niet de leerstof.
Dat
ik nu in het bestuur van SOOP zit, is leuk. Ik wil me graag ergens voor
inzetten.
Met
plezier komt ik hier bijna dagelijks. Tien minuten te voet.
Windvlaag
Irene
Hertel
Denkend aan de SOOP komen er oneindig veel kleine, vriendelijke,
kleurrijke gedachtes opborrelen! Welke zal ik pakken ? Schrijft
niet iedereen al over de liefdevolle sfeer, de geweldige hapjes,
de mooie muziekmiddagen etc etc. ? Nu weet ik
het, een herinnering van een tijd geleden...
In 2003 ben ik met en door de Soopmensen op Wereldreis geweest
in China, Marokko en Zuid Amerika. Stichting ‘Bij de Tijd’ had
de studiekring uitgenodigd om, na goede voorbereiding, een
bezoek te brengen aan de Moskee op de Rozengracht, de Casa
Migrante en aan een Chinese zanggroep.
Natuurlijk waren zowel wij als onze gast-heren-vrouwen onhandig,
ontredderd, verlegen... Wat moesten ze met een groep oude
Amsterdammers, wat wil je met elkaar uitwisselen, heb je elkaar
iets te zeggen?
Misschien heeft dit geweldige initiatief niets opgeleverd, Maar,
zoals een vlinder in Japan met zijn vleugels slaand, een
windvlaag in Amsterdam kan veroorzaken, zo is er toch iets
gebeurd : bijvoorbeeld ik, ik vond het heel bijzonder.
Hieronder mijn impressie van
deze reis |
 |
|
 |
Zo wil
ik ook oud worden
Clary
Idzinga en Regina Imamkhan
Beleidsadviseurs Stadsdeel Centrum
Het initiatief tot de
oprichting van een ouderenontmoetingsruimte in de oostelijke binnenstad was
één van de gevolgen van het zogeheten SEV-onderzoek in de jaren ’90 naar
gezondheid in het postcodegebied 1018. De afkorting SEV staat voor Stuurgroep
Experimentele Volkshuisvesting.
Een aantal actieve ouderen
uit de buurt benaderde het stadsdeel, toen nog de Dienst Binnenstad, voor
steun bij het oprichten van een ouderenontmoetingsruimte.
Het gemeentelijk standpunt
was destijds om bestaande ruimtes multifunctioneel te gebruiken, in
bijvoorbeeld verzorgings- en verpleeghuizen. Verschillende locaties werden
bekeken, maar iedere keer bleken die ‘het’ niet te hebben. Uiteindelijk werd
het toch een nieuwe ruimte in de Nieuwe Kerkstraat en ziedaar: SOOP was een
feit.
SOOP, begonnen als een
(geslaagd) experiment, heeft zichzelf inmiddels 10 jaar later een vaste plek
verworven in het welzijnsaanbod voor ouderen. Bestuur en vrijwilligers weten
het altijd knus, leuk en interessant te maken voor de bezoekers met een
gevarieerd aanbod van activiteiten, waarbij ook de inwendige mens niet wordt
vergeten (getuige de lekkere hapjes en drankjes) !
SOOP is een club
waarbij/waardoor je denkt: zo wil ik ook graag oud worden. Het stadsdeel is
erg blij met de prettige samenwerking met bestuur en vrijwilligers en hoopt
deze nog lang te kunnen blijven voortzetten.
Van harte gefeliciteerd met het 10-jarig jubileum !
Mijn leven met en bij de SOOP
Aartje van Zwieten de Blom
Hoe
kwam het er zo van. Zo oud was ik nog niet in 1998. Maar op wonderbaarlijke
wijze kwam ik iemand tegen, die mij vertelde, dat er in de Plantage
Weesperbuurt een ouderenontmoetingscentrum was opgericht, waar heel veel
vrijwilligers nodig waren. Ik was juist zoekende, na een moeilijke tijd, om
weer eens wat te gaan doen, wat me maatschappelijk weer zou doen
functioneren. Dus toog ik naar de Nieuwe Kerkstraat om eens een kijkje te
nemen. Het enorme optimisme en de drang om de zelfstandig wonende ouderen (v.a.
55jaar) een plek te bezorgen om elkaar te ontmoeten, kwam bij mij binnen. Ik
leefde op en begon achter de bar, een halfjaar. Toen rolde ik in allerlei
commissies en na verloop van een paar jaar, “bemoeide” ik me overal mee.
De stap was niet zo groot om uiteindelijk in het bestuur te
gaan zitten. Dat heb ik vier jaar gedaan, stapels verslagen geschreven en
eindeloze uren vergaderd in wisselende samenstelling, met voornamelijk veel
plezier.
In november 2005 heb ik afscheid genomen als bestuurslid. Ik
was vast besloten om flink afstand te nemen, me nergens mee te bemoeien, wat
me denk ik wel aardig gelukt is, de familie- omstandigheden hielpen me wel,
alhoewel het net zoiets is als het loslaten van je kinderen. Het zijn
moeilijke processen.
Nu weer ruim twee jaar later begin ik weer veel bezoeken af
te leggen aan de SOOP, voornamelijk om te “consumeren”. Alleen, omdat ik
mijn hart en ziel aan de literatuur heb verpand, leid ik nog steeds de
leesgroep, een vasthoudende groep, die in september 1999 is opgericht en nog
steeds naar volle tevredenheid van alle leden functioneert. Eind maart 2008
lezen we voor de honderdste keer ons boek/gedicht en dat moet gevierd
worden.
Ook zoiets, het vieren: feest, mooi weer (de tuin), voor of
na afloop van een gebeurtenis, verjaardagen, gewoon vieren om het vieren,
open dagen…altijd feest. De buurtgenoten kunnen zich geen betere plaats
wensen dan de SOOP, mijn dank daarvoor. Alhoewel ik tegenwoordig geen
buurtbewoonster meer ben, blijf ik dus komen en leuke dingen doen en
feestjes vieren.
Inmiddels is er een koor gestart, waar ik aan meedoe, erg
leuk. Ook ga ik me storten op de Duitse literatuur en mijn computerkennis
weer wat vergroten. Alles weer bij de SOOP.
Dus je kan er gewoon niet wegblijven. Het 10-jarig bestaan
komt eraan, iets om ongelofelijk trots op te zijn en waar ik me bijzonder op
verheug.
|
|
SOOP - wat is dat?
Anneke Brenning
'Loop binnen bij de SOOP. '
Ik weet niet meer of dat op de gevel was
aangeplakt toen ik in 2002, nadat ik net weer in Amsterdam was komen wonen,
een keer door de Nieuwe Kerkstraat kwam. Maar in elk geval liep ik binnen
bij de SOOP, en werd daar hartelijk ontvangen. Er waren op dat moment geen
andere mensen; later kwam er nog iemand binnen om haar hart uit te storten
over haar verhuisperikelen en vond daarvoor een luisterend oor en praktische
suggesties. En ik meen Huub vertelde mij wat de SOOP was, wat er gedaan
werd, wie er kwamen, en dat klonk allemaal heel uitnodigend. Zeker voor
iemand die wat op zoek was naar een nieuw 'netwerk' maar zich ook na 30 jaar
Groningen in haar hart nog altijd Amsterdamse voelde. Amsterdam was toch
altijd wel een beetje mijn stad gebleven.
Maar Amsterdam kent veel uitnodigende of
opnieuw te verkennen plekken, en er kwam weinig van een regelmatig bezoek.
Tot ik in de tekenclub van Ingeborg belandde. Dat is (ik maak even wat
reclame) een gezellig groepje enthousiaste amateurs, in de zin van
liefhebbers, waar iedereen vrij is om onder de bezielende leiding van
Ingeborg zijn of haar eigen voorkeuren in onderwerp en materiaalkeuze te
bepalen, en te ontwikkelen. Bij mooi weer in de prachtige tuin,
normaal in een ruimte op de 1e verdieping, in de toekomst in een prachtig
atelier dat uit de verbouwing van de zolderetage zal worden geboren.
Er gebeurt veel meer in de SOOP. Het
verbaast mij steeds weer hoeveel mensen daar op verschillende manieren, in
verschillende clubs, op verschillende niveaus en met verschillende taken en
prioriteiten dooreen lopen. Eendrachtig, dan wel voor elkaars voeten, wie
weet op eigen of elkaars tenen. Het is leuk om daar aan de gastvrije bar te
zitten en mee te praten, of het geheel te observeren. Amsterdams, vind ik
het, al is dat waarschijnlijk onzin. Een genoeglijke chaos soms. Maar ook
met interessante lezingen en mooie muziek, en zoals het mij overkomt met
ruimte voor een ieder om te doen waar je zin in hebt.
Wat is dat, de SOOP. Een sociëteit. Een
gezelschap.
Loop er maar eens binnen |
|
PAS
OP VOOR DE SOOP!
Aad Stoeltie- Segerius
In oktober 1998 zijn
wij, na 33 jaar Uithoorn, weer terug gekomen in Amsterdam. Al mijn
vriendinnen en activiteiten moest ik achterlaten.
Via de buurtkrant "De
Eilanden" ben ik eerst naar de Oosterkerk gegaan en heb mij aangesloten bij
een groep mensen die opkwam voor ouderenbelangen oostelijke eilanden. Daarna
ben ik bij buurthuis de Witte Boei lid geworden van het koor. Begin 1999
computer cursus bij Wim in de SOOP.
Renny vroeg of ik het
leuk zou vinden om barvrijwilligster te worden. Wat later stond ik samen met
Dirk-Jan op woensdagmiddag achter de bar. Altijd heel gezellig. Om 4 uur
kwam dan Annet, een buurtbewoonster, binnen met chocolade en worst om te
trakteren. Vervolgens verlangde ze niet alleen VEEL aandacht maar ook haar
vaste plaats aan de bar. Was die plek bezet dan verzocht Annet die persoon
om ergens anders te gaan zitten.
Toen maakte ik kennis
met enthousiaste bridgers. Van Henk van Bergen leerde ik bridge. Dat doe ik
nu met veel plezier twee maal in de week bij de SOOP, plus vrijwilligers
werk.
Mensen pas op voor de
SOOP ! Je wordt gevangen in haar web, gezellig en prettig.
Goede herinneringen heb
ik aan SOOP
Paulien
Roos
De kennismaking met SOOP, lees AAltje
Scheffer, was bijzonder,
waardoor ik later pc-lessen heb kunnen geven: e-mail en internet, aan
ouderen
en dat met veel plezier deed.
Inmiddels heb ik voor me zelf gekozen, (ook
al even 65+) Achter alles blijven 'aanhollen' op pc-gebied,
dat vind ik inmiddels wel best; ik kan er
goed mee overweg en ik zoek op wat ik leuk vind.
Een aantal links, die misschien interessant
zijn
* Aldfaer -
http://www.aldfaer.net/site -
voor het maken van een digitale stamboom. Zeer handig om de overvloed
aan gegevens logisch met elkaar in verband te kunnen brengen, door o.a.
persoonslijsten en kwartierstaten/stambomen.
Een kleine selectie van websites waar je
familiegegevens kunt vinden:
Veel plezier
De juiste leeftijd
Marjan
Gimbel-Dros
22 april 1996 ging
ik naar de eerste bijeenkomst van de ‘Klankbordgroep Ouderen Oostelijke
Binnenstad’ in Sint Jacob. Jeannet van Winsum en Itzchak Jacobsen waren
daarbij, en ook Greet Mager en Bob van Amelrooy, nieuw, net als ik. We
bespraken het idee van een ‘Grand Café voor Ouderen’ in de
Plantage-Weesperbuurt.
De maanden daarna
kwamen we zo nu en dan bij elkaar, als ‘Klankbordgroep’, ‘Werkgroep’ en
‘Projectgroep’. Albert Jansen was er toen ook al bij.
Al schrijvend aan
de statuten kwam ik op de naam ‘SOOP’ – een afkorting waarvan,
hopelijk, wij allen weten wat ’t betekent - ook vanwege associaties met
het Amsterdamse ‘suipen, soop, gesopen’ en met doordeweekse
televisie-soaps, met ‘oa’.
Op 24 april 1997
werd de SOOP opgericht. Voorzitter werd Greet Mager omdat, zoals zij
zei, de meeste SOOP-bezoekers vrouwen zijn en zijzelf de juiste leeftijd
had, namelijk 79 jaar. Itzchak werd penningmeester en ik secretaris.
Jeannet, Bob en Albert waren ‘bestuurslid’ tout court.
Ons onderkomen
kregen we aangeboden door onze dierbare ‘huisbaas’ Ben van de Bos van de
Sociale Dienst. Dat ging niet zonder slag of stoot: Greet, onze
voorzitter en –vechtster heeft zelfs een keer gedreigd het pand te
kraken.
Verbouwing en
inrichting begonnen die zomer, nadat we bij allerlei subsidiërende
organisaties ruim tweehonderd duizend gulden bij elkaar gebedeld hadden.
Herfst ’97 hadden
we al de eerste aktiviteiten, zoals de Studiekring van Bob, de
JMW-bijeenkomsten en de bridgelessen van Manja. En in de lente van ’98
was de verbouwing klaar en kwam de officiële opening.
En nu dus al het
10-jarig bestaan: laten we feest vieren en toasten op het roemrijke - of
roemruchte - verleden, maar vooral op de veelbelovende toekomst van onze
SOOP.
Plaatjes van Simon Jager
VROEGER…
Henry
Kloostra
Vroeger, jaaa, toen keken we geen TV, we hadden geen kompjoeter, geen
auto, we zaten thuis en we speelden spelletjes. Zo ook bij míj
thuis. We waren een gezin van negen kinderen. En er werd
geschaakt. Mijn oudste broer, Manuel, had meestal de leiding. Hij
werd later dan ook drie maal kampioen van Limburg… Ik verloor nogal
eens, en kon mij soms redden door zogenaamd naar de WC te moeten, en dan
“per ongeluk”, tijdens het opstaan, met mijn knie tegen de onderkant van
de tafel te stoten, waardoor alle stukken omvielen, zodat de juiste
stelling “helaas” niet meer gerekonstrueerd kon worden…
In de SOOP werd óók geschaakt. Miems Annegarn, toen al 84, was er op
donderdag áltijd, en ze was een sterke tegenstander. De eerste keer
tegen haar spelend, verloor ik dan ook prompt. Enigszins
verontschuldigend, met een blos op haar wangen, deed ze een zet waardoor
ineens bleek dat mijn stelling hopeloos werd, en ik alleen nog maar,
door sportief mijn koning omver te werpen, op kon geven.
Enige tijd later waagde ik mij weer eens aan een partijtje met Miems.
Ik had mij nu terdege voorbereid, en diverse, vaak door haar gespeelde
openingen doorgenomen. Niettemin ging het, na enige tijd, weer mis. Miems
behaalde voordeel door een onvoldoende gedekt paard van mij te
verschalken, en ik voorzag dat ik weer ten onder zou gaan. Tot
overmaat van ramp stonden er nu ook nog vijf toeschouwers, waaronder
drie geoefende schakers, rond het bord mee te kijken. Ik was aan
zet. De spanning was te snijden. Het werd doodstil in de SOOP. De
tóch al zachte muziek werd uitgezet. Binnenkomende bezoekers werden
fluisterend tot stilte gemaand. Ik werd steeds nerveuzer en zag nog
maar één uitweg.
Even naar de WC.
Alle stukken vielen om, deels op de grond. Iedereen begon op te rapen
en weer korrekt op het bord te zetten… Dat leek echter niet te gaan
lukken. Maar zie, ineens bleek dat Miems nóg een bijzondere kwaliteit
had. Feilloos dirigeerde ze de pionnen, paarden, lopers, torens,
koninginnen en koningen naar de juiste plaatsen, en ik kon niet anders
dan toegeven dat de stelling van zo-even weer op het bord stond. “Ga
eerst maar even plassen,” zei Miems tegen me, “dan ben je er weer klaar
voor.”
Ik gíng. Ik hoefde niet, maar ik gíng. Daarna duurde de partij niet
lang meer. Miems maakte me ín, met een blos op haar wangen. Mij
restte slechts een licht gevoel van schaamte. Ik legde mijn koning om
en wenste haar van harte geluk. En trakteerde haar op een rode
Martini.
Goede schakers plassen niet, weet ik nu.
TEKENLES.
Jette de Rooij
's Winters met 6, 7, 8 mensen - wat opgepropt - in een kamertje rond een
stilleven. Ingeborg
brengt haar dierbaarste potten en lappen daarvoor mee en heeft het over
vlakken, schaduw,
achtergrond en kleur. Tegenwoordig is er ook af en toe een model; met
bril, baard of
krullenbol.
Potlood, pen, krijt of verf: alles kan en iedereen is bezig in zijn
eigen stijl en kijkt terloops
even hoe de ander het doet. Af en toe krijg of vraag je advies, maar
vaak is het doodstil. Na
afloop worden alle tekeningen op de trap gezet en bespreken we op de
overloop de resultaten.
Fouten kent Ingeborg niet, vorderingen wel. En ineens hangt er iets van
je aan de muur,
ingelijst en wel.
Zomers werken we in de tuin. Hoeveel kleuren groen zijn er? Kies je één
hortensia of neem je
gelijk het hele perk? Ook hier gebruiken we de (brand)trap voor een
uitstalling achteraf.
Ik geniet van deze donderdagmiddagen. Het is ploeteren, maar hier ontdek
ik wat ik kan. En
wat ik allemaal nog meer zou willen kunnen. Tekenen geeft toekomst.
Werk van de tekenclub
Bijna acht jaar
SOOP-uur-gesprekken (2000-2008)
Ester Wouthuysen
De samenwerking tussen de SOOP en de
Vereniging Vrienden van de Plantage kan het best recht gedaan worden
door een overzicht te geven van de gasten die tot nu toe optraden bij
het 'SOOP-uur', zoals de SOOP het noemt, of het 'SOOP-gesprek', zoals de
Vrienden het noemen – daarin zit dan toch het verschil! In 1999 namen
Janny Lok (SOOP) en Ko van Geemert (Vrienden) het initiatief voor deze
gesprekken, die vanaf 2000 plaatsvonden. Onze gasten, buurtgenoten en
buitenstaanders, traden op in het kader van thema's zoals 'Docenten in
het onderwijs', 'Columnisten' en 'Directeuren uit de buurt', of ter
gelegenheid van een bijzondere gebeurtenis. Zij werden geïnterviewd,
lazen voor uit eigen werk of hielden een verhaal al dan niet met
lichtbeelden. Het begon met vijf sprekers per jaar, later werden het er
zes.
Janny Lok is van meet af aan de stuwende
kracht geweest vanuit de SOOP – zonder Janny geen SOOP-uur! –
aanvankelijk bijgestaan door Gerde van Dijk en sinds een paar jaar door
Inge Blaauw. Van de Vrienden waren in wisselende bezettingen betrokken
Ko van Geemert, Ester Wouthuysen, Hubertien Hermans (overleden in 2007)
en Leon Deben.
2000
Riemer Reinsma (samensteller van
het synoniemenwoordenboek), Ed Leeflang (dichter, over zijn
werk), Ellin Robles (directeur van de Hortus), Kees Bressers
(over zijn ontmoetingen met thrillerschrijvers), Frans Pointl
(auteur, over zijn leven en werk)
2001
Wim Simons (bijna 50 jaar uitgever
van De Beuk), Ester Wouthuysen (historische gebouwen in de
Plantage), Ineke Holzhaus (directeur van schrijversvakschool
't Colofon), Adriaan Jaeggi (auteur en redacteur), Karel
Warmenhoven (voorzitter van de Plantage-Buurtvereniging over
'Vergeten plekken in de Plantage')
2002
Nancy en Ruud Groenteman
(30-jarige onderwijservaring), J.W. van Hulst (oud-directeur van
de Hervormde Kweekschool aan de Plantage Middenlaan), Eef
Westerveld-Pannekoek (onderwijzeres aan de Dr. Boekmanschool),
Peter Schumacher (oud-medewerker van NRC/Handelsblad),
Judith Bos (tv-presentatrice en mediatrainster), Kees Sorgdrager
(columnist en oud-parlementair journalist)
2003
Joël Cahen (directeur Joods
Historisch Museum), Huib Dalitz (directeur van de Hortus), Ko
van Geemert (auteur en columnist), Willem van Toorn (auteur
en columnist), Haig Balian (directeur van Artis), Rob Schouten
(auteur en columnist)
2004
Martin Melchers (stadsecoloog),
Edward Bronts (directeur Dienst ongedierte GG & GD), Jo Houben
(directeur van Kunstenaars & Co), Jan Willem Schrofer (directeur
Rijksacademie van Beeldende Kunsten), Ko van Geemert (auteur van
De duiven blijven om de toren zwenken), Maarten Frankenhuis
(oud-directeur van Artis)
2005
Remco Daalder (stadsbioloog en
auteur van Stadse beesten), Lena Eeuwens (directeur van de
Hortus), Rob Chrispijn (medeauteur van Onverklaarbaar
gelukkig; over de natuur in Amsterdam en de rest van Nederland,
2004), Piet Duizer (bestuurslid van Plantage aan het water),
Iris van der Reijden (directeur van de Wittenberg), Ko van
Geemert (auteur van Broederschap of Jongensclub, de geschiedenis
van de vrijmetselarij in Amsterdam 1775-2005)
2006
Guido Frankfurther (pleinen en
straten in de Plantage), Joanna Blaisse, Clara Brinkgreve en Liesbeth
Coenen (project School's cool), Mareike Koning (Altra
jeugdzorg met later rondleiding in het 'Moederhuis' van architect Aldo
van Eyck, zetel van de directie Altra), Reno Raaijmakers (Museum
de Hermitage met later rondleiding ter plekke), Harriët Kroon
(auteur van Zo onbeleefd, over hoe Japanners naar ons land
kijken), Riemer Reinsma (auteur van Van hier tot Tokio,
hoe aardrijkskundige namen zijn ontstaan)
2007
Wil Codrington (wethouder van
Stadsdeel Amsterdam-Centrum), Frans Mooij (medewerker Dr.
Sarphatihuis), Mariëtte Brinkman (stemdocente, spreek- en
tekstcoach), Leon Deben (stadssocioloog UvA over de buitenslapers
van Amsterdam), Annemarie van de Vusse (adviesbureau over
gezondheid en milieu, specialisatie in bodemsaneringsprojecten),
Liesbeth van der Horst (directeur van het Verzetsmuseum)
2008
Erik Koldenhof (wethouder
Stadsdeel-Centrum), Paulus de Jong (hoogleraar epidemiologie en
biostatistiek, onderzoekt de achtergronden van oogklachten), Adriaan
Jaeggi (over zijn ervaringen als oud-stadsdichter van Amsterdam)
Halen en brengen.
Itzchak Jacobsen
Toen mij gevraagd werd na te denken over een ontmoetingscentrum voor
ouderen heb ik daar ruim de tijd voor genomen: anderhalf jaar. In Israel
bestonden dat soort plekken toen al, alleen was het uitgangspunt daar
verkeerd, vond ik: je komt er halen – een cursus, een kopje thee -
zonder iets te brengen. Terwijl ik het juist ontzettend belangrijk vind,
dat al het werk door vrijwilligers gedaan wordt, al is dat soms heel
zwaar voor de betrokkenen. Maar met een betaalde
kracht verandert de sfeer.
Dat idee van een gewoon cafe: ik word bediend want jij wordt betaald,
dat verandert als iedereen vrijwilliger is. Dan raak je er ook
makkelijker ingezogen. En er is een enorm arsenaal van mensen die iets
kunnen: een gepensioneerde boekhouder kan nog steeds boekhouden, al
wordt zijn kennis niet meer benut.
Een andere reden om je betrokken te gaan voelen is een omgeving met
leeftijdgenoten. Ik kan me nog herinneren dat er aanvankelijk plannen
waren om de naastgelegen creche min of meer bij de SOOP te betrekken,
onder het motto dat oude mensen het zo fijn zouden vinden om kleine
kinderen om zich heen te hebben, en dan konden ze meteen een beetje als
oppas fungeren.
Niks daarvan, heb ik meteen gezegd. Een flink hek ertussen, ook in de
tuin. Veel ouderen hebben geen behoefte aan die herrie. Als je zestig
bent, heb je meestal veertig jaar lang moeten zorgen voor anderen, je
hebt kinderen grootgebracht, nu heb je eindelijk tijd voor jezelf.
En als je leeftijdgenoten dan ook nog in een soortgelijke situatie
zitten, namelijk niet meer werken, is het ook makkelijker om binnen te
lopen en af te spreken, want dat doe je overdag niet met werkende
mensen, die hebben daar geen tijd voor. Daarom vallen mensen na hun
pensionering vaak in zo’n gat: met het werk verdwijnen ook de daarbij
behorende sociale contacten meestal snel.
Over de vereenzaming die dan volgt, wordt wel veel gepraat maar er wordt
weinig aan gedaan. Dat is ook moeilijk; als buitenstaander kan je aan
zo’n situatie vaak weinig repareren. Daarom is zo’n centrum als de SOOP
heel belangrijk. Het heeft een lage drempel, je vindt soortgenoten, je
maakt er je eigen ding, het is voor en door, halen en brengen.
Ik ken mensen die in de SOOP weer een heel sociaal leven hebben
opgebouwd, die zelfs als ze iets mankeert toch hun best doen om een of
twee keer per week nog te komen.
En wat de spullen betreft: we hebben heel wat oude, afgedankte troep
aangeboden gekregen. Daar heb ik altijd van gezegd: dat komt er niet in,
oud zijn we zelf al, we willen hier alleen goeie, mooie, nieuwe dingen.
Dat is gelukt, ga maar kijken. Mooie keuken, prachtige bar, goeie
stoelen.
Inmiddels zijn er, na de SOOP, in de Jordaan en in de grachtengordel nog
twee soortgelijke clubs voor en door ouderen opgericht, die ook heel
goed draaien. Dat bewijst toch wel dat er grote behoefte aan is.
|
|
|